In 2014 zullen de federale, Vlaamse en Europese verkiezingen voor het eerst samenvallen. Eén jaar voor dato – vermoedelijk gaan we op 25 mei naar de stembus – maakt Knack een robotfoto van de Belgische kiezer. Hoe beïnvloeden demografische evoluties ons stemgedrag?
Behalve de onvermijdelijke waan van de dag spelen ook demografische factoren een grote rol tijdens verkiezingen. Zo waren het tijdens de laatste Amerikaanse presidentsverkiezingen de massale stemmen uit de groeiende latinogemeenschap die Barack Obama aan een tweede ambtstermijn hielpen. In eigen land leidt vooral de vergrijzing dan weer tot veranderingen in het stemgedrag, weten sociologen. In 2010 was meer dan een derde van het electoraat al ouder dan 55 jaar. In 2014 wordt dat ongeveer 39 procent. Jongere kiezers stemmen doorgaans idealistischer en veranderen vlot van partij, oudere kiezers zijn behoudsgezinder. Zoals de aloude wijsheid gaat: wie jong is en niet links heeft geen hart, wie oud is en niet rechts heeft geen verstand.
Volgens politiek socioloog Marc Swyngedouw (KU Leuven) is daar inderdaad iets van aan. Hij onderscheidt de zogenaamde ‘levensloopeffecten’. ‘Als student is het nu eenmaal gemakkelijker om idealistisch te zijn. Naarmate mensen evolueren in hun leven, gaan ze aan pocketbook voting doen: ze stemmen hun stemgedrag af op hun economische belangen. Zodra je kleine kinderen hebt, wordt kinderopvang een belangrijk onderwerp. Kiezers worden met het klimmen der jaren ook conservatiever, omdat ze hun manier van leven willen bewaren. Dat verandert de dynamiek van verkiezingen.’
50-plus
In heel West-Europa wint de derde leeftijd electoraal aan belang. In Nederland is hij zelfs een politieke doelgroep geworden. Sinds de verkiezingen van september 2012 heeft de ouderenpartij 50Plus daar twee verkozenen in de Tweede Kamer. In de opiniepeilingen krijgt de seniorenpartij een prognose van om en bij de elf zetels, een meer dan respectabele score voor een eenthemapartij. De stemmen komen voornamelijk van vijftigplussers, al zouden ook heel wat veertigers een stem op 50Plus overwegen. Zelfs voor jongeren die in de zorgsector werken, is een stem op 50Plus kennelijk aantrekkelijk. Ook België had in de jaren negentig met Waardig Ouder Worden een ouderenpartij. Toch zal het in ons land niet zo’n vaart lopen, vermoedt politicoloog Marc Hooghe (KU Leuven). ‘Door de nationale kieskringen en lagere kiesdrempel is het voor dergelijke partijen in Nederland een stuk gemakkelijker om in het parlement te komen. ‘Bovendien’, vervolgt Hooghe, ‘hébben we al een ouderenpartij. Die heet CD&V.’
Dat de christendemocraten het gros van hun stemmen uit de derde leeftijd halen, is geen groot geheim. Tijdens de federale verkiezingen van 2010 was een derde van de CD&V-kiezers ouder dan 65. Nauwelijks een vijfde van de CD&V-kiezers was jonger dan 35. Ter vergelijking: bij Groen was dat 46 procent. Toch betekenen die statistieken niet dat de vergrijzing de christendemocraten in de kaart speelt. ‘Veel ouderen stemmen vandaag christendemocratisch vanuit een waardenpatroon dat bij jongeren nagenoeg verdwenen is’, zegt Hooghe. ‘Je persoonlijke attitudes vorm je op relatief jonge leeftijd. Tussen je twintigste en je vijftigste verander je niet spectaculair meer van mening. Er is dus geen enkele reden om aan te nemen dat jongeren na hun vijftigste plots wel gelovig zullen worden.’
Ook al stemt elke generatie anders, er bestaan wel enkele constanten. Partijen als CD&V en SP.A hebben een eerder oud electoraat, Vlaams Belang en Groen hebben hun voornaamste aanhang onder twintigers en dertigers. Bij de laaggeschoolde kiezers is SP.A de populairste partij, gevolgd door CD&V en N-VA. Bij de hooggeschoolden doen vooral N-VA, CD&V en Groen het goed. Vooral bij Groen en Vlaams Belang is de discrepantie tussen hoog- en laaggeschoolden aanzienlijk. Als enkel hooggeschoolden zouden stemmen, zouden Groen en Vlaams Belang in 2009 respectievelijk vijftien en zes procent gehaald hebben. Als enkel laaggeschoolden zouden stemmen, zou Vlaams Belang dan weer 24 procent halen, en zou Groen op amper anderhalf procent uitkomen.
Partijtrouw
Bovendien is het kiespubliek van weleer vandaag de dag een stuk minder volgzaam. De dagen waarin een partijkaart een kiezer levenslang aan zijn partij bond, zijn voorgoed voorbij. Daardoor worden politieke partijen gedwongen om buiten de klassieke achterban naar stemmen te zoeken. ‘Vroeger lag het redelijk eenvoudig’, knikt Hooghe. ‘De vrijzinnige arbeider stemde op de socialisten. Was je katholiek, dan stemde je op de christendemocraten. Vrije beroepen of ondernemers stemden op de liberalen. Die zekere stemmen zijn zo goed als weg. Het klassegebonden stemgedrag is aan het verdwijnen.’
De cijfers van de laatste Kamerverkiezingen geven Hooghe gelijk. Zo kon Open VLD ondanks haar klassieke rol als verdediger van de middenstand slechts 21 procent van de zelfstandigen overtuigen, ex aequo met de N-VA. Ook de arbeiders, het klassieke bastion voor de socialisten, gingen overstag. Bij de ongeschoolde arbeiders bleven de Vlaamse socialisten nipt de grootste partij, maar bij de geschoolde ging 26 procent van de stemmen naar N-VA. Ook bij bedienden en ambtenaren was N-VA veruit de grootste partij. Dat bij gepensioneerden bijna 40 procent voor de CD&V stemt, heeft vooral met geloofsovertuiging te maken.
Geloof
Ook bij gelovigen – een traditioneel reservoir voor de christendemocraten – zijn de patronen van weleer aan het verdwijnen. De Belgische kerken zijn nagenoeg volledig leeggelopen, en christelijke gelovigen vinden bovendien steeds gemakkelijker hun weg naar andere partijen. Vooral N-VA blijkt voor veel kerkelijke en randkerkelijke gelovigen een valabel alternatief. Ook bij vrijzinnigen doen de Vlaams-nationalisten het goed: daar stemde bij de laatste federale verkiezingen 26 procent op de N-VA, gevolgd door SP.A en Open VLD (beide 16 procent). Enkel bij de kerkse gelovigen stemt nog steeds ongeveer de helft op CD&V, al neemt hun aandeel zelfs daar af. Bij niet-christelijke gelovigen – een groep die de volgende jaren steil in aantal toeneemt – stemde 38 procent voor de Vlaamse socialisten.
Oude zuilen
De zuilen mogen dan al even afgebroken zijn, de ruïnes zijn nog steeds aanwezig. Zo halen zowel socialisten als liberalen nog steeds een flink deel van hun kiezers bij de respectievelijke vakbonden. In Vlaanderen zijn de liberale vakbondsleden het trouwst: in 2010 stemde 41 procent van hen nog voor Open VLD. Bij de socialistische vakbond stemde nog een op de drie leden voor SP.A en bij de christelijke vakbondsleden was N-VA zelfs groter dan CD&V, traditioneel de partij van de katholieke arbeider. Hetzelfde patroon geldt voor de ziekenfondsen. Ook daar hebben N-VA, SP.A en Open VLD de grootste aanhang bij respectievelijk de christelijke, socialistische en liberale mutualiteit. Bij het neutrale (41 procent) en het onafhankelijke (32 procent) ziekenfonds kozen de meeste leden voor N-VA.
Man/vrouw
Ook tussen de seksen bestaan grondige kiesverschillen. In het kiespubliek zijn vrouwen in de meerderheid, omdat ze gemiddeld ouder worden. Onder de Vlaamse partijen gelden CD&V, Open VLD en Groen als de meest ‘vrouwelijke’ partijen. N-VA en SP.A hebben een redelijk gelijklopende mix, met meestal iets meer mannen dan vrouwen. Vlaams Belang heeft zoals alle extreemrechtse partijen een eerder mannelijk electoraat. Die tendens is nog duidelijker in Wallonië, waar de kiezers van het extreemrechtse Front National bij de regionale verkiezingen van 2009 voor 96 procent uit mannen bestonden.
Gendergevoelig stemgedrag is een eerder recent verschijnsel, dat naargelang het verkiezingsjaar grondig kan verschillen. Vrouwen stemmen progressiever dan mannen, weet Hooghe. ‘Harde waarden zoals nationalisme of antivreemdelingenstandpunten doen het minder goed bij vrouwen. Dat komt niet omdat vrouwen toleranter zouden zijn. Alleen laten vrouwen er minder vaak hun stemgedrag door bepalen. Als het erop aankomt, vinden de meeste vrouwen goed onderwijs belangrijker dan bijvoorbeeld een strenger migratiebeleid.’
Nieuwe Belgen
Behalve vergrijzing is er in het kiezerspubliek ook sprake van ‘verkleuring’. Hoe groot het aandeel ‘Nieuwe Belgen’ volgend jaar zal zijn, valt moeilijk na te gaan. Het staat evenwel vast dat hun aantallen stijgen, al hoeft dat niet onmiddellijk voor gigantische verschuivingen te zorgen. Socioloog Dirk Jacobs (ULB) onderzocht het stemgedrag van etnische minderheden in Brussel, en concludeerde dat de ‘nieuwe’ Belgen niet spectaculair anders stemmen dan de ‘oude’ Belgen. ‘Het vooroordeel dat allochtonen massaal voor links stemmen, klopt echt niet’, zegt Jacobs.
Dat Nieuwe Belgen in Brussel in groten getale voor de Parti Socialiste stemmen, heeft volgens hem eerder te maken met de partijwerking dan met de ideologie. ‘De PS heeft sneller dan de andere partijen ingezien hoe belangrijk het is om banden te smeden met kiezers met een migratieachtergrond. Daar plukken ze nu de vruchten van.’ Dat de Vlaamse partijen daarin mijlenver achterliggen op de Franstalige, vindt Jacobs opvallend. ‘Vooral rechts en centrumrechts laten op die manier te gemakkelijk stemmen liggen. Voor een deel van de allochtone kiezers spelen naast hun ideologische voorkeur ook specifieke thema’s, zoals de houding van een partij in het hoofddoekendebat. En daarin spreken rechtse partijen doorgaans iets forsere taal, omdat ze de ‘blanke’ kant van hun kiespubliek tevreden willen houden.’
Volgens Jacobs getuigt het stemgedrag van de meeste nieuwkomers van een grote politieke volwassenheid. Wel bestaat er zoiets als etnisch stemgedrag, waarbij Nieuwe Belgen vaker op kandidaten met een migratieachtergrond stemmen. ‘Vooral Belgische Turken geven opvallend vaak de voorkeur aan kandidaten met Turkse roots’, merkt Jacobs op. ‘Op die manier zijn partijen wel verplicht om duurzame banden met de allochtone gemeenschap te smeden. Er vallen echt voor álle partijen stemmen te rapen.’
Polsslag
Een kleine rondvraag bij de voornaamste politieke partijen leert dat ze zich liever niet al te openlijk met de demografische achtergrond van hun kiezers inlaten. Wij hebben ons programma, en dat is te nemen of te laten, klinkt het bij zowat alle partijen. ‘Wij willen een consistent verhaal vertellen’, zegt Piet De Zaeger, directeur bij N-VA. ‘Het kan niet de bedoeling zijn dat wij ons programma aanpassen om eventuele kiezers naar de mond te praten.’ Ook SP.A-voorzitter Bruno Tobback voelt daar niets voor. ‘Ik kan het als sociaaldemocraat niet maken om enkel voor een bepaalde leeftijdscategorie of bevolkingsgroep op te komen.’ Dat de socialisten het de laatste jaren minder goed doen bij jongeren, vindt Tobback geen reden tot ongerustheid. Hij is niet van plan zijn programma meer op jeugdige kiezers af te stemmen. ‘Als ik op dag één iets voor de jongeren zou beloven, kan ik het op dag twee aan de ouderen gaan uitleggen.’
Bij CD&V verwijst men naar de recent opgerichte vernieuwingsgroep Innesto, die de herbronning van de christendemocraten moet gangmaken en ook jongeren bij de partij moet betrekken. Groen heeft dan weer GroenPlus, speciaal opgericht voor 55-plussers, een leeftijdscategorie waarin de groenen amper stemmen halen. Toch benadrukt Groen-voorzitter Wouter Van Besien dat zijn partij zich niet op specifieke bevolkingsgroepen richt. ‘Dat zou contraproductief zijn.’ De enige partij die expliciet toegeeft zich met demografie bezig te houden, is het Vlaams Belang. Senator Bart Laeremans volgt namens de partij de demografische veranderingen in Brussel en de Vlaamse Rand, waarbij hij vooral oog heeft voor de linguïstische en etnische samenstellingen. Hij geeft ook toe dat zijn partij daarop inspeelt, bijvoorbeeld door in verkiezingstijden ook Franstalige affiches te verspreiden.
Boemerang
Politieke partijen zijn wel degelijk met demografische veranderingen bezig, weet Swyngedouw. ‘De voornaamste uitdaging bestaat erin om de polsslag in alle bevolkingslagen aan te voelen. Dat betekent dat je mandatarissen van alle leeftijden en doelgroepen nodig hebt, die uitgebreid contact houden met de basis. En dat is nu eenmaal aartsmoeilijk’. Partijen herwerken hun programma voortdurend’, zegt ook Fons van Dyck, directeur bij merkadviesbureau Think BBDO en voormalig politiek strateeg voor Open VLD en SP.A. ‘Net als consumenten binden kiezers zich vandaag niet meer voor eeuwig aan een merk. Kiezers gaan meer shopgedrag vertonen als het op hun voorkeur voor partijen aankomt, alsof je een winkelmandje samenstelt in een supermarkt. Er is veel meer concurrentie tussen partijen, maar de politieke markt is even groot gebleven. De traditionele partijen proberen hun aanhang zo veel mogelijk aan zich te binden, door in te zetten op persoonlijkheden. Nieuwe partijen fietsen over de historische breuklijnen heen.’
Dat partijen in hun communicatie en strategie rekening houden met demografische evoluties, vindt Van Dyck normaal. ‘Als politicus heb je een draagvlak nodig. Als je dat niet hebt, kun je maar beter huiskamerfilosoof gaan spelen.’ Toch waarschuwt hij ervoor om al te nadrukkelijk op een bepaald deel van de bevolking in te zetten, voor wie de grootste partij wil worden. ‘Ik vergelijk politieke partijen met merken. Als je marktleider wilt worden, moet je je op alle segmenten van de markt richten. Wie pakweg dertig procent wil halen, moet eigenlijk in zowat alle bevolkingsgroepen de grootste zijn. En momenteel is N-VA ongetwijfeld de partij die er het best in slaagt van alle ruiven mee te eten. Zij zetten agressief in op nieuwe kiezers binnenhalen.’
En soms overstijgen politici gewoon de demografie. ‘Dat Steve Stevaert en de zogenaamde teletubbies in 2003 furore maakten en een ongeziene 24 procent haalden, is demografisch niet te verklaren’, vertelt Swyngedouw. ‘Afgaande op de demografische evolutie zou je toen verwachten dat ze juist achteruit zouden gaan, omdat de socialisten ook een eerder oud electoraat hebben. Soms kan de aantrekkelijkheid van een bepaalde politicus het demografische effect opheffen, zoals dat bij Stevaert of Leterme het geval was.’ Al blijken dergelijke opflakkeringen vaak uitstel van executie. ‘De truc bestaat er voor oppositiepartijen in verandering te beloven zonder té concreet te worden’, beaamt Van Dyck. ‘Het gevaar is immers groot dat zo’n belofte nadien als een boemerang in het gezicht terugkomt, wanneer die partij beleidsverantwoordelijkheid moet nemen. De “vijf minuten politieke moed” van Leterme zijn daar een goed voorbeeld van.’
Wallonië
In Wallonië ten slotte lijkt de demografie vooralsnog niet voor ingrijpende veranderingen te zorgen. ‘Het stemgedrag in Wallonië is een stuk minder volatiel dan in Vlaanderen’, bevestigt Hooghe. ‘De laaggeschoolde arbeider stemt er nog steeds op de PS, omdat het de enige partij is die echt opkomt voor zijn belangen. Er is ook geen echte antimigrantenpartij.’ Hooghe noemt het Waalse kiessysteem typisch voor een deelstaat die binnen een federaal systeem de minderheid vormt. ‘Als je in de minderheid bent, heb je sneller jezelf te verenigen, ook in je kiesgedrag. In een rijke Duitse deelstaat als Noord-Rijnland-Westfalen kun je al eens gek doen en op de Piratenpartij stemmen. In Wallonië gaat het om je geld. Als je het gevoel hebt dat je voortbestaan bedreigd is, kun je je geen fantasietjes veroorloven.’
DOOR JEROEN ZUALLAERT
‘Kiezers worden met het ouder worden over het algemeen conservatiever, omdat ze hun manier van leven willen bewaren.’
‘De voornaamste uitdaging bestaat erin om de polsslag in alle bevolkingslagen aan te voelen.’