Over de chronische pijn na de oorlog : Danny Brom is een wereldautoriteit op het gebied van de verwerking van trauma’s.
Dat de tijd niet alle wonden heelt, en wat pijn in het hart is, weet Danny Brom. Niet zozeer uit eigen ervaring, wel door jarenlang mensen te begeleiden die lijden onder nieuw en oud zeer. Danny Brom, doctor in de psychologie, was directeur van het Instituut voor Psychotrauma in Utrecht, waar hij sinds 1979 werkte met recente traumatische ervaringen zoals slachtoffers van geweld, verkeersongevallen en allerlei vormen van rouw. In 1988 emigreerde hij naar Israël, waar de kleine hulporganisatie Amcha toen één jaar bestond. In één decennium is Amcha dermate gegroeid dat er 120 therapeuten werken en dat de organisatie vestigingen heeft in alle grote steden van Israël : in Jeruzalem en Tel Aviv, in Haifa en Beersjeba. Tegenwoordig is Danny Brom in Jeruzalem director of research van Amcha, en in die hoedanigheid kwam hij eind mei twee dagen naar Brussel om op uitnodiging van het Militair Hospitaal lezingen te geven voor klinisch psychologen over de late gevolgen van de oorlog.
DANNY BROM : Amcha was een codewoord tijdens de Tweede Wereldoorlog, waardoor joden elkaar konden herkennen. Amcha betekent in het Hebreeuws ?jouw volk?, in het Jiddisch ook ?het gewone volk?. In het Israël van vandaag biedt Amcha hulp aan overlevenden van de Tweede Wereldoorlog. Dat zijn er alleen in Israël nog zo’n 300.000. Zij hebben nu een hogere leeftijd bereikt, maar tijdens de oorlog waren ze nog kind. Een gedeelte van hen zat opgesloten in een concentratiekamp, maar de meesten werden verstopt of leefden ondergedoken.
Amcha werd opgericht in ’87, dat is ruim veertig jaar na het einde van de oorlog.
DANNY BROM : We zijn nu tien jaar verder, maar de vraag naar therapie blijft toenemen. Enkele weken geleden was het de herdenkingsdag van de Tweede Wereldoorlog. Amcha heeft nog nooit zo’n grote toeloop gehad. Alleen al in Tel Aviv waren er op die dag meer dan tweehonderd nieuwe aanmeldingen van slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Die oorlog blijft ook actueel : er komen nog steeds nieuwe dingen aan het licht. Die berichten, bijvoorbeeld, over joodse bezittingen op Zwitserse banken, roepen zeer sterke emoties op bij de overlevenden in Israël.
Tweehonderd mensen die op één dag hulp zoeken ?
BROM : Ze komen niet noodzakelijk voor een therapie. Ze zoeken gelijkgestemden. Ze vinden het prachtig dat Amcha bestaat, dat er een adres is waar ze gewoon kunnen binnenlopen. Bij Amcha zijn er groepen met een soort clubactiviteiten of groepen die zich uiten op een artistieke manier. Daar willen ze graag deel van uitmaken, maar over de oorlog praten willen ze niet. Als ze er uiteindelijk toch over spreken, is dat heel voorzichtig, en zeer geleidelijk.
In Nederland werkte u met recente trauma’s, in Israël vooral met trauma’s die ouder zijn dan een halve eeuw. Zijn die niet heel verschillend ?
BROM : Jawel, maar de mechanismen zijn identiek. Een trauma, oud of nieuw, leidt altijd tot een sterk herbeleven van de schokkende gebeurtenis, en anderzijds tot de neiging ze uit het geheugen te bannen. Dat is een vorm van verweer : de herinnering is zo pijnlijk dat men er weinig of niets van onthield. Delen van, of soms zelfs het geheel van de voorvallen worden geschrapt uit het geheugen. Maar willen of niet, het verleden blijft je achtervolgen. Het komt terug, in flashbacks en in nachtmerries. Beide mechanismen, herbeleven en verdringen, geven aanleiding tot problemen. Vaak zijn dat fysiologische symptomen : de spanningen uiten zich via psychosomatische ziekten. Bij de ene is dat hoofdpijn, bij een andere rugpijn.
Bij recente trauma’s zijn de klachten duidelijker, en weet je ook wanneer ze begonnen. Met oude letsels uit je kindertijd niet. Veel mensen die de oorlog overleefden en bij Amcha terechtkomen, schuiven hun oorlogsverleden opzij. Ze menen dat hun verleden niet terzake doet, zeggen dat ze zonder oorlog dezelfde persoon zouden zijn. Dat is natuurlijk niet zo. De gebeurtenissen van lang geleden hebben hun leven bepaald. De oorlog was niet voorbij in 1945.
Kan een therapie na meer dan een halve eeuw nog iets veranderen ?
BROM : Zeker wel. Ik neem het voorbeeld van een joodse man die in ’35 geboren werd. In ’42 vluchtte hij samen met zijn ouders en zijn oudere broer vanuit Nederland naar Frankrijk. Daar werden ze verraden en opgepakt. Sindsdien heeft hij zijn ouders niet meer gezien. Hij werd gescheiden van zijn broer en werd ondergebracht in een Frans klooster. Eens de oorlog voorbij was, zou hij zijn gewone leven weer opnemen. Maar dat gewone leven was er niet meer. Toen hij terug in Nederland kwam, bleef er niks van over. Zijn ouderlijk huis was weg, zijn hele familie was dood. Hij had alleen zijn broer nog, maar was totaal van hem vervreemd. Op school ging het niet goed, hij vond zijn draai niet meer in Nederland. Net als duizenden andere jongeren, trok hij eind jaren veertig naar Israël. Net als zoveel andere overlevenden van de oorlog heeft hij zich snel aangepast aan de nieuwe situatie, wilde niks meer te maken hebben met zijn verleden en is nooit meer teruggekeerd naar zijn land van herkomst. Hij trouwde, en angstvallig organiseerde hij zijn leven tot in de puntjes, in een poging om alles onder controle te houden.
Lukt dat ?
BROM : Gedeeltelijk. De meeste overlevenden hebben al die tijd vlak geleefd, met weinig gevoelsmatige ervaringen. Ze kennen geen echt geluk of verdriet, zelfs geen plezier. Ze smoren elke emotie in de kiem om hun pijn te verdringen. Men kon er niet over praten, en de omgeving wilde er ook niet te veel over horen. Stilstaan bij het verleden had geen zin. Ze moesten vooruit, zich richten op de toekomst en de maatschappij opnieuw opbouwen. Veel overlevenden in Israël hebben buitengewoon goed gefunctioneerd. Niet iedereen, natuurlijk, er zijn ook daklozen, arme sloebers die blijven ronddwalen. In Jeruzalem ken ik een man die op straat leeft en elke nacht doorbrengt bij een oorlogsmonumentje.
Gek geworden van verdriet en ellende ?
BROM : Nee. Niemand wordt er gek van, ook niet van de vreselijkste gebeurtenissen. De symptomen van een trauma mag je niet afdoen als krankzinnigheid of een afwijking. Die mensen zijn niet gestoord of ziek. Ze lijden, dragen een chronische pijn mee. Of ze nu landlopers of geslaagde zakenlui zijn. Velen zijn dus heel succesvol geweest in hun carrière. Jaren zijn ze erin geslaagd niet aan het verleden te denken, maar als ze met pensioen gaan, komt dat verleden in alle hevigheid terug. In die periode voelen ze ook de noodzaak om er iets aan te doen. Dat gebeurde ook met de man in mijn voorbeeld. Zolang hij werkte, was er ogenschijnlijk niks aan de hand. Maar een paar jaar geleden ging hij met vervroegd pensioen, en toen kreeg hij allerlei vage klachten. Lichamelijke, maar ook emotionele : hij voelde zich altijd gespannen, het contact met zijn vrouw vlotte niet meer, ze was altijd boos op hem. Hij aarzelde lang of hij in therapie zou gaan, en nog langer over de taal die hij tijdens de gesprekken zou gebruiken. Hij kon niet kiezen tussen Nederlands, Frans, of Ivriet, modern Hebreeuws.
Is er dan zo’n ruime keuze ?
BROM : Het is een van de bekommernissen van Amcha om, indien mogelijk, de gesprekken te voeren in de moedertaal van de betrokkene. En meestal kan dat : de 120 therapeuten zijn van heel diverse afkomst. Uiteindelijk koos die man voor het Nederlands. Al is hij bijna veertig jaar weg uit Nederland en heeft hij die taal sindsdien niet meer gebruikt, spreekt hij het nog steeds vlekkeloos. Die hele periode zat intact in hem opgesloten.
Na twee jaar therapie heeft hij een brief geschreven naar zijn broer, met wie hij 35 jaar geen contact had gehad. Sindsdien zien ze elkaar geregeld. Het zijn pijnlijke ontmoetingen : als ze samen zijn, kunnen ze niet anders dan aan hun voorgeschiedenis denken, en missen ze hun ouders van wie ze nooit afscheid konden nemen. Toch is het een enorme opluchting om elkaar te hebben teruggevonden. Na vier jaar therapie is die man zijn oorlogservaringen beginnen neerschrijven, zodat de puzzel eindelijk kan samenvallen en hij zijn geschiedenis kan vertellen aan zijn kinderen.
Kenden zijn kinderen die dan niet ?
BROM : Kinderen van oorlogsoverlevenden weten dat er iets is, dat voelen ze. Ze leren uiteraard in de geschiedenisles dat joden tijdens de oorlog werden vervolgd en ze weten ook dat hun ouders na die oorlog naar Israël emigreerden. Maar wat er precies met hun ouders is gebeurd, is hen niet verteld, en ze durven er niet naar te vragen. Tussen mensen die de oorlog overleefden en hun kinderen is het een ongeschreven wet om het verleden onaangeroerd te laten. Pas de derde generatie voelt zich vrij genoeg om te vragen : ?Opa, waar was jij tijdens de oorlog ??
Dat drukt toch ook een stempel op die hele tweede generatie ?
BROM : Die heeft zeker bijzondere aandacht nodig. Onderzoek heeft inmiddels aangetoond dat er in die tweede generatie niet meer of minder psychopathologie aanwezig is dan bij anderen van dezelfde leeftijd. Maar als een kind van oorlogsoverlevenden om een of andere reden in therapie komt, heeft het zeer specifieke problemen : de relatie met de ouders. Die band is voor die kinderen vaak zeer belastend en verstikkend is. Van hen wordt nog veel meer verwacht dan in andere gezinnen. Zij moeten, nog meer dan anderen, de dromen van hun ouders waarmaken. Zij werden het symbool van overleven, dikwijls zijn ze ook genoemd naar een familielied dat in de oorlog was omgekomen, en moeten ze compenseren en vervangen wat de ouders is ontnomen. Dat is een onmogelijke opdracht. Hoe kunnen zij zich ooit vrij voelen, hoe kunnen zij zich losmaken van hun ouders ? Sommigen emigreren naar een ander werelddeel, maar dat lost niets op : ze nemen zichzelf mee, en ook alle interne regels over wat mag en wat niet.
Om hun eigen leven te kunnen uitbouwen, moeten zij zich ervan bewust worden hoe de relatie met hun ouders hen aan banden legt en hun vrijheid beperkt. Ook als ze volwassen zijn, worden die kinderen nog geculpabiliseerd door hooggespannen verwachtingen. Ze worden gekortwiekt omdat ze verantwoordelijk zijn voor het geluk van hun ouders. Die mensen hebben al zoveel meegemaakt, nu moeten ze ontzien worden.
Amcha blijft dus aan de slag met de volgende generaties, ook als er geen overlevenden van de Tweede Wereldoorlog meer zijn ?
BROM : In Israël zijn er ook de dag van vandaag oorlogstrauma’s. Er zijn spanningen tussen joden en Palestijnen, spanningen aan de grenzen, moordaanslagen… Liefst van al werden wij werkloos, omdat er geen trauma’s meer bestaan. Maar zolang er oorlog is in de wereld, kunnen wij de mensheid van dienst zijn met wat wij geleerd hebben. De Rwandese regering vraagt ons, bijvoorbeeld, om hulpcentra op voor oorlogsgetroffenen op te starten. Een collega geeft ook geregeld les in Sarajevo. Maar zowel Rwanda als ex-Joegoslavië moeten zien hoe zij onze kennis kunnen inpassen in hun cultuur. Amcha-therapieën zomaar overplanten heeft geen zin. In andere landen hebben wij geen contact met de bevolking. We geven bijscholing aan lokale hulpverleners en artsen. Wij zijn ook gevraagd om seminars te geven in Amerika. Daar was het einde van de oorlog in Vietnam het begin van veel wetenschappelijk onderzoek. Hun jongens, die vertrokken als helden en terugkeerden als misdadigers, zijn zwaar getraumatiseerd. Daar weet men nu ook dat de oorlog gevolgen heeft die nooit meer genezen.
Griet Schrauwen
Kinderen tijdens de oorlog : verdoemd tot een vlak leven.