Als er één mannenwereld is, dan wel die van het terrorisme: van Carlos de Jakhals over Osama Bin Laden tot Anders Breivik. Maar ook vrouwen vinden steeds vaker de weg naar terreur. Al botsen ze ook daar op een glazen plafond. Professor Beatrice de Graaf schreef er een boek over. ‘Vrouwen worden afgerekend op wie ze zijn, mannen op wat ze doen.’
In Gevaarlijke Vrouwen (uitgeverij Boom) portretteert Beatrice de Graaf, hoogleraar conflict en veiligheid aan de universiteit van Leiden, tien bekende terroristen, onder anderen RAF-boegbeeld Ulrike Meinhof, de Belgisch-Marokkaanse jihadiste Malika El Aroud en Tanja Nijmeijer van de FARC. Wat hebben deze vrouwen gemeen? Beatrice de Graaf: ‘Ik voer al tien jaar onderzoek naar terrorisme en geregeld kwam ik verhalen tegen over vrouwen. Eén ding viel me op: in tegenstelling tot mannen, worden zij veel minder afgerekend op hun daden, maar vooral op hun emoties of hun uiterlijk. De maatschappij verdeelt hen grofweg in twee stereo- types. Enerzijds zijn er de hysterische, ontaarde moeders. De bekendste is ongetwijfeld Ulrike Meinhof, die haar kinderen in de steek liet om bij de Rote Armee Fraktion te gaan. Zij werd ‘de gevaarlijkste vrouw van Duitsland’, nog voor ze één wapen had aangeraakt. Anderzijds zijn er de ondeugende buurmeisjes, die zwaar worden onderschat. Een goed voorbeeld is de Nederlandse Tanja Nijmeijer. In de media werden haar acties lang geromantiseerd: ze was dat ‘lekker ding’ in de Colombiaanse jungle. Terwijl ze wel actief meestrijdt met de FARC, een rebellenbeweging die duizenden doden op haar geweten heeft. Die beeldvorming is de rode draad door mijn boek. Je zult me niet horen zeggen dat vrouwelijke terroristen onschuldiger zijn dan hun mannelijke collega’s. Of gevaarlijker. Maar er is wel één groot verschil: vrouwen worden vooral afgerekend op wie ze zijn, mannen op wat ze doen. Dat zie je trouwens ook in de politiek. Vrouwelijke ministers krijgen altijd vragen over de combinatie werk-gezin. Terwijl mannen alleen maar vragen krijgen over hun werk.’
Zijn vrouwelijke terroristen wereldwijd in opmars?
Beatrice de Graaf: Het hangt ervan af welke vorm van terrorisme je bedoelt. Het religieuze jihadisme, vooral bekend van Al-Qaeda, blijft toch een mannenwereld. De afgelopen jaren had je misschien een honderdtal vrouwelijke zelfmoordterroristen, maar dat is nog altijd een kleine minderheid. En die vrouwen zijn meestal niet meer dan ‘kanonnenvlees’. De Palestijnen begonnen er ook mee in 2000, bij de tweede intifada. Dat deden ze om tactische redenen: vrouwen in boerka raakten – en raken – makkelijker door een veiligheidscontrole. Daarnaast is het ook strategisch interessant om vrouwen in te zetten. In Tsjetsjenië worden ‘zwarte weduwen’ gebruikt als zelfmoordterroristen. Het is een krachtige boodschap naar de buitenwereld: als zelfs vrouwen en moeders bereid zijn om hun leven op te offeren, dan moet de situatie wel érg schrijnend zijn. Maar de meeste vrouwen vind je bij seculiere terreurorganisaties, zoals de FARC en de Koerdische PKK: daar zijn 30 tot 40 procent van de leden vrouwen. En ik denk dat hun aandeel nog zal stijgen. Maar ook zij stoten maar heel uitzonderlijk door naar de top. Meestal vind je hen in uitvoerende of verzorgende functies.
Ook in het terrorisme is er dus een glazen plafond?
De Graaf: Absoluut. Zeker het jihadisme blijft een machowereld. Zij hebben daar intern trouwens hevige discussies over: mag je vrouwen inzetten of niet? Veel mannen beschouwen dat als een teken van onmacht. Terwijl anderen het ‘pragmatisch’ bekijken: verkrachte vrouwen of weduwen zijn toch niets meer waard, dus kun je hen evengoed opblazen. Een van de enige vrouwen die wél zijn doorgestoten naar een vrij hoge positie, is de Bel- gisch-Marokkaanse ‘internet-jihadiste’ Malika El Aroud. Zij logeerde in hetzelfde kamp als Osama Bin Laden en rekruteerde op eigen initiatief strijdkrachten voor Afghanistan. Maar zij is een uitzondering. Je zou misschien denken dat er meer topvrouwen zijn in progressief-linkse bewegingen – zoals de RAF destijds – maar ook daar zijn ze zeer uitzonderlijk. Eigenlijk vind je ze nog het meest in etnisch-separatistische organisaties, zoals de Ierse IRA en de Baskische ETA. Daar leeft vaak een clangevoel: vrouwen kunnen doorgroeien omdat ze een moederrol opnemen.
U noemt veel vrouwelijke terroristen ‘dubbele slachtoffers’. Hoezo?
De Graaf: Zarema Moezjachojeva is een goed voorbeeld, zij is een van de Tsjetsjeense ‘zwarte weduwen’. Op haar twintigste verloor ze haar man, haar dochtertje was toen amper zeven maanden. Zarema woonde een tijdje bij haar schoonouders, maar door allerlei problemen was ze uiteindelijk nergens nog welkom. Zo’n vrouw is een makkelijke prooi voor de rebellen: ze voelde zich waardeloos en werd onder druk gezet om zich op te blazen, kwestie van toch nog eervol te sterven. Op het laatste nippertje bedacht Zarema zich en gaf ze zich aan bij de Russische politie. Maar die zag haar – net als de hele publieke opinie – als een monster, een furie: een vrouw die besluit om levens te nemen in plaats van er te geven, wordt pas écht gevaarlijk. Zo werd ze voor de tweede keer slachtoffer. Bij de RAF had je trouwens ook van die vrouwen. Neem nu Elisabeth von Dyck, die alleen maar logistieke steun had gegeven. Maar de politie was zo bang voor dat ‘ontaarde monster’ dat ze haar meteen hebben doodgeschoten.
U bepleit in uw boek een genuanceerde beeldvorming. Vindt u dat we allemaal mee schuldig zijn?
De Graaf: Absoluut niet. Ik wil die vrouwen zeker niet vergoelijken. De eindverantwoordelijkheid voor hun daden ligt nog altijd bij hen: zij beslissen hoe ze omgaan met de speelruimte in hun leven. Al is die speelruimte natuurlijk kleiner voor een Tsjetsjeense weduwe dan voor een burgermeisje uit Holland. Maar ik vind wel dat wij – de politiek en de brede maatschappij – mee verantwoordelijk zijn. Doordat we in clichés denken, sluiten we veel mogelijkheden uit. Ten eerste voor die vrouwen: als je wordt afgeschilderd als een gevaarlijk monster, is het veel moeilijker om er nog uit te stappen. Maar ook voor onszelf: door ‘stoute buurmeisjes’ te onderschatten, kunnen we hen niet tijdig ontmaskeren. Het is dus belangrijk dat we die stereo-types loslaten en louter naar de feiten kijken, zoals we bij mannen doen.
Wie zijn volgens u de gevaarlijkste vrouwen van dit moment?
De Graaf: (grijnst) Ik vrees dat ik je moet teleurstellen. Een hitparade van de meest monsterlijke vrouwen zul je niet in mijn boek vinden. Maar als ik er dan toch eentje moet kiezen, zou het Beate Zschäpe zijn, bekend van de Dönermoorden in Duitsland (negen buitenlanders en een politieagente werden tussen 2000 en 2007 vermoord door de extreemrechtse terreurgroep NSU, nvdr). Zij is waarschijnlijk de gevaarlijkste vrouw uit het boek. En toch werd ook zij aanvankelijk wat eufemistisch omschreven als ‘naziliefje’. Maar nu staat ze wel terecht voor tien moorden. En ook de vrouwen die bij de FARC vechten, zoals Tanja Nijmeijer, zou ik zeker niet onderschatten. Misschien is Tanja als persoon niet levensgevaarlijk, maar haar organisatie is dat zeker.
En wat moeten we denken van de Belgische vrouwelijke terroristen?
De Graaf: Ik denk dan spontaan aan het tragische verhaal van Muriel Degauque (dat door Chris De Stoop werd beschreven in zijn boek Vrede zij met u, zuster, nvdr) en natuurlijk ook aan Malika El Aroud, de ‘internet- jihadiste’. Maar je kunt – statistisch ge-zien – moeilijk een patroon ontwaren bij twee vrouwen. Net als veel andere radicale terroristen hebben zij een ‘bio-grafische knik’ gekend – een gebroken relatie, een groot verlies – maar dat is niet voldoende als verklaring. Anders zouden er miljoenen terroristen rondlopen. Maar wat me wél opviel in België, is dat er veel minder ophef was dan in Nederland. Bij ons zag je tien jaar geleden panische reacties, er werd gesproken over ‘de amazones van Allah’. Terwijl jullie je amper zorgen maakten. Misschien komt dat door onze homogene publieke opinie: die zwengelt in één beweging van links naar rechts. In België was de publieke druk veel minder groot. Zo kon Malika heel lang onder de radar blijven werken, tot ze uiteindelijk toch achter de tralies belandde in 2010.
DOOR STEFANIE VAN DEN BROECK
‘Een van de enige vrouwen die wél zijn doorgestoten naar een vrij hoge positie, is de Belgisch-Marokkaanse internet-jihadiste Malika El Aroud.’