Een kwarteeuw geleden, op 15 juni 1979, voltrok zich een dramatische breuk in de Belgische vrijmetselarij. Het belangrijkste twistpunt was de erkenning van het godsbestaan. Maar ook over de vraag of loges zich mogen of moeten inlaten met de politiek, bestaat nog altijd grote onenigheid. Wat ís een vrijmetselaar eigenlijk? Wat dóét een vrijmetselaar precies? En met welke dilemma’s kampt de vrijmetselarij? In een unieke serie gaat Knack de komende weken op zoek naar de spirituele en maatschappelijke betekenis van de loge anno 2004.
‘I s dat alles? Gij zult mij niet wijsmaken dat dit het gansche Metselaarschap is. Indien dat zo is, zo hebt de goedheit om mij mijne zestig rijksdaalders wederom te geeven; anders zo zal ik morgen alle uwe zotternijen in de Courant laten zetten. Ik zoude waarlijk nooit gedacht hebben dat redelijke lieden diergelijke wisje-wasjes zo ernstelijk konden behandelen.’(Een Duitse markies in ‘De geheimen der vrye-metselaars geopenbaart’, 1743)
Je kunt jezelf wekenlang onderdompelen in de lectuur, je kunt er urenlang over praten met ingewijden, maar nooit zul je weten hoe het is om een vrijmetselaar te zijn. Je moet het zijn om het echt te begrijpen. Dat is, zeggen ze, het Geheim.
Verder kun je er alles over lezen en alles over vragen. Alleen de identiteit van zijn broeders en zusters kan de vrijmetselaar nooit prijsgeven, daarover heeft hij of zij een dure eed gezworen. Velen onder hen verkiezen ook zelf anoniem te blijven. Omdat ze bang zijn om hun job kwijt te spelen, omdat ze de vervolging door nazi’s en communisten nog niet zijn vergeten, of gewoon: omdat ze het een privé-zaak vinden, waarmee ze niet te koop willen lopen.
‘Noem mij maar mevrouw X’, zegt de 47-jarige vrouw die vijf jaar geleden aanklopte bij een Antwerpse vrouwenloge. ‘Na de geboorte van mijn kinderen was mijn inwijding de meest ingrijpende gebeurtenis in mijn leven. Alsof ik eindelijk thuiskwam, na jarenlang te hebben gezworven. Ik beleef het vrijmetselaarschap als een vorm van spiritualiteit, iets wat ik in de kerk nooit heb gevonden. In de tempel kom ik tot rust, kan ik mijn kwetsbaarheid tonen. De onderlinge verbondenheid die er heerst, is niet onder woorden te brengen, tenzij misschien in die ene zin uit het inwijdingsritueel, die mij enorm aangreep: Voortaan zijt ge nooit meer alleen. Het werk in de tempel heeft mij geleerd om afstand te nemen, om te relativeren, om niet altijd meteen het hoge woord te willen voeren. Het eerste anderhalf jaar mág je zelfs niets zeggen in de tempel. (lacht) En geloof me, voor mij is dat een opgave. Ik heb mezelf beter leren kennen, met al mijn zwakheden en gebreken. Ik durf gerust zeggen dat het vrijmetselaarschap van mij een beter mens heeft gemaakt.’
Oud-journalist Piet Van Brabant is 72 en werd veertig jaar geleden ingewijd. ‘En nog altijd verlang ik ernaar om naar een zitting te gaan’, zegt hij. ‘Soms ga ik zelfs drie keer per week, naar verschillende werkplaatsen. Het is een soort verslaving. Vraag me niet hoe dat komt, het is ook voor mij een groot vraagteken. Want de rituelen zijn altijd, overal, exáct hetzelfde, van New York tot Hongkong. Misschien kun je het vergelijken met een muziekstuk waar je veel van houdt: dat wil je ook telkens opnieuw beluisteren, zonder dat het gaat vervelen. In de tempel kan ik mijn batterijen opladen, herademen. Daarom ben ik destijds toegetreden: ik wilde een spiritueel tegengif tegen de materia-listische buitenwereld. Er zijn ook veel vrijmetselaars die teleurgesteld worden, hoor, die er nooit echt kunnen inkomen. Maar met je verstand zul je het ook nooit begrijpen, het is iets wat je gaandeweg aankweekt. Alleen met de intelligentie van het hart kun je hopen om het Geheim ooit te doorgronden.’
België telt ruim 17.000 vrijmetselaars, verspreid over een 300-tal werkplaatsen of loges. Elke loge is volledig autonoom, maar is tegelijk aangesloten bij een zogenaamde grootloge of obe-diëntie. Elke obediëntie heeft haar eigen statuten en toelatingscriteria. Zo wor- den in de werkplaatsen die behoren tot het Grootoosten van België, de Grootloge van België en de Reguliere Grootloge van België, alleen mannen toegelaten. De Vrouwengrootloge van België bestaat alleen uit vrouwen, en Le Droit Humain is een gemengde obediëntie.
Eenheid in verscheidenheid? Ja en nee. Elke ingewijde (m/v) voelt zich nog altijd verbonden met de Engelse broeders die drie eeuwen geleden de Orde der Vrijmetselaars hebben gesticht. Maar er gaapt wel een diepe kloof tussen de Reguliere Grootloge van België en de andere vier obediënties. Die kloof ontstond op 15 juni 1979, toen Piet Van Brabant en 332 andere broeders de Reguliere Grootloge in het leven riepen, na jarenlang vrijmetselaarsgeruzie over twee fundamentele vragen.
Vraag één: bestaat God?
Vraag twee: mogen de loges zich bezighouden met politiek?
Vandaag, bijna een kwarteeuw later, ziet het er niet naar uit dat die breuk spoedig zal worden hersteld. Integendeel: terwijl de – ondertussen 1500 – reguliere vrijmetselaars zich nog steeds onthouden van politieke debatten in de loge, wordt in heel wat andere werkplaatsen fel gediscussieerd over wereldse kwesties. Vooral het Grootoosten van België – met 9000 broeders de grootste obediëntie – wil steeds actiever deelnemen aan het maatschappelijk debat: drie weken geleden was zelfs de pers uitgenodigd op een colloquium over Mensenrechten, democratie en culturele verscheidenheid. Merkwaardig genoeg was er, behalve Knack, niemand van de Vlaamse pers aanwezig. ‘Dat verbaast mij niets’, zegt mevrouw X. ‘Journalisten zijn doorgaans alleen geïnteresseerd in sensationele verhalen over complotten en vriendjespolitiek.’
‘De Vrijmetselarij bevestigt het bestaan van God, Opperwezen, dat zij aanduidt met de naam Opperbouwmeester van het Heelal. Zij eist van al haar leden dat zij deze bevestiging aannemen. Deze eis is absoluut en kan niet het voorwerp uitmaken van enig compromis of voorbehoud. De Vrijmetselarij definieert het Opperwezen niet en laat eenieder de absolute vrijheid om er zich een opvatting over te vormen.’(Artikel 1 uit de Constitutie van de Reguliere Grootloge van België, naar James Anderson)
In België, waar vrijmetselarij en vrijzinnigheid haast onafscheidelijke begrippen zijn, klinkt het bijzonder eigenaardig. Een eis om het bestaan van God te bevestigen? Absoluut en zonder voorbehoud? Toch is het precies dit fragment uit de eeuwenoude grondwet van James Anderson, dat Piet Van Brabant en zijn 332 broeders in 1979 opnieuw in ere wilden herstellen. ‘Wij aanvaarden geen atheïsten of agnostici’, zegt Van Brabant. ‘Je moet geloven in het godsbestaan, al mag je dat persoonlijk interpreteren. Ik ben bijvoorbeeld geen lid van een kerk, nooit geweest. Maar wie dat wel is, zullen wij natuurlijk niet weigeren. Er is zelfs een priester bij de Reguliere Grootloge.’
Door het bestaan van de Opperbouwmeester te bevestigen, zochten de broeders van de Reguliere Grootloge in 1979 opnieuw aansluiting bij de traditionele Angelsaksische vrijmetselarij, die wereldwijd wordt bedreven door ruim zes miljoen mannen. De stichters van de Orde hebben behalve het godsbestaan namelijk ook de exclusieve mannelijkheid van de vrijmetselarij grondwettelijk verankerd. Of dat nog van deze tijd is? ‘Nee’, bekent Van Brabant. En glimlacht: ‘Maar wij zijn ook niet van deze tijd.’
De eerste vrijmetselaar was niemand minder dan Adam, de levensgezel van Eva. Althans, volgens de symbolische verhalen die de broeders zelf hebben bedacht. De echte geschiedschrijving begint iets later: op 24 juni 1717, het feest van Sint-Jan de Doper, werd in een Londense kroeg de eerste Grand Lodge gesticht. In 1723 publiceerde de presbyteriaanse dominee James Anderson de Constituties van de Vrije-Metselaars.
Dat vrouwen destijds geen toegang kregen tot mannelijke clubs, is niet zo eigenaardig. Maar vanwaar die Great Architect, de Opperbouwmeester? Het brein achter die term was vermoedelijk de anglicaanse dominee Joseph Theopile Desaguliers, die persoonlijk bevriend was met Isaac Newton, ontdekker van de zwaartekracht. Voor Newton, die zowat eigenhandig op papier zette hoe het universum ongeveer in elkaar zit, was God de grote architect, de ingenieur die het klokvaste horloge van het heelal haarfijn in mekaar had gezet – wetenschappers en God konden in de 18e eeuw nog best samen door dezelfde deur.
De gelovigen ónderling, daarentegen, stonden mekaar in 1717 al twee eeuwen naar het leven in bloedige godsdienstoorlogen. Ook de diepe politieke verdeeldheid had in Engeland een hoge tol geëist. De Londense broeders waren moe-gestreden, moe-gehaat. Daarom besloten ze om zich af en toe terug te trekken uit de barre buitenwereld, om samen op zoek te gaan naar een center of union, een middelpunt van vereniging, waar ze mekaar als mensen, als broeders zouden kunnen ontmoeten, of ze nu anglicaan, presbyteriaan, puritein of katholiek waren. Vandaar ook de grondwettelijke bepaling: in de loges geen gedoe over godsdienst of politiek.
De vrijmetselarij veroverde spoedig de rest van de westerse wereld en de Constitutie van Anderson reisde overal mee. Toen in 1833 de eerste Belgische vrijmetselaars zich verenigden in het Grootoosten van België, luidde artikel 135 van de statuten: ‘De loges zullen zich niet inlaten met politieke of religieuze vraagstukken.’ Maar dat artikel zou spoedig sneuvelen. Evenals de bevestiging van het godsbestaan. Zelfs vandaag nog zijn er loges die tot het besluit komen dat het beter is om de Opperbouwmeester ‘helemaal buiten te gooien’.
‘Daarom is het uitdrukkelijk verboden deel uit te maken van de vrijmetselarij of ermee op enigerlei wijze te sympathiseren. Wie dit toch doet, betoont zich onwaardig nog langer de absolutie of andere sacramenten te ontvangen en dit tot hij ernstig berouw heeft betoond.’(Uit een bisschoppelijke brief die door alle Belgische pastoors in de kerk werd voorgelezen, 1837)
‘Ik zou destijds ook op de barricaden hebben gestaan’, zegt Piet Van Brabant. ‘De aanvallen van de katholieke kerk waren onaanvaardbaar. Ik vind het volstrekt normaal dat de Belgische vrijmetselaars vroeger antiklerikaal waren. Maar de tijden zijn ondertussen toch veranderd. Om duidelijk te maken waar de traditionele vrijmetselarij voor staat, ben ik na mijn pensioen boeken beginnen te schrijven. Ik ga ook vaak lezingen houden. En de meeste mensen zijn verbaasd als ze horen welke strekking ik vertegenwoordig. Ze denken nog steeds dat het doel van de vrijmetselaars erin bestaat om die antiklerikale snaar te blijven betokkelen. En voor de Reguliere Groot-loge is dat absoluut niet het geval.’
De meeste andere loges, vooral die van het Grootoosten van België, leven nog wél op gespannen voet met de kerk. Toen wijlen Knack-directeur Frans Verleyen eind jaren tachtig wilde toetreden tot een werkplaats van het Grootoosten, werd hij geweigerd omdat zijn kinderen naar een katholieke school gingen. Zo belandde hij, onder het peterschap van Piet Van Brabant, uiteindelijk in een reguliere werkplaats. ‘Het was een van onze grote frustraties eind jaren zeventig’, zegt Van Brabant. ‘Praktiserende katholieken, mensen met kinderen in het vrij onderwijs, professoren van de Katholieke Universiteit van Leuven: ze werden haast altijd geweigerd. Een oude en slechte gewoonte, waarmee wij voorgoed wilden breken.’
Het was twintig jaar vroeger al eens tot een breuk gekomen. In 1959 hadden vijf loges zich afgescheurd van het Grootoosten, en samen de Grootloge van België gesticht. Ook toen waren God en Politiek de fundamentele breekpunten. De Grootloge sloot opnieuw aan bij de Angelsaksische traditie, maar gaandeweg staken ‘oude en slechte gewoonten’ weer de kop op. ‘De regulariteit is in ons land dus in twee etappes hersteld’ zegt Van Brabant, die in 1979 meteen adjunct-Grootmeester van de Reguliere Grootloge werd. ‘In België vormen wij nu weliswaar een minderheid, maar internationaal gezien behoren wij tot de overgrote meerderheid.’
Aansluiten bij de internationale traditie heeft één groot voordeel: Van Brabant en zijn reguliere broeders mogen overal ter wereld deelnemen aan de zittingen van hun Angelsaksisch geïnspireerde broeders – van New York tot Hongkong, overal zullen ze gastvrij worden ontvangen en zich meteen intens verbonden weten met mannen die ze wellicht nog nooit hebben ontmoet, en die ze in de buitenwereld ook nooit zouden ontmoeten.
De andere Belgische vrijmetselaars, die in ons land dus de meerderheid vormen, komen er bij hun Angelsaksische broeders niet in. Het Grootoosten, de Grootloge, de Vrouwengrootloge en Le Droit Humain worden internationaal immers niet meer erkend als reguliere obediënties. De diplomatieke contacten zijn verbroken, het is een scheiding zonder bezoekrecht.
Toch zijn ze niet internationaal geïsoleerd. Ook in andere Latijnse landen, waar de katholieke kerk de dominante godsdienst is, of wás, hebben vrijmetselaars de banden met God, en dus met hun Angelsaksische broeders, in de loop der tijden verbroken. Als reactie op de vijandige houding van Rome, werd de vrijmetselarij in de loop van de 19e eeuw steeds nadrukkelijker atheïs-tisch en antiklerikaal. De kerk beschouwde het genootschap als een duivelse sekte: op straffe van verdoemenis was het katholieken ten strengste verboden om tot een loge te behoren. Dat verbod is inmiddels opgeheven, behalve voor priesters.
Die demonisering heeft trouwens aardige anekdotes opgeleverd. Zo drong de toenmalige pastoor van Oudenaarde in 1827 een plaatselijke loge binnen, met het vaste voornemen om aldaar de duivel te verdrijven. Een fait divers, aldus Andries Van den Abeele, ‘waar men zich zowel in kerkelijke kringen als in de loges vrolijk over maakte’.
Zodra de Belgische staat was gesticht, werd het evenwel bittere ernst. Onder impuls van Theodore Verhaegen, de vierde Grootmeester van het in 1833 gestichte Grootoosten van België, is de vrijmetselarij in ons land gaandeweg een ‘parapolitiek verbond’ geworden, dat aan de basis lag van de Université Libre de Bruxelles, de Vrije Universiteit Brussel en de liberale politieke partij. Het verbod om over politiek te praten werd in 1854 opgeheven, en in 1872 werd elke verwijzing naar de Opperbouwmeester geschrapt, hoewel veel loges op papier nog altijd te Zijner Ere hun metselwerk verrichten. Sindsdien zeggen de statuten van het Grootoosten: ‘De vrijmetselarij, kosmopolitisch en progressistisch instituut, stelt zich tot doel de waarheid te zoeken en de mensheid te vervolmaken. Ze steunt op vrijheid en verdraagzaamheid. Ze formuleert geen enkel dogma en roept er geen enkel in.’
Voor de reguliere vrijmetselaars zijn de anderen vandaag nog altijd ‘domme godsloochenaars’, voor wie volgens stichter James Anderson geen plaats was in de loge. Die anderen beschouwen zichzelf echter als ‘slimme godsloochenaars, voor wie dus wél plaats is in de loge, en ze noemen de reguliere vrijmetselaars ‘dogmatici’. De verdeeldheid is groot. Wat verbindt hen eigenlijk nog?
‘De Vrijmetselarij is een inwijdingsgenootschap dat door zijn symbolisch onderricht de mens geestelijk en moreel verheft en aldus bijdraagt tot de vervolmaking van de mensheid door de toepassing van een ideaal van vrede, liefde en broederlijkheid.’(Artikel 2 uit de Constitutie van de Reguliere Groot-loge van België, naar James Anderson)
Beeld u in dat u een ruwe steen bent. Daar ligt u dan, helemaal alleen op de grond. Het is uw verlangen om deel uit te maken van de Tempel van de Mensheid, die volop in aanbouw is. Maar met een ruwe steen kun je weinig aanvangen. De steen – ú, dus – moet eerst worden bewerkt, gepolijst. En aangezien u een steen bent met zelfbewustzijn en een vrije wil, moet u dat werk helemaal zelf opknappen. U moet uzelf bewerken, niemand zal het in uw plaats doen.
Maar helemaal in uw eentje zal dat nooit lukken. U weet immers niet hoe dat moet. U moet eerst worden ingewijd in de geheimen van de vrijmetselaarskunst – de Koninklijke Kunst, in het jargon, naar het bijbelse verhaal over de tempel van koning Salomon.
En dus wordt u lid van een Loge, een werkplaats waar u de Koninklijke Kunst kunt leren, gaandeweg, stapje voor stapje. U begint als leerling, dan wordt u gezel, en als u drie jaar flink gekapt en gepolijst hebt, bereikt u het meesterschap. Let wel: het werk is nooit af, de perfecte steen bestaat niet. Vrijmetselen is een levenswerk.
Vergelijk het met de vrije metselaars in de Middeleeuwen, vaklui die hoog in aanzien stonden en van stad naar stad trokken om overal de prachtigste kathedralen te bouwen. Dat werk was ook nooit af, een kathedraal bouwen duurt algauw een paar eeuwen, zodat geen enkele metselaar lang genoeg leefde om het resultaat van zijn werk te zien.
Sommige historici twijfelen eraan, maar de vrijmetselaars zelf gaan ervan uit dat hun genootschap een naadloze voortzetting is van middeleeuwse loges, waar echte vrije metselaars elkaar destijds vonden: de operatieve vrijmetselarij (het echte werk) zou begin achttiende eeuw zijn overgegaan in de speculatieve vrijmetselarij (het symbolische werk).
De symboliek is ontleend aan de bouwkunst. Hamer, passer en winkelhaak zijn de instrumenten waarmee u de ruwe steen bewerkt. De inwijdingsrituelen zijn gebaseerd op het mythische verhaal van Hiram, de bouwmeester die door zijn leerlingen werd vermoord omdat ze het Geheime Woord wilden kennen dat hen toegang zou verlenen tot de meestergraad. Dat woord moet u zoeken: het staat symbool voor uw zoektocht naar zingeving.
Tijdens de zitting wordt de loge een gewijde plek, waar elke band met de profane (óngewijde) buitenwereld wordt opgeheven. Qua kalender begint u te tellen vanaf 4000 voor Christus, het bijbelse moment van de schepping. Qua horloge duurt elke zitting van volle middag tot middernacht. Qua plattegrond staat de loge tijdens de zitting symbool voor het hele universum. Als u de broederketen vormt, iedereen hand in hand, symboliseert u de fundamentele verbondenheid van de hele mensheid. Alle mensen zijn broeders.
De wijsheid, kracht en schoonheid die u tijdens de zitting hebt ervaren, zal het u mogelijk maken om van de buitenwereld een betere wereld te helpen maken. Succes!
‘Wat ook hun maatschappelijke positie in de profane wereld moge zijn, de vrijmetselaars zullen door hun kwaliteiten, hun werk en hun gedrag, gezaghebbende en richtinggevende mannen zijn, dank zij wie onze invloed op de wereld van morgen kan toenemen.’(Robert Burton, Grootmeester van het Grootoosten, 1972)
De zitting vond plaats in 5983. In de buitenwereld schreven we 1983. De wapenwedloop was volop aan de gang en wijlen Leo Apostel, vooraanstaand filosoof en dito vrijmetselaar, plaatste zijn broeders in de Gentse loge Pieter de Zuttere voor een verscheurende keuze: ofwel namen ze een gezamenlijk standpunt in tégen de plaatsing van kernraketten, ofwel zou Apostel het genootschap verlaten. ‘Een dramatische zitting’, zegt VUB-prof en Knack-columnist (zie pagina 83) Jean Paul Van Bendegem. ‘Men wilde hem niet volgen, maar men wilde hem ook niet kwijt. Uiteindelijk is het tot een breuk gekomen en heeft Apostel zich op inactief laten plaatsen.’ Van Bendegem, die bij Apostel doctoreerde en vervolgens door hem werd aangezocht om toe te treden tot de loge, had het er zelf ook moeilijk mee: ‘Maar het kon niet anders, een gezamenlijk standpunt van de loge was uitgesloten. We hadden eventueel onze bezorgdheid over de wapenwedloop kunnen uiten, maar pleiten voor eenzijdige ontwapening ging sommigen te ver.’
Het is een van de dilemma’s in de loge. Werken aan een betere wereld, hoe doe je dat? In je eentje? Zo ja, maak je jezelf dan bekend als vrijmetselaar? Kan een loge een collectief standpunt innemen over actuele kwesties? En de obediënties? Kan het Grootoosten bijvoorbeeld namens 9000 leden en 106 werkplaatsen deelnemen aan het maatschappelijk debat?
Het gebeurt. Maar zo zelden dat het altijd opvalt. In 1973 was er het standpunt pro-abortus. In 1989 reageerde de toenmalige Grootmeester op de ’talrijke recente tekenen van onverdraagzaamheid die overal ter wereld de kop opsteken’. Een paar jaar geleden werd de toetreding van extreem-rechts tot de Oostenrijkse regering nadrukkelijk afgekeurd. En begin vorig jaar schreef huidig Grootmeester Jacky Goris een vrije tribune in De Standaard waarin hij namens het Grootoosten het voorstel tot Europese Grondwet bekritiseerde. Elke verwijzing naar God is uit den boze, schreef hij. Ook artikel 51, waarin aan de kerken een specifiek statuut wordt toegekend, noemde hij ‘onaanvaardbaar’.
Toch wil Goris ‘de deuren van de werkplaatsen openzetten’ voor alle gelovigen. Hij zei dat op het al eerder vermelde colloquium van het Grootoosten over Mensenrechten, democratie en culturele verscheidenheid, waarvan het eigenlijke thema ‘de islam in Europa’ was. Onder de sprekers onder meer kardinaal Danneels – een primeur. Ook van de joodse, protestante en islamitische gemeenschappen in ons land was telkens een vertegenwoordiger uitgenodigd. Allemaal zochten ze de hele dag mee naar een antwoord op de vraag: over welke gemeenschappelijke ‘sokkel van waarden’ kunnen we het eens raken? Wat is vandaag het center of union, het middelpunt waarrond alle levensbeschouwingen zich kunnen verenigen? Goris legde er tijdens zijn tussenkomsten trouwens verschillende keren de nadruk op dat vrijmetselarij en vrijzinnigheid geen synoniemen (meer) zijn.
Een poging om de maatschappelijke relevantie van de loges, die volgens alle betrokkenen sterk is afgenomen, weer op te krikken? Wellicht. Maar zulke debatten over wereldse problemen zijn bij de Reguliere Grootloge ondenkbaar, zegt Van Brabant. ‘De vrijmetselarij kan de wereld niet veranderen. De vrijmetselarij kan de mens veranderen, en de mens kan de wereld veranderen.’
Elke broeder of zuster zal het beamen: vrijmetselaars zijn ook maar mensen. En waar mensen zijn, wordt geroddeld, gedronken, vreemdgegaan, gesjoemeld, gekonkelfoesd, geruzied en gehaat. Apostel had het in dat verband over ‘de onthutsende afstand tussen hooggestemde, zeer waardevolle en zeer specifieke idealen (die men nergens elders in zo’n diepte en klaarheid terugvindt) en de vaak teleurstellende praktijk. Wie toetreedt en daar niet tegen gewapend is, gaat de bitterste teleurstellingen tegemoet.’
De verhalen over vriendjespolitiek, machtsmisbruik en andere complotten zijn talrijk. De totstandkoming van Paars I, tal van benoemingen in ambtenarij, gemeenschapsonderwijs en magistratuur – in ’s lands loges zouden nog altijd voortdurend geheime afspraken worden gemaakt, wat uiteraard onaanvaardbaar is in een open democratie, waar publieke functies toekomen aan de beste kandidaten, niet aan de kandidaten met de beste vrienden.
Om voorgoed verlost te raken van dat negatieve, geheimzinnige imago, pleitte Apostel begin jaren negentig voor een aggiornamento, een bij de tijd brengen van de vrijmetselarij, zoals Rome dat in de jaren zestig met de katholieke kerk heeft geprobeerd tijdens het tweede Vaticaans concilie. Zijn suggestie: ‘De ledenlijsten moeten bekend zijn. Omdat een groep die zich het recht voorbehoudt in een democratische rechtstaat publiek te handelen (hoe uitzonderlijk ook) met open vizier moet optreden.’
In het Verenigd Koninkrijk zijn magistraten en politieagenten sinds 1998 wettelijk verplicht om hun eventuele lidmaatschap van een loge bekend te maken. Een akelige maatregel, vinden nogal wat vrijmetselaars. Het doet velen denken aan de lijsten die in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw werden gepubliceerd in katholieke kranten. Een hetze die werd versterkt door de opmars van extreem-rechts, en die vanaf 1940 uitmondde in de regelrechte vervolging van vrijmetselaars door nazi’s en collaborateurs.
De spontane publicatie van ledenlijsten is volstrekt onhaalbaar, zegt Van Bendegem. ‘Het individu staat altijd voorop, dus je identiteit bekendmaken moet een persoonlijke keuze zijn. Zelf heb ik geen behoefte om het geheim te houden. Waarom zou ik? Het is iets moois in mijn leven, ik ben er trots op, ik zou het eigenlijk willen uitbazuinen.’
De niet-ingewijde, maar goed geïnformeerde auteur Andries Van den Abeele noemt het in zijn standaardwerk De kinderen van Hiram het eeuwige dilemma: wie zich out, loopt risico’s, maar als meer mensen met aanzien en een goede naam zich zouden outen, zou dat de reputatie van de loges wellicht ten goede komen.
‘Ik merk dat, zeker in Antwerpen, veel loges geïnfiltreerd worden door het Vlaams Blok. Ik hoor soms dezelfde racistische praat als aan de toog in donkerbruine cafés.’(Luc Van der Kelen in Knack, januari 2002)
Bovenstaande uitspraak veroorzaakte enige opschudding. Hoezo, infiltratie? Van der Kelen, commentator bij Het Laatste Nieuws, had het over de insijpeling van ‘het gedachtegoed’. ‘Dat is onvermijdelijk’, zegt hij. ‘Steeds meer mensen raken doordrongen van de sfeer die in deze stad heerst. De vrijmetselarij is nog altijd een erg burgerlijk gezelschap van middenstanders, dokters en advocaten. En dat neigt nogal snel naar poujadisme.’
Maar het is niet de regel. Integendeel, in heel wat loges bereikt de bezorgdheid over het Blok stilaan een hoogtepunt. ‘Vanzelfsprekend’, zegt Van der Kelen. ‘Als die bezorgdheid in de loges niet meer leeft, waar dan nog wél?’
Wie in het openbaar sympathiseert met het Vlaams Blok, of tot de partij toetreedt, is de verbondenheid met zijn broeders en zusters kwijt en wordt, zoals dat heet, in slaap gesteld. Lees: uitgesloten. Hij of zij is dan niet langer welkom in de loge. ‘Wie zich tot het Vlaams Blok bekent, geeft zelf aan dat hij zich bij ons niet meer thuisvoelt’, zegt de liberale vrijmetselaar Karel Poma. ‘Je kunt geen vrijmetselaar zijn én sympathiseren met het Vlaams Blok. Je kunt ook niet tegelijk supporteren voor Antwerp én Beerschot.’
Aanleunen bij extreem-rechts is een van de drie redenen om iemand in slaap te stellen. De andere zijn: overdreven loslippig zijn (identiteit van broeders prijsgeven) en veroordeeld worden voor een ernstig misdrijf. ‘Uiteraard is er begrip voor misstappen’, zegt mevrouw X. ‘Maar corruptie, fraude of zelfverrijking kunnen niet door de beugel.’
Toch valt het te betwijfelen of de vrijmetselaars die werden veroordeeld in het Agusta-proces inderdaad de toegang tot hun loge werd ontzegd. Dat er daarentegen wel degelijk procedures lopen tegen Blok-sympathisanten, is duidelijk. ‘Het ritme van de loges is heel traag’, zegt Van der Kelen. ‘De vriendjespolitiek behoort ook tot het verleden, toch zeker aan Vlaamse kant. Maar als het over het Blok gaat, zijn ze er altijd snel bij.’
‘Ik kom in de Loge om mijn hartstochten te beheersen, mijn vooroordelen te overwinnen en mijn wil ondergeschikt te maken, om aldus nieuwe vorderingen te maken in de Vrijmetselarij.’(Het antwoord op de vraag: wat komt u als leerling in de loge doen?)
Een jongedame die lesgeeft in het gemeenschapsonderwijs en de laatste tijd worstelt met de grote levensvragen, had het onlangs met een collega over haar existentiële muizenissen. Voor haar collega lag de oplossing voor de hand: ‘Ga bij de loge!’
Is het een soort therapie? Een vorm van religie? Een bron van inspiratie? Een bourgondisch genootschap? Een serviceclub? Een gezelligheidsvereniging? En wie komt ervoor in aanmerking? Apostel heeft ooit een checklist opgesteld: ‘Wie ingewijd wil worden, moet voor zichzelf gedeeltelijk een probleem zijn, met de behoefte zichzelf beter te kennen en te begrijpen, anderen beter te kennen en te begrijpen en de bereidheid zich te verwonderen, zich te veranderen. Dit veronderstelt ook te kunnen lijden zonder catastrofes. Wie ingewijd kan worden, moet zichzelf kwetsbaar kunnen opstellen, over zichzelf kunnen spreken en zich voor anderen openen. Wie ingewijd kan worden, kan naar anderen – verafstaanden – luisteren en verlangt ook dieper en meer contact dan hij tot nu toe had. Wie ingewijd wil worden, kan strijden zonder vijandschap, autonoom beslissen en onpopulaire standpunten verdedigen. Wie ingewijd wil worden, heeft een sterke inzet ten voordele van ten minste één boven-persoonlijk doel.’
Hoe hoger de lat ligt, hoe makkelijker je er onderdoor kunt. Blijven kappen aan de ruwe steen is evenwel de boodschap. Zoals Jacky Goris het drie weken geleden voor een volle VUB-aula formuleerde: ‘Een tevreden vrijmetselaar is een contradictio in terminis.’
VOLGENDE WEEK
Een interview met Paul Cosyns, gewezen Grootmeester van de Reguliere Grootloge van België.
Door Joël De Ceulaer