Het Amerikaanse bedrijfsleven verdient goed aan Irak.
‘G o fuck yourself!‘ Deze gevleugelde woorden zullen de Amerikaanse vice-president Dick Cheney nog lang achtervolgen. Cheney riep ze naar een journalist die had gevraagd hoeveel ‘Iraakse’ contracten het bedrijf Halliburton al had gesloten. Cheney was topman van Halliburton.
Het aantal contracten voor de wederopbouw in Irak en Afghanistan, dat Amerikaanse bedrijven in de wacht slepen, stijgt nog steeds sterk. Volgens een rapport van de Amerikaanse onderzoeksorganisatie Center for Public Integrity (CPI) gebeurt dat niet altijd even transparant. Tot nu toe hebben ruim 150 Amerikaanse bedrijven contracten voor de wederopbouw van de door oorlog geteisterde landen verworven, ter waarde van 48,7 miljard dollar. Het CPI registreert via het onderzoeksprogramma ‘Windfalls of War project’ hoe de enorme budgetten die de regering-Bush van het Congres mag uitgeven aan de wederopbouw, worden verdeeld en beheerd. Sinds de eerste evaluatie van 30 oktober vorig jaar, kwamen er tachtig gecontracteerde bedrijven bij. Een stijging van 40 miljard dollar.
Het CPI vraagt voortdurend informatie aan verschillende ministeries via de ‘Freedom of Information Act’, om een goed beeld te krijgen van wat er in Afghanistan gebeurt (heel onduidelijk) en van ‘Operation Iraqi Enduring Freedom’. Volgens het CPI is de overheid al iets opener, maar blijft het nog steeds moeilijk om informatie te krijgen. Een kentering kwam er nadat Congresleden en media meer vragen gingen stellen na het Abu Ghraib-schandaal. Uit het onderzoek bleek immers dat er ook personeelsleden van gecontracteerde bedrijven, Titan Corporation en CACI, bij de martelingen aanwezig waren. Het CPI mocht de contracten van deze bedrijven echter nooit inkijken. Dat de bedrijven in Irak zaten, bleek pas nadat een commissie van het Congres onderzoek deed naar de Abu Ghraib-affaire. Het wijst volgens het CPI op ondoorzichtigheid, deels ontstaan doordat de verdeling van overheidscontracten en belastinggeld door heel veel overheidsinstanties tegelijk gebeurt.
Intussen wacht de Iraakse bevolking ongeduldig tot de wederopbouw zijn vruchten afwerpt. Een jaar na de aankondiging van een ‘Marshallplan voor Irak’ zijn nog maar 140 van de 2300 beloofde reconstructieprojecten gestart. Zij zouden volgens Paul Bremer, hoofd van het voorlopige Amerikaanse bestuur, 50.000 Irakezen een baan opleveren. Het werden er amper 20.000. Het is een kwestie van tijd voor politici en media zullen vragen waar al het geld blijft. Volgens The New York Times bespoedigde het Pentagon onlangs alvast het overmaken van grote bedragen om het proces van wederopbouw te versnellen.
H.V.S.