Niet alleen sociologen en politicologen, ook economen hebben nu het belang ontdekt van zaken als sociaal kapitaal, middenveld, waarden als vertrouwen en solidariteit en zelfs fatsoen. Het idee dat alles in orde komt als de burgers zich als cliënten kunnen uitleven in een staat die als ultieme regelaar en verzekeraar van hun transacties optreedt, heeft zijn geloofwaardigheid verloren. Spreken over normen en waarden en het belang ervan voor politiek en economie, voor de vooruitgang zonder meer, is bon ton. Allerlei instanties formuleren hun waarden in mission statements, banken gaan ethisch bankieren, bedrijven ontwikkelen een eigen ‘globale waardenvisie’ waarin werknemers zich moeten leren herkennen en die ze mee moeten helpen realiseren. De ultieme trend in de marketingstrategie die alle instellingen, ook de publieke, in de ban lijkt te hebben? Een zeker scepticisme en zelfs cynisme lijken niet ongewettigd.
We hebben hier niettemin te maken met een ‘diep’ probleem. Op zeker ogenblik ontdekt de moderne mens, zoals gezegd, dat vooruitgang stiekem steunde en steunt op iets anders dat lang verborgen bleef: stilzwijgend doorgegeven en voortlevende tradities, gewoonten, houdingen, waarden, hoe men dat ook wil noemen. Pas wanneer ze in het gedrang dreigen te komen en meteen ook de vooruitgang zelf ondermijnen, beseft men hoe belangrijk ze zijn. De spontane reactie is: oei, dat waren we aan ’t verwaarlozen, daar moeten we nu ook rekening mee houden; ook normen en waarden moeten we gaan ‘managen’.
De vraag is echter of dat zomaar kan. Waarden als vertrouwen, eerlijkheid, fatsoen, zijn effectief nuttig; dat lijkt intussen wel duidelijk. Wie ze echter met het oog op dat nut, rechtstreeks wil produceren, toont dat hij niet begrijpt waar het om gaat: om zaken die hun nuttigheid pas ónrechtstreeks voortbrengen, wanneer ze eerst om zichzelf gezocht of gecultiveerd worden. Fatsoen zien als middel voor iets anders is onfatsoenlijk. Wie eerlijkheid wil omdat dat goed uitkomt, weet niet wat eerlijkheid is. Politici die nu plots waarden en normen willen promoveren omdat dat zo nodig en nuttig is, geven onvermijdelijk de indruk cynische manipulatoren te zijn. Wanneer een bedrijf verkondigt dat het begaan is met de realisatie van een zinvol leven voor zijn werknemers, of met het promoveren van de grote waarden voor de maatschappij, wordt het er terecht onmiddellijk van verdacht aan (naïeve?) marketing te doen.
Moeten we normen en waarden dan niet proberen te bevorderen? Natuurlijk wel, maar dat moet op de juiste wijze gebeuren, dat wil zeggen: onrechtstreeks. Door die instellingen en contexten te ondersteunen die de ‘natuurlijke’ basis zijn voor het ontstaan van dat soort houdingen: families, scholen, verenigingen. Dat zijn de ‘machines’ waar waarden geproduceerd worden als het ware ‘achter onze rug’ terwijl we leven en samenleven. Niets is belangrijker dan gezinnen om vertrouwensvolle individuen te produceren. Een politiek (en rechtspraak) die gezinnen ondersteunt, is dus aangewezen. Alleen is het geen natuurwetmatigheid dat die gezinnen, zelfs met de nodige steun, dat vertrouwen zeker zullen produceren (sommige zullen hoe dan ook eerder het omgekeerde doen). Maar er is geen andere keuze. Ook in de politiek hebben we dus echt vertrouwen nodig (en ook veel gezond verstand). Maar het is niet omdat we dat zo nodig hebben, dat we het rechtstreeks kunnen realiseren.
Info : De auteur is hoogleraar aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte aan de KU Leuven.
Herman De Dijn