Tudum, tudum… the Pink Panther is jarig. Hoeveel jaar hij juist wordt, doet er niet toe. Sommige helden worden nooit oud.
Oké, af en toe moet een mens zijn jeugdhelden eren. Al was het maar om te herinneren waarom het nu ook alweer jeugdhelden waren. Maar we moeten ook niet overdrijven. Er wordt dezer dagen in de Engelse en de Amerikaanse pers bijzonder wild gedaan over de veertigste verjaardag van the Pink Panther. 2004 is door zijn bedenkers officieel uitgeroepen tot ‘pink year’. Er is zelfs een speciale verjaardagswebsite in het leven geroepen.
Natuurlijk kun je niet genoeg argwaan koesteren tegenover dit soort marketingstunts. Vaak is het niet meer dan een manier om een oud sixties-icoon weer op de rails te krijgen. Al ligt dat in het geval van the Pink Panther misschien toch anders. De panter is namelijk nooit echt out geweest, er zit weinig sleet op. Hoe dat komt?
Dit verhaal begint in het hoofd van regisseur Blake Edwards, jaren geleden. Hij had kopzorgen over een filmscenario. Dat draaide rond een waardevolle diamant, die niet gestolen mocht worden. In die diamant was een roze panter te zien, daarom werd hij thePink Panther genoemd. Alleen: Edwards had geen idee hoe die roze panter er zou moeten uitzien.
Hij belde een vriend: Isadore ‘Friz’ Freleng, een van de pioniers van de Hollywood-tekenfilms. Bedenker van onder meer Sylvester, Porky Pig en Daffy Duck. Veteraan van vele oorlogen. Maar toen hij het verzoek van Edwards hoorde, zakte hij zowat door de grond. ‘Wat!? Een roze panter? Ben je stoned of wat?’
Uiteindelijk aanvaardde hij de job. Hij had ook geen keuze, want het ging in 1963 niet goed met de tekenfilmindustrie. Zijn werkgever, Warner Bros, had een jaar eerder zijn tekenfilmstudio gesloten. Samen met het jonge talent David DePatie had hij de studio overgenomen. Het was erop of eronder. Als bezetenen begon het tweetal roze panters te tekenen. Nachten aan een stuk.
Een paar weken later kwam Edwards op bezoek. ‘Ik herinner het mij nog als de dag van gisteren’, zegt DePatie. ‘Het was een snikhete zondagmiddag. Wij gooiden de honderden tekeningen op tafel. Een voor een draaide hij ze om, gebaarde telkens van ‘nee’. Plots stak hij een tekening omhoog en riep: “That’s him. That’s the guy.” Alleen: Edwards had nog altijd geen flauw idee wat hij juist met die roze panter ging aanvangen.
Maanden verstreken. The Pink Panther-film was inmiddels helemaal opgenomen, bijna klaar om in roulatie te gaan. Plots telefoon van Edwards. ‘Ik weet het! De panter moet in de begingeneriek zitten! Maak maar iets.’
En DePatie en Freleng maakten iets: een redelijk krankzinnig introductiefilmpje. ‘Al hadden we wel onze twijfels’, zegt DePatie nu. ‘Een tekenfilmfiguur die een film inleidde: het was op z’n zachtst gezegd nogal ongewoon. Alles veranderde op de proefvoorstelling van The Pink Panther, toen mensen de panter voor het eerst te zien kregen. Iedereen gierde het uit, begon te schreeuwen… onvoorstelbaar, nooit gezien. Ze hebben die vertoning moeten stilleggen. Ik herinner mij ook de schitterende sfeer achteraf. Niemand zei iets, we zaten allemaal te grijnzen naar elkaar. En sigaretten te roken.’
Het waren de beste sigaretten die ze ooit zouden roken. Het werd een megasucces, die film. Niet omdat hij zo fantastisch was. Oké, Peter Sellers was schitterend als inspecteur Clouseau. Maar iedereen had het over die panter. In geen tijd was hij uitgegroeid tot een hype. Twee weken na de release van de film stond de roze panter al op de cover van Time.
Natuurlijk: hij had de techniek mee. The Pink Panther betekende revolutie in tekenfilmwereld. Hij was stukken beter dan al die stijve en belegen tekenfilmpjes uit die tijd. Het begon al met het intromuziekje: ‘ Tudum, tudum…’ Maar The Pink Panther kwam ook op het juiste moment. De jaren zestig waren halfweg. Amerika was hersteld van zijn JFK-trauma, de beste der werelden leek weer in aanmaak.
Alleen hadden ze nog nood aan een nieuwe held. En nu kregen ze er een. En wat voor een. Hij had de cool van de jonge James Dean, de moves van Cary Grant én een staart.
De panter gaat solo
DePatie en Freleng wisten al snel: hier zit meer in. En zo kreeg de panter zijn eigen tekenfilmserie. Zijn eerste animatiefilmpje heette Pink Phink. Op affiches liet de panter weinig twijfel bestaan over zijn ambities. ‘Remember me? First I was a movie title, now I’m gonna be the movie star.’
Er volgden nog tientallen animatiefilmpjes: Pink in the Clink, Pink-a-Boo, Pinkadilly Circus… Een lijn viel er niet te trekken door zijn avonturen. Hij sprak nooit. Soms een paar woorden: ‘Why can’t man be more like animals?‘ Maar voor de rest was the Pink Panther de wispelturige antiheld zelve. In sommige filmpjes was hij clever, sluw, succesvol. Op andere momenten was hij aandoenlijk. Hoe hard hij ook probeerde, hoe goed zijn bedoelingen ook waren: hij veroorzaakte alleen maar onheil. Dat lag dan aan de omstandigheden. Zo kon alleman zich herkennen in de panter.
Vandaag lijken die oude Pink Panther-animatiefilmpjes trouwens meer op een cursus ‘populaire cultuur’ van die mesjogge sixties. Van de psychedelische muziek tot geheim agenten (dé sixties-trend): alles zat erin. In totaal bedachten Freleng en DePatie zo’n 140 tekenfilmpjes en een reeks nevenfiguren, zoals Pinky, Punky, Panky,The Aardvark en The Ant.
De prijzen volgden elkaar in sneltempo op. Pink Phink won in 1964 al de oscar voor beste korte animatiefilm als eerste debuuttekenfilm. The Pink Panter Theme, het wereldberoemde herkenningsmelodietje van Henry Mancini, kreeg in 1965 de oscar voor beste originele soundtrack, drie Grammy-awards en een plaats in het collectieve muziekgeheugen. Maar the Pink Panther was in de jaren zeventig ook een gigantisch merchandising-project. Overal – van pyjama’s tot het blaadje dat bij de reep tuttefrut zat – stond zijn roze kop op. De panter verdiende grof geld.
En dat liet hij zelf blijken. Midden jaren zeventig kondigde Blake Edwards aan dat hij een nieuwe Pink Panther-film ging maken rond inspecteur Clouseau. Met onze roze vriend opnieuw in de begingeneriek, dat spreekt. Alleen: deze keer reed hij rond in een grote limousine.
En dat zal over een paar maanden niet anders zijn, als Clouseau en co hun comeback maken op het witte doek. David Beckham en Steve Martin gaan in die film meespelen. Maar iemand zal de echte movie star willen zijn. Echte groten dulden geen concurrentie.
Wordt de roze panter dan nooit oud?
Natuurlijk waren al die oude Pink Panther-filmpjes in onze herinnering stukken grappiger. Zo gaat dat altijd met die dingen. Maar toch zit er nog altijd merkwaardig weinig sleet op thePink Panther. Hoe dat nu komt?
Wel, er zijn twee manieren om nooit oud te worden: vroeg sterven of nooit iets zeggen, om het mysterie te bewaren. Onze roze vriend koos voor het laatste. En dat was niet toevallig.
Stijn Tormans
pink panther – Onze roze tuttefrut-VRIEND
De roze panter was het juiste beest op het juiste moment.