Een eigenzinnige stamvader, verspillende erfgenamen, ruziënde familieclans en een verbannen kleinzoon die wraak neemt: de geschiedenis van het tapijtenimperium Louis De Poortere heeft een hoog Dallas-gehalte.
De tapijtfabrikanten langs de carpet-road, de E17 tussen de Franse grens (vanaf Kortrijk vooral) en Waregem – hét wereldcentrum – beschrijven zichzelf graag als de ‘Texanen van West-Vlaanderen’. Sommigen spelen ook werkelijk ‘Dallas’. De familie De Poortere met name, wier industriële groep na een langgerekte strijd in mekaar is geklapt.
Het begon al met een familieconflict, in 1929. Louis De Poortere schoot niet langer op met zijn neven in het Kortrijkse meubelstoffenbedrijf Louis Depoortere Frères. Hij trok eruit en richtte z’n eigen tapijtfabriekje op, met 24 Jacquardgetouwen. Dat was tamelijk roekeloos, want in de wereld heerste toen de Grote Depressie. Maar Louis en zijn vier zonen bouwden Louis De Poortere (LDP) uit tot de grootste Europese producent van geweven tapijt. LDP beleefde in de jaren zestig en zeventig zijn glorieperiode en had in de jaren tachtig 1500 werknemers in België en zowat 5000 wereldwijd. Louis De Poortere ging Roger De Clerck van Beaulieu en Paul Balcaen van Balta met decennia vooraf. Hij is de stamvader van de West-Vlaamse tapijtindustrie.
LDP uit Moeskroen is nu dus failliet, met een schuld die op vier miljard frank wordt geraamd. Een ongewone prestatie, want de concurrenten kunnen in de huidige hoogconjunctuur zelfs de productietijd niet missen om hun machines te smeren. Het bedrijf heeft zelf het faillissement aangevraagd en zo de eer aan zichzelf gehouden: anders had de handelsrechtbank het faillissement uitgesproken op verzoek van de sociale zekerheid, die niet langer op 640 miljoen frank achterstallige sociale bijdragen wilde wachten.
DE DERDE GENERATIE
Goed vijfhonderd werknemers staan op straat. Zij zullen makkelijk elders werk vinden. Misschien kunnen ze zelfs blijven: er hebben zich al kandidaat-overnemers aangediend. Een van hen is Vincent De Poortere, een kleinzoon van Louis, eigenaar van de moderne tapijtweverij Balsan in Châteauroux en met 57 procent ook de hoofdaandeelhouder van LDP. Via die Franse weg kan Vincent wellicht voor een prikje zijn Belgische fabriek, van schulden gezuiverd, opnieuw binnenhalen.
Het is de kroniek van een aangekondigde dood. De derde generatie, aldus de economieboekjes, moet naar de beurs gaan om te vermijden dat het familie-imperium ten onder gaat. Er zijn natuurlijk economische redenen voor het huidige leed. De Poortere was dé specialist in het geweven tapijt, maar het goedkopere getufte tapijt veroverde de markt. De groep kon zich niet handhaven tussen de groten. Balta, Domo, Beaulieu, Associated Weavers en enkele anderen zijn daar wel in geslaagd. Bij De Poortere legden ze er zich bij neer dat het dure tapijt als vloerbekleding zijn hoogdagen achter de rug had.
Onder Jean, Carlo, Frank en Pierre De Poortere kende LDP een voorspoedige ontwikkeling. Ze bezaten elk een kwart van de aandelen. Geen gerotzooi om de macht dus, al trok Frank wel het laken naar zich toe en had Carlo meer belangstelling voor kunst dan voor tapijt.
Vanaf de derde generatie, met de kleinkinderen van de stichter, liep het fout. De uitgebreide familie van het luxetapijt ging er zelf een luxueuze levensstijl op nahouden. De neven bleken niet erg geschikt om het grote bedrijf te leiden. Als topman miste Reginald inspiratie. Toch neemt hij veel plaats in de familie-annalen in. In december 1988 poogden vier gangsters zijn echtgenote Cathérine Lesimple te ontvoeren. Zij grepen evenwel niet de Française van Marokkaanse afkomst – haar vader was de persoonlijke lijfarts van koning Hassan – maar Evelyne Hanssen, de huishoudster die toevallig de deur opendeed. Het dilletante viertal liet de gegijzelde vrij, zonder de 150 miljoen frank losgeld. Er deden zich nog meer eigenaardigheden voor onder het bewind van Reginald. Onbekenden schoten op een bus personeelsleden en hijzelf kreeg dreigbrieven met een kogel in de bus. Over het hoe en waarom van deze vreemde voorvallen is er nooit meer duidelijkheid gekomen.
Toen verscheen Vincent op de scène, een creatief en onstuimig man. De nieuwe kroonprins van de familie, die aan Harvard had gestudeerd en bij Solvay had gewerkt, maakte openlijk ruzie met Reginald. Met de steun van zijn oom Frank kocht hij het ene bedrijf na het andere op, om LDP tot een Europese speler te maken. In die enthousiaste sfeer vergat de groep zijn geconsolideerde balans op te maken. Toen dat uiteindelijk toch gebeurde vertoonde die acht miljard frank schulden en een negatief eigen vermogen. De bankiers dreigden de kranen dicht te draaien.
In de familie volgde opnieuw een paleisrevolutie. Ze verweet Vincent LDP bijna in het faillissement te hebben gewerkt. Hij werd verbannen. De ooms Frank en Jean zetten hun schoonzonen Pascal Dryon en Baudouin Goemaere aan de top. De ‘koekjesbakker’ Dryon (wegens verwant met Parein) was voortaan LDP. Maar zwart schaap Vincent reageerde sluw en weinig familiaal. Hij schakelde zelfs het kleineaandeelhoudersyndicaat Déminor in om recht te krijgen: in ruil voor zijn aandelen LDP kreeg hij het Franse Balsan met een pak cash bovenop.
EEN BERG EUROPEES GELD
Met de verkoop van de spinnerijen en de buitenlandse verkoopkantoren kreeg Dryon het noodlijdende bedrijf niet gered. De Vlaamse overheidsholding Gimvindus twijfelde aan de overlevingskansen van de tapijtproducent en bedankte voor de eer financiële steun te mogen leveren. Maar bij het Waalse gewest kreeg LDP wel gehoor. De toenmalige Waalse regeringsleider Guy Spitaels (PS) zat op een berg Europees geld om ‘ontwikkelingsgebied’ Henegouwen er bovenop te helpen. Een vervelend detail: Louis Depoortere was een Vlaams bedrijf.
Zoiets valt te regelen voor een bedrijf dat te paard zit op de taalgrens – op het enorme fabrieksterrein staat de tuftafdeling op Henegouws en de tapijtweverij op West-Vlaams grondgebied. De voordeur aan de Statielaan in Aalbeke werd achterdeur en de achterdeur aan de Rue de la Royenne in Moeskroen voordeur. Een makkelijkere ‘delokalisering’ was moeilijk denkbaar. In de fabriek veranderde niets, de meeste arbeiders en zelfs de Frans opgevoede familie spreken Nederlands. Als gevolg van die verhuizing is het Waalse gewest nu als aandeelhouder mede-verliezer in het faillissement.
En zoals dat met al te gulle overheidssteun gaat, ook Louis De Poortere miste zijn turnaround. Het heet dat de familie veel van zijn met tapijten verdiende fortuin heeft verloren. De bejaarde broers Frank en Jean gooiden er inderdaad nogal wat tafelzilver tegenaan. Niettemin, toen de zweer van het zwarte geld bij KB Lux openbarstte, was Frank De Poortere een van de eerste klanten die voor de onderzoeksrechter verscheen. Uiteindelijk restte LDP nog één enkele uitweg: samengaan met een sterke partner. De bedeltocht van gedelegeerd bestuurder Pascal Dryon bij de concurrenten bleef zonder resultaat.
Tot de partner zich in 1997 spontaan aanbood: de verbannen Vincent De Poortere met zijn florerende Franse tapijtfabriek Balsan. Hij bracht Balsan in de familieholding en werd daardoor hoofdaandeelhouder van LDP. Na zijn blijde intrede was het liedje voor de familie uit.
De rest van de familiesoap is bekend. LDP bleef zoeken naar zijn redding, tevergeefs. Topman Vincent De Poortere, die in Engeland woont en weinig in het bedrijf te zien is, blijft fantaisistische verhalen debiteren. Banken en werknemers verliezen hun vertrouwen in de tapijtman. Het Waalse gewest betreurt nu zijn gulheid: honderden miljoenen belastinggeld zijn verdwenen voor de zon.
Guido Despiegelaere