‘Toen ik besefte dat ik op een nauwelijks verkiesbare plaats op de lijst zou terechtkomen, was dat wel een moeilijk moment’, zegt Dylan Casaer, ex-jongerenvoorzitter van de SP.A. Hij zat drie jaar in het parlement, kreeg bij de parlementsverkiezingen de zesde plaats op de lijst, maar zijn 6561 voorkeurstemmen waren niet voldoende om herverkozen te worden. ‘Ik ben sinds mijn 23e dag in, dag uit politiek actief. Jarenlang heb ik me belangeloos ingezet. Toen het besef bij me rijpte dat het moeilijk zou zijn om herverkozen te worden, kwam het wel bij me op: wordt mijn inzet wel door de partij gewaardeerd?

Parlementslid zijn, was een zeer boeiende ervaring, maar vóór die periode was mijn leven niet zinloos en daarna is het dat ook niet. Natuurlijk loop je er een aantal ontgoochelingen op, zoals dat met politiek engagement altijd gaat, maar het gevoel dat bij me overheerst is: ik heb daar mijn uiterste best gedaan. Of dat door iedereen altijd geapprecieerd wordt, is iets anders.

Je moet realist zijn en de conclusie durven trekken: parlementaire inzet wordt door geen enkele partij heel erg gewaardeerd. Je werk in het parlement – vragen stellen, interpellaties houden, tussenkomen in debatten, wetsvoorstellen formuleren – is niet zo belangrijk. Wel of je regionaal sterk staat, of je er veel stemmen haalt. Dat is een harde les.

Ik behoorde bovendien tot een meerderheidspartij en dan is het bijzonder moeilijk om je te profileren. Je kunt dan alleen maar de pers halen door tegen je eigen partij of de regering in te gaan. Dat profiel kun je ambiëren, Jean-Marie Dedecker deed het jaren bij de VLD, maar zo zit ik niet in elkaar. Uiteraard denk je soms: verdikke, wat doet mijn partij nu, maar ik heb nooit mijn eigen weg gekozen ten koste van de ploeg, ik stelde me steeds loyaal op.

Wat ik niet meer zou doen? In commissies gaan zitten waar een minister van je eigen partij bevoegd is. Dan is je bewegingsruimte helemaal beperkt. Die ministers willen natuurlijk scoren en laten niet altijd even veel ruimte voor de parlementsleden van de eigen partij. Ik zou me ook minder laten leiden door de agenda van regering of parlement, maar mijn eigen thema zoeken, een spijker vinden waar je blijft op kloppen. Dat is veel lonender dan in al die commissies vragen te zitten stellen.

Misschien moet een parlementslid soms wat meer lef hebben om van zich af te bijten. Om minder aan het handje van de partij of de regering te lopen. Braaf zijn is niet altijd de manier om het te maken. Alle parlementsleden zouden meer tegen hun partijtop moeten zeggen: geef ons wat ruimte, laat ons wat vrijheid. We zouden in het parlement ook minder tijd moeten verliezen door te discussiëren over punten en komma’s in wetsvoorstellen, maar meer moeten debatteren over de grote thema’s, over welke weg we met onze samenleving willen bewandelen.

Ik wist dat een politiek mandaat altijd onzeker is en ben dus steeds advocaat gebleven. Bovendien word ik vanaf 2009 schepen in Aalst. De partij vond dat dit de bittere pil voor me toch wat verzacht. Tja, er zijn toch veel politici die een lokaal met een nationaal mandaat combineren. Of ik nog mee zal doen bij nationale verkiezingen? Dat weet ik echt niet. Daar zal ik dan eens diep over moeten nadenken en een goed gesprek over moeten hebben met de partij. Als ik meer kan wegen in het parlement, dan misschien wel.

Wat ik nu besef: mensen die in de kaasstolp van de Wetstraat rondlopen, hebben toch een ander zicht op de werkelijkheid dan de meeste andere mensen. Sommige parlementsleden en ministers denken dat de wereld rond hen draait, terwijl veel mensen met iets heel anders dan politiek bezig zijn. En gelukkig maar.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content