Rudy Tambuyser
Rudy Tambuyser Muziekjournalist

Zaterdag begon het Antwerpse oudemuziekfestival Laus Polyphoniae, het gewaardeerde slotritueel van de grote vakantie. Luisterend naar een zeer goede nieuwe plaat, gewijd aan twintigste-eeuwse koormuziek, dacht ik dan ook terug aan een interessant gesprek met Philippe Herreweghe, vorig jaar.

Herreweghe was toen met zijn Collegium Vocale artist in residence bij Laus Polyphoniae, dat als thema de Cappella Sistina had – niet het fraai geplafonneerde gebouw dat u kent, maar de pauselijke zangkapel waarvoor eeuwenlang zoveel sleutelstukken zijn geschreven.

Ik vroeg Herreweghe, een pionier van de ‘authentiek’ uitgevoerde barokmuziek, met veel minder zekerheden omtrent middeleeuwen en vroege renaissance, hoe hij zich de kwaliteit van de toenmalige zangersgroepen voorstelde. Hij bleek er nogal zeker van dat die onvergelijkelijk veel beter was dan vandaag en haalde daarvoor twee grote redenen aan. Eén: zo’n zanger aan een kathedraalschool werd rond zijn zesde bij zijn ouders weggehaald, zong van dan af vele uren per dag en werd steevast ook muziekgeleerde en componist. Opmerkelijker was de tweede reden: “Wij zingen liturgische tekst, waaraan ik aandacht schenk, maar zonder de hele context echt diep te kennen. Maar die middeleeuwse zangers waren vaak priesters! We hadden dus te maken met mensen die op talentmatig, technisch en muzikaal vlak perfect waren, en ook nog eens gelovig. Voor hen was muziek allicht een veel fundamenteler gebeurtenis dan alleen maar een artistieke. Als wij nu passiemuziek zingen, proberen we die ‘over te brengen’. Maar dat overbrengen bestond toen helemaal niet. De muziek was maar een deeltje van een geheel waarvan iedereen de grond en de details kende. Anders dan nu, met onze bijna perverse aandacht voor hoe iets gespeeld wordt en hoe gaaf, vergt deze muziek een soort trance. Maar we zijn meestal niet gelovig, dat scheelt. Al zijn er manieren, extreem juiste intonatie bijvoorbeeld, die helpen om in de buurt te komen.’

Wijze woorden. De plaat waarover ik het had bevat Frank Martins Mis voor twee koren, Kodály’s Missa Brevis voor koor en orgel en Poulencs Litanies à la Vierge Noire voor vrouwenkoor en orgel. Ik kan u geruststellen. Van elk van de drie nochtans gelovige heren mag verondersteld worden dat ze bij het krieken van de twintigste eeuw meer met componeren dan met vroomheid bezig waren. En al is het onwaarschijnlijk: misschien zijn het Chor des Bayerischen Rundfunks en dirigent Peter Dijkstra wel heidenen.

Nu, het maakt niet uit, bij zoveel sonore weelde. Om Herreweghes woorden te gebruiken: dit koor ‘brengt niet over’. Het creëert een trance, en heeft daartoe alleen ambachtelijkheid en vocaal plezier nodig.

Kun je overigens naar Jimi Hendrix’ Electric Ladyland luisteren zonder stoned te zijn?

BR KLASSIK 403571900500

WWW.AMUZ.BE

Rudy Tambuyser

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content