Het wetsontwerp over de voorwaardelijke invrijheidstelling ter wijziging van de wet-Lejeune ligt voor in het parlement.

Hoeft het nog herhaald dat de Dutroux– en Derochette-affaires bewezen hebben dat respectievelijk de wet op de voorwaardelijke invrijheidstelling, beter bekend als de wet- Lejeune, en de wet ter bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers, door de feiten achterhaald zijn. Eind december 1996 introduceerde justitieminister Stefaan De Clerck (CVP) al een strengere procedure om, bij de opmaak van de adviezen over de voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) van bepaalde gedetineerden, bijzondere aandacht te besteden aan hun penitentiaire loopbaan, hun plannen na de vrijlating, de situatie van het slachtoffer en dergelijke criteria meer. Die moeten sindsdien vooral gehanteerd worden ?in delicate dossiers?. Versta : seksuele misdrijven, levensdelicten ten aanzien van kinderen, misdrijven met traumatische gevolgen voor het slachtoffer en misdrijven waarbij betrokken slachtoffers in het algemeen vragen hebben bij de strafuitvoering van hun belager(s).

Het zag er even naar uit dat de wet op de voorwaardelijke invrijheidstelling van 1888, genoemd naar de toenmalige minister van Justitie Jules Lejeune definitief afgedaan had. En dat gedetineerden, ongeacht hun penitentiaire verloven, niet langer na het uitzitten van één of twee derden van hun gevangenisstraf in aanmerking zouden komen voor vrijheid onder voorwaarden. Dit vermeend automatisme wordt sinds enkele jaren vooral door de VLD, de VU en het Vlaams Blok bekritiseerd. Mee omdat finaal de minister van Justitie beslist of iemand al dan niet vrijkomt onder voorwaarden.

Vandaar de stemmen, die sinds de Dutroux-affaire almaar luider klonken, om de wet-Lejeune af te schaffen of minstens de VI-beslissing te onttrekken aan de justitieminister en over te laten aan de rechterlijke macht, namelijk aan strafuitvoeringsrechtbanken. Zo luidt ook het advies van de onderzoekscommissie-Dutroux onder leiding van voorzitter Marc Verwilghen (VLD). De roomsrode regering, en in casu justitieminister De Clerck, daarentegen blijft voorstander van het behoud van de wet-Lejeune en van de oprichting van (zes) multidisciplinaire commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling.

DE POGING TOT VRIJHEID

Dat vindt de Federatie van Vlaamse Gevangenisdirecteurs zeer positief : ook al omdat de VI nog altijd dient beschouwd te worden als ?l’essai de la liberté, l’essai de la vie sociale?, zoals dat al in 1888 heette. In de memorie van toelichting bij het nieuwe wetsontwerp terzake wordt de wet-Lejeune nog steeds ?een goede wet? genoemd. Alleen zijn de advies- en beslissingsprocedures, evenals de opvolging van de voorwaardelijk vrijgestelden op het terrein aan verbeteringen toe. In afwachting van de algehele beginselenwet omtrent het gevangeniswezen, waarmee professor Lieven Dupont (KU Leuven) in het najaar moet klaar zijn en die de basis kan vormen van een nieuwe penitentiaire politiek, stelt de regering alvast voor om bij elk van de vijf hoven van beroep een commissie voor de voorwaardelijke invrijheidstelling (en in Brussel twee van die commissies) op te richten. Elk van die commissies zal voorgezeten zijn door een rechter, die wordt bijgestaan door een expert in strafuitvoering en een ander in sociale reïntegratie. Want daar blijft het hem om te doen.

Toch verscherpt het regeringsontwerp de voorwaarden en de te volgen procedure. In die mate zelfs dat de Federatie van Vlaamse Gevangenisdirecteurs (FVG), ondanks al eerder aangebrachte amendementen, nog met vragen zit : ?Alsof de veiligheid van de maatschappij alleen gediend is met het langer opsluiten.? De FVG betwijfelt ook of de rechtspositie van de gedetineerde wel voldoende is beschermd en of de beoogde reïntegratie wel voldoende voorbereid en begeleid wordt : zowel tijdens de detentie als nadien. Ook het justitiëel welzijnswerk herinnert aan de verantwoordelijkheid van de gemeenschappen inzake hulpverlening aan gedetineerden. Want zoals een van hen in de gevangenis van Oudenaarde zegt : ?Wij zijn niet allemaal Dutroux’s, maar toch dreigen al te velen onder ons een deel van zijn rekening te betalen. Daarom is het belangrijk dat ook onze stem gehoord wordt.? Ook dat is in het wetsontwerp voorzien. Al kan een artikelsgewijze bespreking nog voor maatschappelijk fundamentele discussies zorgen. Volgens sommige politici moeten straffen niet samendrukbaar en de wet-Lejeune vergeten worden. Met zo’n mening zetten ze de sociale reïntegratie, en de moeizame inspanningen daartoe, op de helling.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content