Het hoger onderwijs is er voor iedereen. Maar tussen droom en daad staan soms heel wat praktische problemen. Twee getuigenissen over geslaagd studeren met een functiebeperking.

Bram Stals

Bram (22) heeft het syndroom van Asperger en is derdejaarsstudent elektronica aan de Katholieke Hogeschool Sint-Lieven in Gent.

Bram Stals: Ik vergelijk me graag met een wat hortende computer. Mijn hoofd voelt soms als een roodgloeiende harde schijf die de informatiestroom niet kan verwerken.

Het aspergersyndroom is een ontwikkelingsstoornis die wordt beschouwd als een milde vorm van autisme. Ik kreeg de diagnose te horen op mijn zestiende. Helemaal als een verrassing kwam die mededeling niet, want ik had me nooit echt op mijn plaats gevoeld tussen mijn vrienden. Op school had ik zware leerproblemen. Ik was blij dat het onhandelbare kind in mij een naam kreeg. Zodra ik wist wat er aan de hand was, kon ik manieren zoeken om het probleem te beheersen.

Zo heb ik een studiekeuze gemaakt waarin ik de nadelen van asperger als voordelen kan gebruiken. Bij de opleiding elektronica kan ik mijn eenzijdige interesse en mijn extreem perfectionisme als troeven uitspelen. Het zou een heerlijke revanche op asperger zijn om ooit mijn job te kunnen maken van mijn pathologische fascinatie. Ooit, want ik durf nog even niet diep in de toekomst te kijken. Ook dat is asperger: bang zijn voor veranderingen.

Ik train mijn sociale vaardigheden in de studentenraad, waar ik de functie van secretaris uitoefen. Het syndroom van Asperger heeft me opgezadeld met een defect inlevingsvermogen, maar ik tracht het op te lappen met de ervaring die ik opdoe door mijn contacten.

Mijn lesgevers zijn op de hoogte van mijn beperkingen. Toch wil ik zo weinig mogelijk gebruikmaken van de voorzieningen die de school en de begeleidingsdiensten me aanbieden. Het enige waar ik om vraag, is een apart examenlokaal, omdat ik door het minste geluid afgeleid en geïrriteerd raak. Ik wil zeker niet in de slachtofferrol kruipen. Ik heb geleerd hoe ik moet leven én studeren met mijn beperkingen.

Barbara Campe

Barbara (20) is doof en derdejaars toegepaste economische wetenschappen aan Universiteit Gent.

Barbara Campe: Toen ik drie was, stelden mijn ouders vast dat ik doof was. Met behulp van speciale apparatuur en door te liplezen kon ik zelfstandig naar een gewone school gaan. Mijn doofheid heeft ook weinig effect op mijn spraak. De stap naar hogere studies was eigenlijk niet zo groot.

Ik doe geen beroep op doven- of schrijftolken. Ik vraag de lesgevers wel dat ze een speciale microfoon gebruiken. Die staat in verbinding met oortjes waardoor ik voor een deel kan horen wat de docent zegt. Leid ik dan het schoolleven van een gewone student? Min of meer. Concentratie is wel cruciaal. In de lessen moet ik voor de volle honderd procent aandachtig zijn.

Op sociaal vlak vind ik het heel wat moeilijker. Bij andere doven ondervind ik een barrière, omdat ik hun gebarentaal niet begrijp. Bij mensen die normaal horen, stuit ik dan weer op andere moeilijkheden. Volledig mee zijn in een groepsgesprek is een van die problemen. Vreemden kunnen op het eerste gezicht ook niet merken dat ik doof ben.

Om die beperkingen ook aan anderen duidelijk te maken, sloot ik me vorig jaar aan bij de vzw Begeleiding voor Studenten met een Handicap. Daar kunnen we in groep de beperkingen aankaarten waarmee we te maken krijgen. Onze behoeften en vragen stuiten niet op een muur. Ik heb het gevoel dat er zelfs een beweging in gang is gezet.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content