‘In Oost-Europa en China kijken ze met grote ogen naar onze welvaart. En ze hebben er veel voor over. Als Vlaanderen zijn rijkdom niet wil verliezen, dringen ingrijpende maatregelen zich op.’ Een gesprek met Wilson De Pril, directeur-generaal van Agoria Vlaanderen en spreekbuis voor Industrie Vlaanderen.
Het zijn zo’n vier regeltjes in het Vlaamse regeerakkoord: ‘Het industriële weefsel is de bakermat voor vele andere economische activiteiten en basis van welvaart. We vervullen de kernvoorwaarden om die voor de toekomst veilig te stellen en te versterken. ‘
Wilson De Pril, directeur-generaal van Agoria Vlaanderen, de belangenvereniging van de technologische industrie, zal tijdens het gesprek geregeld het document van 85 pagina’s ter hand nemen. Hij bladert erin, citeert, analyseert, commentarieert. En zucht ook af en toe: ‘Kijk hier, anderhalve pagina over de zeevisserij. Met alle respect voor die mensen, hun activiteiten mogen er ook in staan. Maar als de zeevisserij zoveel plaats en aandacht krijgt, en de industrie maar vier regels waard is, dan vinden wij dat de proporties een beetje zoek zijn.
U lijkt boos. Nochtans verklaarde u zich in eerste instantie ‘positief kritisch’ over de voorgelegde tekst.
WILSON DE PRIL: De signalen die we nu in het regeerakkoord zien, zijn globaal beschouwd positief. Maar eigenlijk hadden we graag een regeerakkoord gehad dat uit twee luiken bestond. Klassieke regeerakkoorden bevatten maar één luik: hoe gaan we het geld spenderen? Wij hadden nu gevraagd om er ook een tweede luik aan toe te voegen, over hoe je dat geld gaat verdienen. Want dat is niet zo evident. De nieuwe Europese lidstaten bijvoorbeeld, zijn zeer ambitieus om een deel van die welvaart naar zich toe te trekken.
Wij lijken het evident te vinden dat wij de rijkdom die we na de Tweede Wereldoorlog hebben opgebouwd, en die tot nu toe systematisch is gegroeid, zullen blijven behouden. Niemand stelt zich daar vragen bij. En ook in dit regeerakkoord is dat te voelen. Het is leuk om te lezen dat de industrie belangrijk is. En het klopt ook: de industrie staat voor veertig procent van de rijkdom in Vlaanderen. Maar nergens staat in deze tekst hoe we gaan maken dat de industrie kan bloeien en groeien, en hoe we nieuwe industrie willen aantrekken uit het buitenland.
Er wordt toch een en ander geschreven over innovatie, onderzoek en onderwijs?
DE PRIL: Ja, maar het zijn vooral losse maatregelen. We hebben dus een aantal ingrediënten, maar we hebben geen recept. Onze vraag is of het de regering wel menens is. Wij hopen dat de verschillende ministers die zich met de industrie bezighouden, dit keer wél goed samenwerken.
Wordt de asymmetrie tussen de federale en de Vlaamse regering geen handicap?
DE PRIL: Die asymmetrie kan ook voordelen hebben. Zeker de laatste tijd hebben we gemerkt dat als de Vlaamse minister-president te veel rekening moest houden met de premier, je dan geen goed Vlaams beleid kan voeren. Vlaanderen moet nu heel goed zijn prioriteiten bepalen. Want Wallonië kent de zijne al zeer goed.
Wat bedoelt u daarmee?
DE PRIL: Qua industrie richten ze zich vooral naar defensie en luchtvaart. En ze doen er alles aan om de sociale zekerheid ongewijzigd te houden. Zij hebben daar alle belang bij.
Welke prioriteiten moet Vlaanderen dan naar voren schuiven?
DE PRIL: Innovatie. Het onderzoek, zowel in de universiteiten als in de bedrijven, moet doelgerichter. Er moet in richtingen wordt gezocht die toekomst hebben, en die het liefst ook wat werkgelegenheid opleveren. Agoria Vlaanderen heeft enkele jaren geleden een onderzoek laten uitvoeren waaruit bleek dat nieuwe materialen wereldwijd een trend met toekomst zouden worden. Welnu, Vlaanderen heeft op zijn grondgebied wereldbedrijven als Bekaert, Umicore, Agfa-Gevaert en Arcelor, die elk apart aan onderzoek doen naar nieuwe materialen. Ook aan de verschillende universiteiten hebben ze gespecialiseerde onderzoeksteams. Het kwam er voor de overheid dus alleen nog op aan om al die mensen te laten samenwerken. Nog een voorbeeld: lucht- en ruimtevaart. In Vlaanderen zijn daar nog maar vijfentwintig bedrijven mee bezig, maar zij leveren wel hoogtechnologische kwaliteit. Dus als je zo’n sector specifiek gaat stimuleren…
Is daar het nodige geld voor?
DE PRIL: Daar valt ook iets over te vertellen. Het Innovatiepact voorziet tot 2010 in een minimum van 60 miljoen euro extra per jaar voor innovatie, om uiteindelijk tot een overheidsinspanning van één procent van het bruto regionaal product te komen – de bedrijven zelf nemen twee procent voor hun rekening. Yves Leterme had ons als CD&V-voorzitter gezegd dat hij daar 100 miljoen van zou maken, als zijn partij in de regering zou komen. En in de eerste teksten zagen we die 100 miljoen ook effectief staan. Alleen: in de laatste versie die we kregen, was dat bedrag plots verdwenen. En dat was dan net het enige gekwantificeerde element in de hele tekst voor de ondernemingen.
Is het een goede zaak dat een federaal zwaargewicht als Frank Vandenbroucke (SP.A) naar het gewestelijke niveau verhuist?
DE PRIL: Het is de eerste keer dat we zo’n sterke Vlaamse regering hebben, op basis van personaliteiten en zwaargewichten in de politiek. De kritiek op de vorige Vlaamse regering was dat ze zo’n beetje een speeltuin was, of een voorbereidingskamer voor het federale niveau. Dat ze te veel afhankelijk was van wat op andere plaatsen was beslist, in het partijbestuur of in de federale regering. Daarom is het goed dat er mensen naar Vlaanderen komen, die een eigen visie hebben en die voldoende zwaar wegen in de eigen partij.
Is de verdwijning van de groene partij Agalev, nu Groen!, uit de Vlaamse regering een goede zaak voor de industrie?
DE PRIL: We staan daar neutraal tegenover. Het nieuwe regeerakkoord bewijst dat de groenen in een regering niet absoluut noodzakelijk zijn om een milieubeleid te voeren. Tien, vijftien jaar geleden misschien nog wel, om de vinger op de wonde te leggen. Maar nu zijn ook partijen als de SP.A en CD&V sterk met milieu bezig. En ook het bedrijfsleven zelf: als je ziet welke investeringen daar nu gebeuren… Misschien heb je in het parlement wel een groene drukkingsgroep nodig, maar in de meerderheid lijkt me dat niet meer noodzakelijk. Al zou het ons ook niet meteen ongelukkig hebben gemaakt.
Met de vorige generatie groenen was u toch niet erg tevreden?
DE PRIL: Nee. Al hadden we zeer goede contacten met Vera Dua en met Jef Tavernier, omdat het mensen zijn met een bepaalde opvatting, maar ook met voldoende realiteitszin. Het probleem zit – nog altijd – bij de administraties. Die zijn de jongste tien, vijftien jaar volgestouwd met nieuwelingen, die zich vaak heel ideologisch, heel hardnekkig en heel eenzijdig opstellen. Zelfs Vera Dua heeft dat toegegeven.
Zit het negatieve imago van de industrie daar voor iets tussen?
DE PRIL: Waarschijnlijk wel. Het begint al in het basisonderwijs. Als kinderen in de kleuterschool een landschap tekenen waar een bedrijf in staat, komt er nog altijd zwarte rook uit de schoorsteen, en zie je nog altijd de typische, schuine daken. De industrie kampt nog voortdurend met die beeldvorming.
Dat komt ook doordat mensen onvoldoende beseffen hoe onze welvaart tot stand komt. Als iemand als voormalig VLD-senator Paul De Grauwe zegt dat we de automobielsector maar moeten opdoeken in Vlaanderen, omdat die hier geen toekomst zou hebben, dan beseffen de meeste mensen niet welke gevolgen dat zou hebben. Eén kenmerk van de automobielbedrijven, is dat ze veel mensen aan werk helpen. In België gaat het – direct en indirect – om zo’n 100.000 à 120.000 mensen, onder wie veel ongeschoolden, ook allochtonen. Hoeveel kmo’s heb je nodig om 100.000 mensen aan werk te helpen?
En nog zoiets: 80 procent van de export komt van de industrie. Tachtig procent! Die export, daarmee krijgen we de nodige valuta binnen, waarmee we hier een aantal zaken kunnen doen. Als die export wegvalt omdat we geen industrie meer hebben, dan vervalt er dus een zeer groot deel van ons nationaal inkomen, van onze rijkdom. Daar wordt te weinig rekening mee gehouden.
We hebben daarom aan Yves Leterme gevraagd om een echt industrieel beleid uit te werken. Om ook aan het buitenland te tonen dat investeerders welkom zijn in het nieuwe Vlaanderen. Dat zal nodig zijn. Nieuwe Europese lidstaten zoals Polen, Hongarije en Tsjechië hebben enorme troeven in handen: een groeiende markt, lage loonkosten, goed opgeleide mensen, gemotiveerde mensen…
Willen de mensen in Vlaanderen dan niet meer werken?
DE PRIL: Ik durf dat niet zo sterk te stellen, maar er wordt misschien wel een wat makkelijke houding aangenomen. Dat kán, zolang de economie maar blijft draaien. Maar Vlaanderen ondervindt, net als de meeste ondernemingen, volle concurrentie. De nieuwe Europeanen kijken met zeer grote ogen naar onze welvaart. De Chinezen trouwens ook.
Om weer competitiever te worden, stelt de werkgeversfederatie Voka voor om makkelijker en meer buitenlandse arbeidskrachten aan te trekken, hooggeschoolde onderzoekers vooral.
DE PRIL: Wij steunen dat voorstel. In tien jaar zijn de inschrijvingen voor de richting industrieel ingenieur gehalveerd. Ook wiskunde en natuurkunde zijn steeds minder populair. Daardoor krijgen onze onderzoeksinstellingen, universiteiten en bedrijven te kampen met een zwaar personeelstekort. Waarom laat men geen mensen uit India, of om het even waar, naar hier komen? Laat hen hier studeren, laat er ook een aantal blijven via een verblijfsvergunning, of geef ze wat sneller een arbeidskaart. Bij het micro-elekronicabedrijf Imec werken zo’n 1600 mensen. Zo’n 500 van hen zijn buitenlanders. Imec heeft die echt nodig – het zijn overigens ook hun beste vertegenwoordigers wanneer ze nadien terugkeren naar hun moederland. Maar ons land stelt zich daar nog veel te weinig voor open.
Kan arbeidsmigratie ook het probleem van de knelpuntberoepen oplossen?
DE PRIL: De knelpuntberoepen vormen geen nieuw gegeven. Het gaat al tien, twintig jaar over dezelfde vacatures: lassers, onderhoudstechnici. Ga het lijstje maar na. Daarom ben ik gelukkig dat er in het Vlaamse regeerakkoord ook staat dat Vlaamse werklozen heel nauw opgevolgd zullen worden. En dat ze uiteindelijk verplicht zullen worden om een opleiding te volgen, als ze hun werkloosheidsvergoeding niet afgebouwd willen zien.
De harde aanpak.
DE PRIL: België is het enige land waar iemand onbeperkt werkloos kan zijn, zonder verplichtingen. Dat klopt niet. Ook een werkloze heeft de verantwoordelijkheid te zorgen dat hij of zij werk heeft. Of een opleiding volgt. Doet hij dat niet, dat is dan zijn goed recht, maar dan moet hij ook niet het recht hebben om die vergoeding te krijgen van de maatschappij.
Voka zegt: als wij geen lassers hebben, en onze werklozen willen geen lasser worden, laat dan maar Poolse lassers komen.
DE PRIL: Akkoord, maar wat doe je hier dan met de werklozen? Het zou immoreel zijn om Polen te importeren, terwijl we hier honderdduizenden werklozen hebben, die ook kunnen leren lassen. Dat is geen basis voor een gezonde maatschappij.
Er wordt nu ook weer gepleit voor langere werkweken in sommige sectoren, wat de facto op loonsverlaging neerkomt. Is dat wel een realistische optie?
DE PRIL: In alle studies, van de OESO, van het IMF of nog andere, staat dat de kosten voor bedrijven in België te hoog liggen. Dát is onhoudbaar. Niemand zegt dat de nettolonen te hoog zijn. Er is gewoon dat enorme verschil tussen het loon voor de werknemer en de loonkosten voor de werkgever. Het probleem zijn de fiscale kosten en de kosten voor de sociale zekerheid. We kunnen die niet op deze manier behouden, zonder een hypotheek op de toekomst te leggen.
Met Kris Peeters is er een ex-Unizobaas in de Vlaamse regering gekomen. Stemt dat u gelukkig?
DE PRIL: Jazeker. Hij heeft ook een bepaalde no-nonsense-stijl, die ik wel apprecieer. Ook als principe is het een goede zaak dat er nog eens iemand uit de bedrijfswereld de stap naar de politiek zet. Dat gebeurt nog veel te weinig. Maar laten we tegelijkertijd realistisch zijn. Het is niet één man die het mooie weer zal kunnen maken.
Maar u heeft er goede hoop op.
DE PRIL: Ik hoop dat deze regering een zeker sérieux zal hanteren, na al die foliekes van de voorbije vijf jaar. De mensen zijn het een beetje beu. Ik hoop ook dat deze regering voldoende druk zal uitoefenen op de federale regering om eindelijk de nodige moeilijke beslissingen te nemen in de sociale zekerheid. Want hoe langer we daarmee wachten, hoe harder de beslissingen zullen zijn. Nu kan het nog zonder de mensen veel pijn te doen.
Door Gerry Meeuwssen
‘Zomaar Poolse lassers importeren omdat wij er te weinig hebben, is immoreel.’
‘De administraties zijn de jongste tien, vijftien jaar volgestouwd met nieuwelingen, die zich vaak heel ideologisch, heel hardnekkig en heel eenzijdig opstellen.’