De kloof tussen arm en rijk is het voorbije decennium alleen maar gegroeid. Ondanks, of mede door de ontwikkelingsorganisaties? 11.11.11-voorzitster Mieke Molemans pareert de kritiek.
Ondanks het idealisme van hulpverleners, het explosief toegenomen aantal niet-gouvernementele organisaties (ngo’s), de internationale VN-conferenties over armoede en de ontroerende beleidsverklaringen van talloze regeringsleiders, is de kloof tussen het arme en het rijke deel van de wereldbevolking fors gegroeid. Uit het Human Development Report 2003 (UNDP) blijkt dat sinds de jaren negentig 54 landen armer geworden zijn, er in 21 landen meer honger wordt geleden, en de kindersterfte in 14 landen is toegenomen.
Terwijl de wereldgemeenschap niet in staat blijkt om 100 miljard dollar bijeen te brengen – het bedrag dat volgens de VN nodig is om honger uit de wereld te helpen – bedragen de transfers van Zuid naar Noord (dalende grondstofprijzen, schuldaflossingen, kapitaalvlucht, lage lonen, enzovoort) volgens sommige onderzoekers wel 3600 miljard dollar. Terwijl de rijke landen al ruim dertig jaar geleden afspraken om minstens 0,7 procent van hun bruto binnenlands product (bnp) te besteden aan hulp, daalde het gemiddelde percentage tijdens de beursroes van de jaren negentig van 0,33 naar 0,22 procent (nu jaarlijks 57 miljard dollar). En structureel verandert er weinig tot niets: het subsidiebeleid en de beperkte markttoegang in zowel Noord als Zuid, slecht bestuur, corruptie, het gebrek aan sociale rechten in arme landen en aan mondiale, democratische inspraak in internationale instellingen. De ontwikkelingshulp dient als schaamlap voor het gebrek aan politieke wil om het probleem écht aan te pakken. De Zweed Bjorn Lomborg (de schrik van de milieubeweging) heeft pas een onderzoeksgroep gevormd om de doelmatigheid van ontwikkelingshulp te evalueren. Vuurwerk verzekerd!
Ook auteur Marc Vandepitte, actief in de andersglobaliseringsbeweging, stelt in zijn net verschenen boek De Kloof en de Uitweg, een dwarse kijk op ontwikkelingssamenwerking dat de traditionele hulp in de praktijk niet meer is dan symptoombestrijding, palliatieve zorg voor de dagelijkse ellende in ontwikkelingslanden. En de ngo’s, waarvan sommige erg groot, zijn vechtend om de subsidiestromen een vast onderdeel van de ontwikkelingsbusiness geworden. Hun aantal is gestegen van amper vijfduizend in de jaren zeventig tot ruim vijftigduizend nu. Met hun aura van onaantastbaar moreel gelijk, zijn zij in realiteit vaak de slippendragers van het buitenlands beleid van landen (met Irak als sprekend voorbeeld), of van de Wereldbank en het IMF. Vandepitte: ‘Het IMF dwingt de overheden in het Zuiden essentiële overheidstaken zoals onderwijs, gezondheidszorg, infrastructuurwerken en ondersteuning van de landbouw af te stoten. Deze taken worden dan overgenomen door ngo’s. Zo is de cirkel rond en spelen de betrokken landen een belangrijk deel van hun soevereiniteit kwijt.’
MOOIE INTENTIES
Dit alles levert een wel erg bizar beeld op van een ‘wereldgemeenschap van goedmenende burgers’ die leeft en carrière maakt bij gratie van ‘de armen’. Hallo 11.11.11?
Voorzitster Mieke Molemans, die ook het voorwoord voor het boek van Vandepitte schreef, vindt dat er terecht kritische vragen gesteld worden: ‘Toch denk ik dat dit boek te veel uitgaat van de traditionele ontwikkelingshulp van twintig tot dertig jaar geleden. De ontwikkelingswereld is intussen erg geëvolueerd. Nu komt voor ons het steunen van sociaal-politieke veranderingen op de eerste plaats, dan komt educatie en dan pas de hulp.’
Molemans noemt het wel ‘ongelofelijk triest’ dat de politieke wereld het vraagstuk van de herverdeling niet al te serieus neemt, ondanks de mooie intenties van politici als Guy Verhofstadt: ‘Het is wel een pluspunt dat mensen als Verhofstadt dit soort dingen bepleiten. Als hij dit tien keer herhaalt, zal de boodschap wel doorsijpelen en kunnen daden niet meer ongestraft uitblijven. De politieke wereld zou moeten erkennen dat ze momenteel op mondiale schaal onvoldoende macht kan uitoefenen over de economische actoren, inclusief instellingen als IMF, WTO en Wereldbank. Want hoe je het draait of keert, armoedebestrijding bestaat in de eerste plaats uit voldoende fatsoenlijk betaalde jobs. Daar laten politici te veel vrij spel aan economische actoren.’
Dan kun je ook zeggen dat bedrijven juist zo goed mogelijk moeten kunnen werken om nieuwe banen te scheppen? Molemans: ‘Uiteraard is het zo dat vooral bedrijven jobs creëren. Wij zijn voor globalisering en de vrije markt, maar wel met sociale correcties op mondiaal niveau, een soort basale so-ciale zekerheid, maar dan voor de hele wereld. En we doen voorstellen voor radicale veranderingen zonder daarbij het hele systeem te willen omvergooien. Vandaar onze campagnes rond schuldsanering, alternatieve handel en de Tobintaks op kapitaalverkeer. Onze hoofdtaak blijft het aanklagen van die enorme welvaartskloof. Neem het voorbeeld van de farmaceutische industrie die maar tien procent van de enorme onderzoeksbudgetten besteedt aan tropische ziekten waaraan wel negentig procent van kinderen in de derde wereld overlijden. Die bedrijven ontvluchten hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.’
Of de overheden in sommige ontwikkelingslanden maken foute beleidskeuzen en investeren niet voldoende in onderwijs en onderzoek. ‘Ja, dat speelt zeker ook mee, het is geen zwartwitverhaal, maar een complex geheel. Maar denken dat de markt het wel automatisch zal regelen, klopt dus niet. Er zijn correcties nodig om te voorkomen dat de rechten van de mens op massale wijze geschonden worden. In dit soort dossiers moet de politiek bijsturen.’
NIEUW HANDVEST
En wat betreft de soms perverse rol van de ngo’s? Molemans: ‘Natuurlijk moe- ten we niet bang zijn om heilige huisjes omver te schoppen. We moeten wel- licht nog meer transparantie en bescheidenheid aan de dag leggen. Maar je mag niet alle ngo’s over dezelfde kam scheren. Veel ngo’s hebben een andere ontstaansgeschiedenis en achtergrond. Er bestaan inderdaad ook ngo’s die door bedrijven worden opgericht of die dienen als verlengstuk van de buitenlandse politiek. Wijzelf zijn een koepel die veel stromingen en ideologieën verenigt. Marc Vandepitte hoort bijvoorbeeld bij een strekking die een totale afwijzing van het huidige economische systeem voorstaat en kiest voor een revolutionaire benadering. Dat is een legitiem standpunt, maar wij als 11.11.11 werken momenteel aan een nieuw handvest waarbij geleidelijke hervormingen door het ondersteunen van sociale bewegingen in het Zuiden meer het uitgangspunt zal zijn. Het opstellen van zo’n handvest gebeurt overigens heel democratisch. We hebben ongeveer honderd aangesloten organisaties en driehonderd lokale 11.11.11-groepen en daarvan hebben er al tweehonderd hun voorstellen ingediend. Onze studiedienst analyseert die momenteel, om tegen het najaar met een tekst te komen. En kritiek is wat ons betreft dus welkom.’
Een kritiek is bijvoorbeeld dat men veel te versnipperd werkt: er zijn gespecialiseerde ngo’s voor milieu, voor mensenrechten, voor onderwijs, voor dieren… Een gemeenschappelijk vakbondsfront staat ook veel sterker als een arbeidsconflict moet worden uitgevochten. Molemans: ‘Het is een feit dat we nog veel meer moeten samenwerken, al durf ik te stellen dat 11.11.11 als koepel wat dat betreft uniek is in de wereld. Maar vakbonden hebben er ook honderd jaar over gedaan om zich te organiseren en internationaler te gaan werken. Het is een moeilijk maar noodzakelijk proces.’
De vraag is of er gezien de omvang van sommige mondiale problemen wel zoveel tijd is. Molemans zucht: ‘Inderdaad, als je kijkt naar de achteruitgang van Afrika…. zoveel leed dat ook nog eens enorme ecologische en andere kosten meebrengt. De Verenigde Naties besloten eind vorige eeuw dat de armoede tegen 2015 gehalveerd moet zijn. Eigenlijk is het al cynisch dat men daar zoveel tijd voor uittrok. Maar nu weten we al dat we zelfs die deadline niet halen.’
Hans van Scharen
Sinds de jaren negentig wordt in 21 landen meer honger geleden en is in 14 landen de kindersterfte toegenomen.