In het aartskatholieke Toledo maakte El Greco (1541-1614), geïnspireerd door mystieke literatuur, visionaire schilderijen die drie eeuwen later plots modern leken. De National Gallery in Londen toont het raadsel in zestig meesterwerken.
Tot 23.5 National Gallery, Trafalgar Square, Londen. Elke dag open van 10 tot 18 u. Wo. en za. tot 21 u. Eurostar-treinen Brussel-Zuid/London Waterloo in ca. 2 u. 40m / www.eurostar.com
Een visioen is een innerlijk gezicht van profetische of mystieke aard dat als iets bovennatuurlijks, in een toestand van extase, trance of droom ervaren wordt. Zo staat het in het Groot woordenboek der Nederlandse taal. Domenikos Theotokopoulos (1541-1614), beter bekend als El Greco, was een visionaire schilder. Niemand kan over zijn eigen tijd springen. Ook onze Griek kon dat niet. En van niemand onder zijn tijdgenoten is bekend dat ze hem als een futurist aanzagen. Trouwens, indien hij nog maar een duimbreed van het ware geloof was afgeweken, dan had men hem geroyeerd, voor de Inquisitie gesleept, ja ter dood gebracht. Maar dat El Greco van alle oude meesters het meest door de pioniers van de moderne kunst is geplunderd, bewijst dat hij er zelfs na verloop van drie eeuwen in slaagde om in te breken in de verbeelding, en zelfs hele groten – Cézanne, Picasso – op gedachten te brengen.
In de krijtwitte, expressief gebundelde naakten op El Greco’s Visioen van Sint-Jan moet Cézanne een voorafspiegeling van zijn eigen gecomprimeerde Baadsters hebben gezien. Aan de schrale en tegelijk etherische atmosfeer, de ten hemel schreiende nood van de naakten op Laocoön, zal Picasso zich in zijn Blauwe Periode hebben opgewarmd. El Greco maakte de compositie en de proporties ondergeschikt aan de expressiviteit. Hij vervormde de figuren, legde brutale kleuraccenten, werkte uit de losse pols en liet de anekdote wegdeemsteren ten gunste van het ab-stracte of spirituele. Dat waren elementen die de eerste modernen van de twintigste eeuw zeer ter harte gingen. Tot hun verbijstering troffen ze die aan in het (late) werk van een kunstenaar uit de tweede helft van de zestiende eeuw.
En nog vandaag hoort en ziet men toonaangevende schilders bij hem te rade gaan. Luc Tuymans trof de temperatuur en de toon van El Greco’s werk: een koude temperatuur en tonen in plaats van vlakke kleuren. Dat geeft het schilderij iets inconsistents, ‘iets dat aan het ont-binden is’. (Interview Knack nr. 25, 2003)
De doorwerkende aantrekkingskracht van El Greco plaatst ons voor een raadsel. De geboren Kretenzer leefde en werkte het grootste deel van zijn leven in Toledo, het bolwerk van de Spaanse katholieke kerk. Het leeuwendeel van zijn werken bestaat uit altaarstukken en religieuze schilderijen voor kerken, kloosters en klinieken. Zijn opdrachtgevers behoorden tot het katholieke establishment. Zij waakten over de religieuze correctheid van de schilderijen, naar inhoud als naar vorm. Waaraan ligt het dat zijn oeuvre de grondslagen van de moderniteit bevrucht heeft, terwijl dat van zijn Venetiaanse leermeester en grote voorbeeld Titiaan – breder, rijker, menselijker, stoffelijker dan het zijne – veel meer aansprak als ‘iets van alle tijden’?
Het antwoord ligt niet voor het oprapen. Elke generatie opnieuw moet de confrontatie aangaan – niet met reproducties, maar met de levende, fysieke werken zelf. Ze moet de vragen en vooral de beeldende realisaties die erin besloten liggen, aan haar eigen waarden toetsen, en eruit leren. In dat opzicht is het een grote luxe dat de Londense National Gallery een kleine zestig meesterwerken van El Greco bijeenbracht in een tot in de puntjes verzorgde tentoonstelling. Wie in precies hetzelfde zalencircuit vorig jaar de Titiaan-tentoonstelling zag, kan niet anders dan getroffen worden door de gelijkenissen en verschillen (tot in de opstelling van de werken toe zitten fraaie parallellen). Door de merkwaardige overeenkomsten inzake het primaat van de kleur en de vrije penseelvoering. Maar gaandeweg beseft men welke kloof El Greco geslagen heeft. Alles bij Titiaan ademt immers sereniteit en harmonie uit, zelfs in situaties van lijden en pijn.
RUMOER
Bij zijn volgeling zit de rust alleen in het schaars bekende jeugdwerk toen hij op Kreta werd opgeleid als iconenschilder in post-byzantijnse stijl. Dat leiden we af uit de pas in 1983 door George Mastoropoulos ontdekte iconen die zijn signatuur dragen. Het ene stelt de slapende moeder-maagd voor en het andere (zwaar beschadigd) Sint-Lukas, die de maagd en het kind tekent. Waar en wanneer sloop de onrust in het werk binnen? Dat moet al vrij vroeg in Italië gebeurd zijn, getuige het nachtelijke buitentafereel met El Greco’s eerste Aanbidding van de herders (jaren 1570). Bij het zien van het stralende wicht op de doeken gaan de herders door de knieën, de ontzetting straalt van hun gezichten, iets doet de maagd verontrust wegkijken, de armgebaren van de heilige Jozef zijn tegelijk bedoeld om zijn kleine familie te beschermen en het onduidelijke rumoer in de verte te bezweren. De compositie mag hecht zijn, op elke figurengroep rust de latente dreiging uit evenwicht te worden gebracht. Alleen het poedelnaakte wicht is de rust zelve.
Wanneer de kunstenaar ruim veertig jaar later datzelfde motief tot tweemaal toe opnieuw oppikt, is de dreiging van buiten en ook de spanning op de gezichten geweken, maar niet de staat van hevige opwinding. Van het wicht gaat nu een licht uit dat op alles en iedereen afstraalt, de donkere nacht aan flarden scheurt. De forse gestalten in gewaden van lichtende kleuren lijken er nog rijziger door te worden. We zijn getuige van de grootst mogelijke extase volgens El Greco. De tweede van beide versies moet zowat zijn laatste schilderij geweest zijn, bedoeld om boven zijn familiegraf in de kerk van Santo Domingo el Antiguo in Toledo te hangen. (De kerkheren veranderden het doek in de loop der eeuwen enkele keren van plaats, tot ze het in 1945 aan het Pradomuseum in Madrid verkochten.)
De etappes op zijn levensweg leveren niets abnormaals op. Hij is 26 als hij zijn eiland verlaat en zich in Venetië in de invloedssfeer van Titiaan, Tintoretto en Jacopo Bassano begeeft. Hij identificeert zich met de schilderkunst van de Renaissance, strekking Venetië: met kleurmassa’s naar een picturale vorm toe werken. Reis door Italië en kennismaking met het maniërisme, vooral de gestileerde, licht uitgelengde figuren van Parmigianino. Halte in Rome. Door de vermaarde miniaturenschilder Giulio Clovio aanbevolen bij een supermecenas, kardinaal Alessandro Farnese. Tewerkgesteld in zijn paleis, confrontatie met de principes van de plastische vorm à la Michelangelo. Om onduidelijke redenen uit het Palazzo Farnese weggestuurd.
Maar de vijfendertigjarige El Greco heeft zich al het nodige eigen gemaakt, wanneer hij zich in 1576 aandient bij het Spaanse hof. Geboorte van zijn zoon Jorge Manuel uit zijn relatie zonder huwelijk met Jeronima de las Cuevas. Eerste opdrachten voor Filips III, maar breuk met de koning wanneer die zijn schilderij van het Martelaarschap van Sint– Maurits te lelijk vindt om te worden opgehangen in het koningsklooster El Escorial. In Toledo, waar hij zich definitief zal vestigen, komt hij beter aan zijn trekken, bij religieuze opdrachtgevers. Uit talloze documenten blijkt evenwel dat de kunstenaar het bij herhaling aan de stok kreeg met zijn cliënten: over het vaststellen van de prijs van een werk, over de correcte uitvoering van de betaling, over het tijdstip van levering, over theologische finesses in de werken. In het atelier voegt zoon Jorge Manuel zich bij zijn vader en diens langjarige assistent, de Italiaanse schilder Francesco Prevoste. De zaken bloeien. In 1606 speelt hij het zowaar klaar om de overheid ervan te overtuigen dat hij als vrije kunstenaar toch geen belastingen hoeft te betalen. Voor een Spaanse rechtbank neemt hij de verdediging op zich van een Atheens boefje, en bekomt diens vrijspraak.
MUSCULATUUR
El Greco kent zijn klassiekers, zijn moedertaal is het Grieks, en hij spreekt vloeiend Spaans en Italiaans. Zijn bibliotheek is goed gestoffeerd met literatuur, filosofie, geschiedenis en biografieën van heiligen. In zijn exemplaar van Giorgio Vasari’s levensbeschrijving van beroemde kunstenaars, maakt hij persoonlijke aantekeningen. Zijn laatdunkende opmerking aan het adres van Michelangelo – ‘ik had de Sixtijnse Kapel even goed of zelfs beter kunnen schilderen’, of iets van die strekking – is maar een oprisping, want voor de zuivere tekening en de plastische vorm voelt hij zich niet te beroerd om het voorbeeld van de Florentijnse, vooral in Rome werkzame meester te volgen. De krachtige musculatuur van El Greco’s Sint Sebastiaan komt van bij Michelangelo. Hij legt doorlopend interesse aan de dag voor gespierde lijven. Zijn integrale mannelijke naakten doen bepaald gedurfd aan. Rubensiaans naturalistisch waren ze evenwel niet. Zoals bekend, doet El Greco lichamen rijziger lijken, laat ze een krachtig wit licht uitstralen, en houdt van benige, lijkbleke gezichten met geïllumineerde donkere ogen. Heilige mannen en vrouwen, wier fysieke presentie allerminst wordt weggecijferd, maar wel duidelijk getranscendeerd: rijp om in een zee van licht ten hemel opgenomen te worden. Met hoog geheven armen of met de benen wijd gespreid in vrije val, zijn ze getuige van het wonder van De Verrijzenis.
Om de wereld achter zijn schilderijen te begrijpen, kan het leuk zijn om te weten dat de Griek vertrouwd was met de geschriften van Pseudo-Dionysius de Areopagiet, een mystieke theoloog uit de vijfde eeuw die de hele Middeleeuwen lang een grote reputatie genoot in oosterse en westerse kerken. Het kapittel over de eenwording van de ziel met God inspireerden Sint-Jan van het Kruis en Teresia van Avila, grote Spaanse mystieke auteurs uit El Greco’s eigen tijd. David Davis, auteur van een catalogusessay over de religieuze component in El Greco’s werk, stelt dat de uitgesproken symboliek van het licht die bij Pseudo-Dionysius en de Spaanse mystici zo’n rol speelt, op een beeldende manier door El Greco opgepikt wordt. Het stralende licht van vooral de late schilderijen symboliseren de emanatie en de reflectie van het goddelijke licht dat de kijker geestelijk zal ‘verlichten’. Davies’ stilistische analyse, afgeleid van de religieuze categorie, klinkt steekhoudend: het blanke ongrijpbare licht visualiseert het transcendente, de vormen neigen naar onstoffelijking, de kleuren beklemtonen de zuiverheid, de ruimte blijft duister en leeg. Hij vernoemt de keerzijde van de medaille niet: dat licht is onveranderlijk erg hard, net als de felle kleuren met hun eeuwig wit uitslaande accenten. Op de rand van de verblinding. Dan komt de zachtroze, fijn geborduurde kazuifel van de Heilige Ildefonso , zo machtig ten voeten uit geportretteerd, verdiept in zijn heilige boek, als een verademing.
Op de tentoonstelling worden niet minder dan vier versies van de Uitzuivering van de Tempel met elkaar vergeleken. Meer dan uit welk betoog ook, blijkt hieruit concreet hoezeer El Greco al doende leerde om een voorstelling uit te zuiveren, te unificeren, coloristisch te laten harmoniëren, kortom om het sterkst mogelijke beeld te creëren. Dat van de vier het exemplaar in het bezit van de National Gallery uiteindelijk het meest inslaande beeld oplevert, moet Londen plezier doen. De tentoonstelling in haar geheel krijgt er jubelende kritieken, vooral om het grote aantal topwerken. En dan betreurt alleen een kniesoor het ontbreken van twee absolute meesterwerken. Op Het Pinkstergebeuren, trots van het Prado in Madrid, staan wel de vurigste tongen die ooit zijn geschilderd. En voor de onthutsende ervaring die De Begrafenis van de Graaf van Orgaz oplevert, moet men zich naar de parochiekerk van Santo Tomé in Toledo begeven.
Wie een wereldser trek bij de Griek wil vinden, zal goed moeten zoeken, tenzij hij vrede neemt met de behoorlijk fysieke kant van de spirituele extase. In de portretten komen we hoofdzakelijk streng kijkende, godgewijde mannen tegen, frontaal poserend en met een minimum aan decorum. Aangenaam in dit gezelschap, de frisse verschijning van zijn zoontje Jorge Manuel, de bizarre figuur en uitdossing van de heilige Louis IX, koning van Frankrijk, en ten slotte een innemend vrouwspersoon in wie velen Jeronima willen zien, de vriendin van de kunstenaar. Behalve haar identiteit, staat ook El Greco’s auteurschap hier ter discussie: zelden schilderde hij een gezicht zo gladjes en fijn. Over Het Gezicht op Toledo, het enige landschap, hangt dan weer een zo onheilspellend licht, dat de toorn Gods niet veraf lijkt.
In een kamertje wat apart, ten slotte, wel degelijk een lichtere toon. Een jongen blaast in het donker op een gloeiend kooltje, en zet zo zijn eigen gezicht in een warme gloed. Op twee andere schilderijen doet hij het nog eens over, nu in het gezelschap van een aap en een zot. Oef, ook El Greco was maar een mens.
Jan Braet
Waar en wanneer sloop de onrust in het werk binnen?