Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Volgens Guy Verhofstadt, als hij tijd heeft premier van dit land, moet het gerecht in België sneller werken. De premier stelde dit in TerZake, op de eerste dag van het proces-Dutroux. Dat proces heeft plaats acht jaar na de feiten, en dat vindt de premier wat lang.

Er zijn nog sterkere voorbeelden. Wij denken spontaan aan de zaak ‘Goovaerts versus Verhofstadt’, waarvan de feiten zich in 1988 hebben voorgedaan! Zestien jaar later is er nog geen uitspraak, dat is dus dubbel zo lang als bij Dutroux. En hoewel hij zelf voor een snellere rechtsbedeling pleit, schijnt de premier weinig inspanningen te doen om alvast in dit geding spoedig tot een uitspraak te komen.

Zelf zouden wij het niet durven suggereren, maar sommige waarnemers insinueren dat Verhofstadt probeert een eventueel vonnis op zijn minst te doen uitstellen tot na de verkiezingen van 13 juni, en tot na de samenstelling van de nieuwe Europese Commissie in het najaar. Stel nu maar eens, in een extreem geval, dat de premier kort vóór de stembusgang zou worden veroordeeld voor iets wat juridisch-technisch onder de categorie ‘diefstal’ valt, dat zou niet goed overkomen bij de kiezer. ‘Dief’ klinkt evenmin aantrekkelijk op een officieel curriculum vitae bij de kandidatuur voor een Europese topfunctie, hoewel het daar volgens bepaalde eurocritici soms wel een equivalent van is.

De klacht van ex-VLD-penningmeester Leo Goovaerts is eigenlijk ingediend tegen de premier én tegen een zekere Dominique Verkinderen, een koorzangeres met wie Verhofstadt volgens kwatongen ooit iets zou hebben gehad. Al weet niemand precies wat.

De juiste toedracht der feiten is een jaar of vier geleden al in de openbaarheid gebracht, maar velen zijn ze vergeten. Gelukkig is er Kwaad Bloed, om op tijd en stond het verleden op te rakelen.

We zijn eind 1987 en het ‘Joenk’ is door Jef Houthuys uit de regering-Martens gekieperd. En met hem zijn hele partij. Jef was een kalme mens, maar van Verhofstadt kreeg hij het op zijn heupen, toch al zo aangetast door jicht en syndicale betogingen. Op bevel van de vakbond dumpte Martens tegen zijn beloften in zijn liberale partner, en ging scheep met de socialisten, van wie we vandaag nóg niet verlost zijn. Dat was laf, maar zoals het in de soms ruwe volksmond heette, had Martens dan ook geen ballen aan zijn lijf. Een bewering die hij jaren later de facto zou weerleggen door op hoge leeftijd nog vader te worden, met wat overdreven zin voor symboliek zelfs van een tweeling.

Daar stond het Joenk. Had niet eens meer een bureau. Dat zou hij zich spoedig weer toe-eigenen door Annemie Neyts uit het hare te schoppen, maar net na de ezelsstamp van Martens had hij géén kantoor. En geen geld. Want hoewel hij korte tijd voor minister van Begroting speelde, kan Verhofstadt absoluut niet met geld omgaan. Na zijn doortocht in de voorzittersstoel was de VLD op een haar na bankroet. Zoals zijn opvolger Herman De Croo, met de pijn in het hart die hem zo kenmerkt, breeduit in alle media rondbazuinde.

Het Joenk huurde een pand in de Handelsstraat te Brussel. Zonder meubelen, zonder huisgerief, en zonder een rooie duit om zich een van beide aan te schaffen. Maar zo nu en dan past Verhofstadt graag de principes van de marxist-leninisten toe: hij gaat het geld halen waar het zit. In dit geval in de kas van de PVV-Jongeren, die onder de gewaardeerde leiding stonden van Geert Versnick. Eerder had het Joenk voor zijn eigen kiescampagnes ook al royaal uit de algemene partijkas geput. Allemaal geld dat hij moest terugbetalen, iets waartoe hij met aandrang werd verzocht toen de personeelslonen van de partij in het gedrang dreigden te komen.

Het was toen dat Verhofstadt ging wenen en lenen bij Leo Goovaerts, in die dagen adjunct-penningmeester. Een man met niet alleen een hart maar ook een portefeuille van zuiver goud. Leo Goovaerts, naïeve duif die hij was, stortte op 12 oktober 1988 twee miljoen frank op de rekening van Guy Verhofstadt en Dominique Verkinderen, met als mededeling eronder: ‘Lening.’

U en ik zouden deze weldoener eeuwig dankbaar zijn, en ’s avonds in het zwart gaan bijklussen om zo snel mogelijk alles te kunnen teruggeven. Niet zo de premier. Verdient vele miljoenen netto per jaar, maar zestien jaar na datum heeft hij nog altijd de eerste cent niet afbetaald. Heeft Goovaerts in ruil voor kwijtschelding wel vanalles beloofd, van senator tot koninklijk commissaris, maar ook van die beloften heeft hij er geen enkele gehouden. Meer: toen Goovaerts niet van kwijtschelding wilde weten, werd hij uit de VLD gezet.

Volgens de premier was die twee miljoen een ‘gift’ aan de partij. Dat heeft Goovaerts ondertussen vaak genoeg tegengesproken, en het overschrijvingsformulier van 12 oktober 1988 laat geen twijfel: er staat ‘Lening’ en niet ‘Gift’. De storting is bovendien gedaan op de rekening van de heer Verhofstadt en mevrouw Verkinderen, niet op die van de partij. Met zestien jaar intresten erbij gaat het inmiddels om een som van drie en een half miljoen frank.

Als de premier zijn eigen woorden voor één keer in de praktijk wil toepassen en alle proceduremanoeuvres staakt, ook die met door list verkregen ‘afstanden van rechtsvordering’, kunnen we misschien toch nog vóór 13 juni een uitspraak krijgen. Men mag al reikhalzend uitkijken naar de dag waarop de heer Goovaerts aan de rechter zal moeten uitleggen hoe verweerder Verhofstadt destijds omsprong met de gelden van de liberale partij.

Een eenvoudiger klus dan de zaak ‘Goovaerts vs Verhofstadt’ krijgen ze op de rechtbanken zelden voorgeschoteld. Aan de premier om het te doen vooruitgaan. Er rest dan nog één vraag: hoe is het mogelijk dat een eerste minister zich aan zoiets onnozels laat kennen?

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Expertise