Met het BK voor profs zet Ronse zichzelf zondag weer op de wielerkaart. In het verleden zorgden kampioenschappen in Ronse voor veel emotie en commotie. Persverantwoordelijke Robert Hoebeke hoopt dat de wedstrijd ook nu geen gewoon verloop kent.
Ronse knoopt zondag weer aan met een rijk wielerverleden. Al maanden leeft de Oost-Vlaamse stad, die zich graag afficheert als de parel van de Vlaamse Ardennen, op het ritme van het nationaal kampioenschap voor ‘eliterenners met contract’. Het illustere verleden is daarbij niet ver weg. Ronse vormt zondag voor de vijfde keer het decor van een kampioenschap. Vrijwel alle wedstrijden stonden bol van de dramatiek en de onverwachte wendingen.
In 1963 werd Benoni Beheyt in Ronse wereldkampioen na een incidentrijke spurt met Rik Van Looy. Dat leidde achteraf tot verhitte discussies die maanden aansleepten en de supporters in twee kampen verdeelden. Op zijn minst evenveel polemiek was er in 1988, toen Claude Criquielion op weg leek naar zijn tweede regenboogtrui, maar door de drieste Canadees Steve Bauer in de dranghekken werd geduwd en ten val kwam. Met een verhakkelde fiets in de hand stapte een radeloze en reddeloze Criquielion over de meet, zijn ogen spuwden vuur. Terwijl de Waal met een trauma achterbleef, keerde de woede van een heel land zich tegen Bauer.
Minder spraakmakend maar zeker niet onopvallend waren de nationale kampioenschappen die Ronse organiseerde. In 1983 pakte Lucien Van Impe in de herfst van zijn carrière de driekleur. In een beklemmende sprint wees hij op de memorabele Kruisberg Marc Sergeant terug. En in 1991 kende de wedstrijd een min of meer normaal verloop, maar zegevierde de verrassende Benjamin Van Itterbeeck.
Aan de vooravond van het nationaal kampioenschap dat volgende zondag wordt gehouden, leeft dat verleden meer dan ooit te voren. De organisatoren wakkerden de herinneringen ook aan. Tijdens de persconferentie begin juni waarop de wedstrijd werd voorgesteld, maakten zowel Claude Criquielion als Benoni Beheyt hun opwachting. ‘En ze deden nog eens uitgebreid het relaas van de koers’, zegt Robert Hoebeke, persverantwoordelijke en lid van de vzw ‘Ronse koerst’ die de wedstrijd organiseert.
Robert Hoebeke, die opgroeide in Zottegem en sinds 1970 in Ronse woont en werkt, kent de stad als zijn broekzak. ‘Ik was lang lokaal persmedewerker voor verschillende kranten, er kon hier niets gebeuren of ik wist het’, lacht hij. Hij is zelf een gepassioneerd fietser, en al lang gebeten door de wielermicrobe. Het BK beschouwt hij als een nieuw hoogtepunt. Hoewel de strijd om de driekleur veel van zijn grandeur verloren heeft, worden zondag toch zo’n 30.000 toeschouwers verwacht. Vooral ook omdat het kampioenschap er echt is voor het wielerpubliek: de toegang is gratis.
Robert Hoebeke: ‘We willen het wielrennen terugbrengen naar zijn oorsprong: een volkse sport, die toegankelijk is voor iedereen. Bovendien zijn we een vzw, we mogen geen winst maken. De organisatie van zo’n kampioenschap kost rond de 400.000 euro. Het grootste deel van de kosten recupereren we door sponsoring en door de ontvangst van vips. Daarom ook is de aankomststreep verlegd van de Kruisberg tot bij het voetbalstadion van Ronse. Daar hebben we meer mogelijkheden om tribunes te plaatsen en veel meer faciliteiten om vips te ontvangen. Wij hebben in totaal 4400 vips, onder wie 2000 zogenaamde supervips die we in het stadion van Ronse kunnen verwelkomen. Als je nagaat dat een vip, inclusief een middagmaal, 150 euro betaalt, dan is dat een belangrijke bron van inkomsten.’
Wordt de beruchte Kruisberg nog beklommen?
ROBERT HOEBEKE: Nee, de renners komen nu uit een andere richting en rijden dus naar beneden. Maar in het parcours zit wel een helling van 2,5 kilometer, de Hotonds, de zogenaamde Nieuwe Kwaremont, met een gemiddeld stijgingspercentage van 4,4 procent, de laatste tweehonderd meter zelfs 8 procent. Als je dat zestien keer onder de wielen geschoven krijgt, kruipt het wel in de benen. Het zal echt lastig genoeg zijn.
Het was de laatste jaren heel stil rond het wielrennen in Ronse.
HOEBEKE: Dat is zo. Als je vroeger over koers sprak, sprak je over Ronse. En omgekeerd. Ronse was de bakermat van het wielrennen, in Vlaanderen, in heel België. Er werd bijvoorbeeld na de Tour een groot criterium georganiseerd, je kon toen over de koppen lopen. Na dat laatste kampioenschap in 1991 is het allemaal een beetje stilgevallen. Sterker: we worden op dat vlak overvleugeld door Oudenaarde, ook al omdat ze daar het Centrum Ronde van Vlaanderen hebben opgericht. Hoe komt Ronse nog in het nieuws? Door de hoge werkloosheid, door een groot aantal allochtonen, er werd zelfs geschreven over de vierde wereld van Wallonië die hier neergestreken was. Dat zijn niet echt vrolijke dingen.
Luc Van Den Abeele, de huidige voorzitter van de vzw ‘Ronse koerst’, heeft contact opgenomen met het stadsbestuur om over een nieuw Belgisch Kampioenschap voor profs te praten. Het is tegenwoordig niet langer een vereniging, maar wel een stad of gemeente die zich kandidaat moet stellen. Het stadsbestuur ging meteen akkoord, het wilde het wat negatieve imago van de stad opkrikken. Kennelijk heeft het bij de Belgische Wielrijdersbond ook het grootste bedrag geboden: 80.000 euro. Omdat er in Ronse geen wielerclub meer bestond, heeft Luc Van Den Abeele in december 2004 de vzw ‘Ronse koerst’ opgericht. We zijn in totaal met dertien mensen. Maar ik ben de enige uit een vroegere generatie.
U was er inderdaad ook al bij vorige kampioenschappen bij. Onder meer in 1988.
HOEBEKE: Ik zal die dag nooit vergeten. We hadden toen ongelooflijk hard aan de organisatie gewerkt, met een team van vier mensen die dat onbezoldigd deden. Om alles een beetje goed te structureren, werd er een nv opgericht. Ik was administratief directeur en perschef. Ik herinner me nog dat ze voor het wereldkampioenschap dat het jaar nadien in het Franse Chambéry werd georganiseerd zeven mensen gedurende twee en een half jaar fulltime in dienst hadden. Die wedstrijd leverde dan ook een gigantisch verlies op. Terwijl wij met een kleine winst afsloten.
Het WK moest toen nog georganiseerd worden door een wielerclub, in Ronse was dat het ‘Onafhankelijke Wiel’, dat vroeger ook de criteriums na de Ronde van Frankrijk organiseerde. We kregen een enorme steun van Orphale Crucke (SP), de toenmalige burgemeester en senator. Dat maakte het een stuk gemakkelijker dan nu. Want Crucke, die een onvoorstelbare wielerfreak was en advocaat was van vele renners, kende overal zijn weg. Het wereldkampioenschap kostte toen als aanbesteding 58 miljoen oude Belgische franken, en dan moesten we nog beginnen met de organisatie. Er diende dus iemand achter te staan met de nodige financiële armslag. De aankomst lag boven op de Kruisberg en de tribunes moesten we in de voortuinen van sommige huizen neerzetten, we zaten bij wijze van spreken bijna in de keuken van de mensen. Daar werd wel over gemopperd, maar Crucke zorgde ervoor dat die mensen een vergoeding kregen.
Vervolgens eindigde die wedstrijd op een anticlimax.
HOEBEKE: Ik herinner me dat nog heel goed. Ik was ’s morgens om vijf uur opgestaan, je zag de stad ontwaken, de zon scheen, de vogels floten, de lucht was blauw, het zou heel warm worden. De hele dag beefde Ronse van opwinding en enthousiasme. Ik herinner me een demarrage van Eddy Planckaert een paar ronden voor het einde, op de Kruisberg, hij werd vooruit ge-schreeuwd, het was onvoorstelbaar, je kreeg er rillingen van. En dan die laatste ronde. Criquielion, die uit de buurt komt en van dat WK zijn absolute doel had gemaakt, kwam voorop met Steve Bauer en de Italiaan Maurizio Fondriest. Criquielion zei het onlangs nog op de persvoorstelling van dit BK: Bauer liet hem opzettelijk vallen omdat hij voelde dat hij niet meer kon winnen. Het geschreeuw dat uit het publiek opsteeg, de afschuw van de mensen, dat was onbeschrijfelijk, dat ging echt door merg en been. Ik heb na een koers nooit zo’n beklemmende sfeer meegemaakt als toen: niemand had oog voor de winnaar, Maurizio Fondriest. Die stond er een beetje beteuterd bij. We hadden voor dit WK een contract afgesloten met een Franse wijnboer die voor champagne zou zorgen, maar de man raakte met zijn flessen niet tot bij het podium. Er heerste aan de aankomst zoveel tumult. Tegenwoordig staan daar hekken, maar toen hield ik samen met een paar andere mensen een koord vast om de fotografen op afstand te houden. We werden gewoon omvergelopen, iedereen stortte zich op Criquielion, terwijl Bauer werd verwenst en verketterd.
Ik zie Criquielion nog zitten, ’s avonds thuis bij Orphale Crucke, een hoopje ellende. Uiteindelijk heeft Crucke die flessen champagne die voor het podium bestemd waren gehaald en hebben we die leeggedronken. Je merkt dat het Criquielion nog altijd niet onberoerd laat als hij vandaag over dat WK praat. Vooral ook omdat hij meer herinnerd wordt aan die val in Ronse dan aan de wereldtitel die hij wél behaalde, in 1984 op Montjuich in Barcelona.
Op zijn minst even spraakmakend was het WK van 1963. Benoni Beheyt klopte Rik Van Looy, die in volle spurt van zijn lijn afweek.
HOEBEKE: Ik was toen veertien jaar. Ik heb dat op televisie gezien, want ik woonde nog niet in Ronse. Beheyt heeft hier op de persconferentie verteld wat er was gebeurd. Hij vroeg Gilbert Desmet, die familie van hem is, om in de spurt serieus door te trekken. Desmet deed dat op zo’n furieuze manier dat Van Looy in zijn wiel zat te sterven. Vervolgens was het voor Beheyt niet moeilijk om uit het wiel van Van Looy te komen en hem te kloppen. Het was dus Gilbert Desmet die Van Looy had afgemat. Tenminste, dat vertelde Beheyt.
Terwijl Van Looy altijd vertelde dat Be-heyt krampen voorwendde toen hij hem vroeg om voor hem de spurt aan te trekken.
HOEBEKE: Tja, die krampen had hij kennelijk niet meer in de laatste rechte lijn. Hij was toen nog fris genoeg om een vermoeide Van Looy te vloeren. Mijn vrouw, die uit Ronse komt, heeft me verteld over de rouwstemming die er toen in de stad heerste. Terwijl er toch een Belg had gewonnen. In ieder geval gaf dat WK het wielrennen een enorme opstoot: overal waar Van Looy en Beheyt aan de start verschenen, zag het zwart van het volk. Dankzij het WK van Ronse. Het is een beetje de rode draad die door de kampioenschappen in Ronse loopt: er gebeurt altijd wel iets.
Dramatiek van dat niveau zal er nu wel niet meer zijn.
HOEBEKE: Normaal niet, maar je weet nooit. Toen Van Impe hier in 1983 Belgisch kampioen werd, had niemand dat verwacht, hij was al 36. Hij won in de spurt met een banddikte van Marc Sergeant, die pal na de aankomst ook nog viel nadat hij tegen een juichende Frank Van Impe, de broer van Lucien, was gebotst. Ook dat veroorzaakte veel opwinding, al had die val geen enkele invloed op de uitslag.
Het podium van 1991, met Benjamin Van Itterbeeck, Jim Van De Laer en Wilfried Peeters, bestond ook niet meteen uit renners die bij de favorieten hoorden. Van Itterbeeck kwam alleen voorop, Van De Laer won de spurt voor de tweede plaats, vóór Peeters en Johan Museeuw. Wat mij betreft, mag er ook nu weer een outsider winnen. Of Peter Van Petegem, die uit de streek komt. Let trouwens maar op Van Petegem, hij is dat kampioenschap al weken aan het voorbereiden. En Peter is peter van onze organisatie.
Heeft Ronse na het BK nog meer wielerplannen?
HOEBEKE: We hebben even overwogen om ons kandidaat te stellen voor het WK van 2012 dat dan weer aan België wordt toegewezen. André Denys, de Oost-Vlaamse gouverneur die bezeten is van wielrennen en er mee voor zorgde dat de Ronde van Frankrijk naar Gent kwam, heeft ons een tijdje geleden uitgenodigd om daarover te praten. Maar er zijn toen zulke bedragen genoemd dat we moeten passen. Als ik me niet vergis, ging het om 150 miljoen Belgische frank, alleen maar om te mógen organiseren. Alleen grote steden kunnen dat nog aan. Tenzij je iemand hebt met heel veel connecties, voor wie alle deuren opengaan.
Een figuur als Orphale Crucke.
HOEBEKE: We zien Orphale nooit meer. Zijn vrouw houdt in Ronse nog een advocatenkantoor open, maar hij woont nu in Monaco, of in Zwitserland, hij verblijft een beetje overal. Hij is met van alles bezig: immobilia, import en export van sportkleding… Tenminste, dat hoor ik vertellen, Ik zag hem eens met een Luxemburgse nummerplaat rondrijden. Af en toe komt hij nog eens naar Ronse, als het in zijn agenda past.
Komt hij naar het BK?
HOEBEKE: Dat zou me verwonderen. Hij is echt helemaal van de wielerscène verdwenen. Hij beweegt zich nog vaak tussen de mensen, maar niet meer tussen de Ronsenaars.
Ronse wil zichzelf met dit kampioenschap weer als wielerstad profileren. Maar is het niet zo dat het BK veel van zijn prestige heeft verloren?
HOEBEKE: Helaas wel. Er zijn slechts 130 renners ingeschreven en er is minder strijd dan vroeger. Misschien spreekt die driekleur tegenwoordig minder aan, ik weet het niet. Maar we hopen wel op een spannende wedstrijd. Het wordt trouwens een echt Bélgisch kampioenschap, want een klein deel van de omloop loopt door Wallonië, zij het maar een paar honderd meter. We rijden ook door het stadscentrum. Van de andere kant moet je stellen: een grote veldrit brengt tegenwoordig meer volk op de been.
Wat houdt u tegen om een grote veldrit te organiseren?
HOEBEKE: Niets. We denken daar-over na. Vooral ook omdat er hier qua omlopen onuitputtelijke mogelijkheden zijn. Het mag voor Ronse in ieder geval niet bij dat BK blijven.
DOOR jacques sys