George Bush sr. over zijn zoon, Saddam en de beslissing om een oorlog te starten.
Copyright Knack/Newsweek. Vertaling Stijn Tormans.
Uw zoon is er niet in geslaagd om een internationale coalitie uit te bouwen zoals u dat deed bij de eerste Golfoorlog.
GEORGE BUSH SR.: Het is een moeilijke kwestie. Voor mij was het veel gemakkelijker om zo’n coalitie uit te bouwen. Iedereen kon de Iraakse troepen in Koeweit zien. Maar zelfs toen was er al heel wat tegenstand. Ik herinner me nog dat de Fransen toen ook moeilijk deden om in een coalitie te stappen. De problemen waarmee mijn zoon te maken krijgt, zijn zoveel groter en ingewikkelder. Elke vergelijking is dus uit den boze. Ik vind de kritiek die mijn zoon en minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell krijgen onterecht.
Wat denkt u over de Duitse en Franse houding?
BUSH SR.: Het Duitse standpunt irriteert mij mateloos. Eigenlijk praat ik er liever niet in het openbaar over, maar ik ken heel wat Duitsers die woest zijn over het standpunt van de regering-Schröder. En Frankrijk… tja, ik denk dat geschiedschrijvers later nog heel wat verrassende dingen zullen te weten komen over de drijfveren achter de Franse houding… Ach, het zijn Fransen, hè. Ze liggen altijd dwars. Ik zei onlangs tegen een groepje Franse intellectuelen: ‘Jullie denken dat wij arrogant zijn, maar wij denken dat jullie Fransen zijn.’ Dat vonden ze wel een intelligente opmerking. Ach, het leven gaat voort. Wij doen wat we moeten doen.
Wat zegt u tot critici die beweren dat president Bush zich niets aantrekt van wat de rest van de wereld denkt?
BUSH SR.: Dat ik niet akkoord ga met hun mening. Ach, het voordeel van een oude mens te zijn, is dat je de dingen in perspectief kunt plaatsen. Ik trek me allemaal niet te veel aan van dat protest. Natuurlijk heb je liever dat iedereen van je houdt. Maar je moet doen wat juist is. Ik moet zeggen dat ik groot respect heb voor de president en Colin Powell, omdat zij dit soort beslissingen durven te nemen.
Moet uw zoon niet iets oplossen wat eigenlijk opgelost had moeten zijn na de eerste Golfoorlog?
BUSH SR.: Die vraag irriteert mij. Het doel van de eerste Golfoorlog was niet Saddam Hoessein uit de weg te ruimen of Bagdad te bevrijden.
Dacht u dat interne oppositie het einde van Saddam Hoessein zou betekenen in 1991?
BUSH SR.: Absoluut. Ik dacht dat hij dood zou zijn. Dat dacht elke Arabische leider, Hosni Mubarak in Egypte, de Britten, de Fransen… iedereen. Op dat punt heb ik mij misrekend, dat geef ik toe. Maar nogmaals: het doel van de eerste Golfoorlog was niet Saddam Hoessein te elimineren.
Hoe voelt het om als president een beslissing te nemen die veel soldaten in gevaar kan brengen?
BUSH SR.: Het is een van de lastigste beslissingen die een president kan nemen. De eerste keer dat ik het moest doen, was in de Panama-kwestie. Een overweldigende verantwoordelijkheid. Na de oorlog ging ik naar een ziekenhuis in San Antonio. Ik herinner me nog heel goed de woorden van een gewonde Amerikaanse soldaat. ‘President, het enige wat ik wil doen, is teruggaan en mijn land dienen.’ Die woorden maakten een grote indruk op mij.
Hebt u met uw zoon gepraat over de druk van een oorlog en hoe ermee om te gaan?
BUSH SR.: Ik praat voortdurend met hem. Historici zullen geïnteresseerd zijn in de zaken waarover we hebben gesproken, maar ze zullen geduld moeten oefenen. Mijn zoon kreeg al heel wat uitdagingen voorgeschoteld. Het begon met 11 september 2001 en de strijd tegen Al-Qaeda, daarna kwam de strijd tegen de Taliban, Irak… En er wachten nog uitdagingen: Korea, onze economie… Maar ik heb hem nooit horen jammeren dat het ’the loneliest job in the world’zou zijn. Of over hoe zwaar de uitdaging wel niet is.
Jon Meacham