Nieuwe natuur kan echte natuur zijn

HUISMUS Vanwege hun frequente copulaties werden huismussen lang als afrodisiacum verhandeld. © Rollin Verlinde/Vildaphoto

Knack-redacteur Dirk Draulans maakt in het boek In de Putten een synthese van zijn leven in dienst van de natuur. Hij woont al tien jaar in de polders rond Doel, waar het conflict om ruimte tussen natuurliefhebbers, landbouwers en havenautoriteiten voor spanningen zorgt. Hij beschrijft zowel de mooie natuur die hij ziet als de menselijke moeilijkheden. Twee fragmenten.

DEEL 1: Wat ruigheid in het leven

Bij mijn thuiskomst zat er een jonge mus in het gras van de tuin, net uit het nest, wat zielig met brede gele lippen rond de snavelrand en pluimenstompjes die niet genoeg uitgegroeid waren om te kunnen vliegen. Een beestje dat ten dode opgeschreven leek, met al die katten in de buurt. Nuchtere natuurwetenschap onderdrukte mijn reflex om het beestje te redden, want ik wist dat oudervogels soms dagenlang jongen in de buurt van het nest blijven voeden tot ze echt kunnen vliegen.

De voorbije dagen verschenen in de kranten berichten over vogelopvangcentra die de stroom aan jonge vogels die binnengebracht werden niet konden bolwerken. Vooral mussen, merels en kraaien werden aangevoerd, heel algemene vogels, en waarschijnlijk meestal voorbarig, omdat mensen niet weten dat een beestje dat niet gewond is nog door zijn ouders gevoed wordt en dus kansen heeft om vliegvlug te worden en zelfstandig aan het volwassen leven te beginnen. Laten zitten dus, die jonge beestjes. Een paar uur later zat het musje er nog, weliswaar beter verscholen, dus die reflex had het al.

Ondanks zijn algemeenheid is de huismus een raadselachtig vogeltje, om meerdere redenen, maar vooral om de vraag waarom het de laatste decennia zulke zware klappen krijgt. Het is 10.000 jaar lang, parallel met de geschiedenis van de moderne mens als landbouwer en stadsbewoner, een succesnummer geweest. Het is zelfs niet uitgesloten dat het diertje in het zog van de moderne mens uit Afrika de wijde wereld in trok, en zich later aanpaste aan de omschakeling van zwervende jager-verzamelaar naar territoriale landbouwer die wij maakten.

Mussen stonden massaal op het menu van mensen, zeker omdat ze naam en faam maakten vanwege hun uitbundige seksueel gedrag, met frequente en niet-verborgen copulaties, waardoor ze een tijdlang als afrodisiacum verhandeld werden – een trieste eer die vandaag vooral de neushoorn te beurt valt, met dien verstande dat de neushoorn daarom in de vernieling wordt gejaagd, terwijl het de mus weinig schade lijkt te hebben berokkend. Nog in de jaren negentig werden in de havens van Antwerpen en Rotterdam scheepsladingen van miljoenen mussen voor vooral de Italiaanse markt geconfisqueerd.

Ik kreeg in die tijd in een chic restaurant in de Syrische hoofdstad Damascus, toen je er nog ongestoord als archeologische toerist kon flaneren, huismus als delicatesse aangeboden, maar ik vond er niets aan. Ik hoorde en voelde alleen het kraken van beentjes in mijn mond. Het is net als met kaviaar, dat in feite alleen een zoute smaak heeft: het idee dat je iets eet wat als een delicatesse verkocht wordt maakt in sommige geesten een verschil, zeker als je er veel voor moet betalen.

Het is weinig waarschijnlijk dat menselijke consumptie verantwoordelijk is voor de sterke afname van de mussenpopulatie in de voorbije decennia – vroeger werden er waarschijnlijk veel meer mussen gegeten dan in onze moderne tijd. In sommige landen, zoals Groot-Brittannië, zou de populatie de laatste halve eeuw gehalveerd zijn. Daar wordt een veelheid aan factoren voor naar voren geschoven, zoals verhoogde predatie door katten en roofvogels zoals sperwers, en het feit dat mensen de neiging hebben hun huizen beter te isoleren. Daardoor blijven er voor mussen minder broedgelegenheden over, omdat ze minder gemakkelijk onderdak vinden – in hun geval letterlijk, want ze kunnen niet meer onder dakpannen kruipen om er een nest te maken. Steden en dorpen worden ook te ‘proper’, zodat er weinig ruige plekjes overblijven waar mussen eten vinden en zich kunnen verschuilen voor aanvallers.

Voorts zou een afname van de beschikbaarheid van granen in de winter als gevolg van veranderende landbouwmethodes nefast geweest zijn voor hun overleving, naast een afname van de hoeveelheid insecten die ze in het broedseizoen nodig hebben om hun jongen groot te krijgen. Blijkbaar is er van alles aan het moderne mensenleven dat maakt dat mussen het niet goed meer doen. De superopportunist die de soort ooit was, blijkt niet opgewassen tegen de drastische veranderingen die wij de laatste tijd introduceren. Daar zal het naar een vogelasiel brengen van wat uit het nest gevallen jonge vogeltjes niets aan veranderen. De mensen die bezorgd zijn om zo’n zielig beestje zouden beter wat meer aan de soort denken in plaats van aan het individu, door bijvoorbeeld een stukje van hun tuin te laten verwilderen, waardoor hij aantrekkelijker wordt voor mussen in het bijzonder en vogels in het algemeen. Er is niets mis met wat ruigheid in het leven.

DEEL 2: Het syndroom van de zelfverblinding

In zijn boek Dit is mijn hof klaagt collega Chris De Stoop de teloorgang van de boerenstiel in het Waasland aan, met als leidraad de teloorgang van de boerderij waarin hij opgroeide. Hij gebruikte het zieltogende Hof ter Walle, met het blinkende gebinte van het halfafgebroken dak van de schuur dat ik vanuit mijn huis zie liggen, als illustratie van wat natuurbeschermers de landbouw aandoen. Hof ter Walle werd met enkele andere boerderijen onteigend bij de aanleg van het natuurcompensatiegebied Putten West, dat een doorn in het oog van Chris De Stoop en de zijnen is. Het is inderdaad schrijnend wat er met het hof gebeurd is, het was niet nodig om het af te willen breken, het had dienst kunnen doen als natuurhuis of ontmoetingsplaats. Nu staat het te verkommeren, en werkt het als een rode lap op de stieren die de meeste boeren in de omgeving zijn als ze met natuurliefhebberij te maken krijgen.

De laatste boer die het hof bewoond had, dacht met weemoed terug aan de natuur die hij kende: de zwaluwen, uilen en vleermuizen in zijn schuur, de kneutjes in zijn boomgaard. Dat is natuur die boeren tolereren omdat ze niet in de weg loopt van hun productie. De gepensioneerde boer omschreef de natuur van Putten West als ‘onkruid, moerassen, een ruige vlakte’. Landbouwnatuur, dat was volgens Chris De Stoop pas natuur: ‘een bloeiende boomgaard, een wiegend korenveld, een weiland met koeien’.

Ik weet niet waar hij rijdt als hij zich in de polder begeeft, maar waarschijnlijk rijdt hij zich vooral vast in zijn verleden, want ik zie in de polder bijna nergens bloeiende boomgaarden en wiegende korenvelden, wel enorme perenboomculturen waar om de haverklap van alles op gespoten wordt, enorme aardappelvelden, uitgestrekte maïsmonoculturen en bietenakkers die zo groot zijn dat er in de streek speciale verkeersborden met het woord BIETEN geplaatst zijn om automobilisten te waarschuwen voor slipgevaar (omdat de weg in het bietenoogstseizoen zo vol modder van tractoren ligt dat het er gevaarlijk rijden is). Chris De Stoop is blijven steken in het landbouwlandschap uit zijn jeugd, is door zijn haat tegen de natuur zo verblind dat hij de industriële landbouw die de regio domineert niet wíl zien. Als hij in de polder komt, ziet hij vechtende kraaien en krijsende meeuwen – lelijke vogels. Ik zie sierlijke torenvalken en bevallige buizerds, om maar iets te noemen.

Hetzelfde Europa dat met de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn een vooruitstrevende natuurwetgeving lanceerde, brak door het streven naar grootschalige landbouw de link tussen familiale landbouw en het landschap. Iedereen werd er slachtoffer van, behalve een aantal grote economische actoren en de ongeïnteresseerde consument die minder voor zijn voeding hoeft te betalen. Het systeem werd als een soort ‘zelfverblinding’ omschreven, een syndroom dat ook op Chris De Stoop van toepassing kan zijn, want voor hem moet in het Waasland de wereldproblematiek als grote boosdoener voor de boerenstiel wijken voor de schande van de natuurcompensaties.

‘Ik ben geen natuurhater’, stelde hij in een krant, voor hij begon aan het afbreken van alles wat met natuur te maken had – het deed denken aan de vele keren dat je het zinnetje ‘ik ben geen racist’ hoort voor iemand uiting begint te geven aan zijn diepgewortelde haat tegen vreemdelingen. Putten West omschreef hij als ‘een voederplank in je tuin die alle vogels uit de buurt lokt’. De nieuwe natuur verwierp hij als ‘nepnatuur’ die door studiebureaus achter tekentafels werd ontworpen en die je kon bestellen in catalogussen van internationale ondernemingen, waarna ze gemaakt werd door dezelfde bedrijven die elders natuur afbraken om ruimte te creëren voor de haven.

Het had Chris De Stoop gesierd mocht hij niet zoveel onzin verkocht hebben, boerenonzin, zoals boerderijen die moesten verdwijnen omdat ze op de landingsbaan van ganzen voor het natuurgebied lagen, miljoenen die geïnvesteerd werden in het redden van de kluut, honderden polderboeren die moesten wijken voor nieuwe natuur. Hij wist uiteraard, zoals bijna iedereen in de regio, dat de oude boer van Hof ter Walle een van de eersten was geweest om zich te laten onteigenen, omdat hij de renovatiekosten voor zijn boerderij niet kon ophoesten en wilde verhuizen naar een nieuwbouwwijk in het dorpscentrum. Zijn kinderen waren niet geïnteresseerd om het bedrijf over te nemen, dus had hij eieren voor zijn geld gekozen, de gemakkelijke oplossing, en hij leek daar best tevreden mee. Nogal wat mensen begrepen niet waarom hij zich liet opvoeren als tegenstander van de onteigeningen.

Wat het boek van Chris De Stoop ook moge zijn, de manier waarop hij het in de media zette, was niet in de eerste plaats een pleidooi pro de boeren, wel een haatpamflet tegen de natuur, échte natuur, geen boerennatuur. Voor Chris De Stoop was Natuurpunt de voornaamste vijand, hoewel de vereniging weinig in de melk te brokkelen heeft in de natuurontwikkeling op de linkeroever van de Schelde – dat is een zaak van overheidsinstanties. Tot 2001 vormden boeren en natuurbeheerders er één front, maar toen sloot Natuurpunt onverwacht wat hij een ‘duivelsakkoord’ met de haven noemde.

Tussen de regels door kun je in zijn geschriften wel lezen dat de milieuproblemen veroorzaakt door de grootschalige landbouw het conflict met de milieubeweging aanwakkerden. Maar hij fileerde Natuurpunt door er een karikatuur van te maken, door te doen alsof de natuurcompensaties van Putten West een aaneenschakeling van mislukkingen waren en uitsluitend geconcipieerd waren om de rugstreeppad te beschermen. Volgens Chris De Stoop was de rugstreeppad het paradepaardje geworden van de nieuwe natuur, waarvoor op kosten van de haven meer dan vijftig poelen zouden worden gegraven.

De haven, de kerncentrale, de chemiebedrijven: allemaal waren ze sponsors van natuurprojecten geworden, natuur die niet meer in twijfel getrokken mocht worden, die mode was geworden en onderhevig aan trends: vroeger volstond het om een boom te planten, tegenwoordig moest het nat zijn. Hij had het, op gezag van een ‘natuurfilosoof’, over natuur als een vervalst schilderij, waarbij je denkt naar het origineel te kijken terwijl je namaak ziet.

Hier maakten hij en de filosoof een denkfout die typisch is voor boerenzonen en filosofen die niet anders kunnen dan denken dat alles in de wereld om de mens draait: de waarde van ‘nepnatuur’ moet niet in de eerste plaats geëvalueerd worden met het oog op wat mensen ervan denken, wel van wat dieren en planten ervan vinden. Ik denk dat het verdict dan maar één kant uit kan: de dieren en planten vinden ze fantastisch, al was het maar omdat ze elders bijna niet meer aan hun trekken komen. Ik vind gebieden zoals Putten West en Doelpolder Noord trouwens ook fantastisch om naar te kijken, het zijn echte natuurschilderijen, origineel door de mens gemaakte prachtige landschappen. Nieuwe natuur kan ook echte natuur zijn.

Dirk Draulans, In de Putten. Natuurdagboek uit een conflictlandschap, uitgeverij Polis, 525 blz., ?22,50.

Boerenzonen en filosofen maken de denkfout dat alles in de wereld om de mens draait.

Chris De Stoop verwierp de nieuwe natuur als ‘nepnatuur’ die je kunt bestellen in een catalogus.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content