Jef Van Baelen
Jef Van Baelen Journalist voor Knack

Al meer dan twintig jaar is het judo voor België de hofleverancier van olympische medailles. Maar de vooruitzichten voor Athene zijn niet schitterend. Vlak voor het EK van volgend weekend in Belgrado, is zelfs nog geen enkele Belgische judoka zeker dat hij aan de Spelen deelneemt.

Veel landen gaan prat op hun eigen nichesport. Nederlanders blinken uit in het schaatsen, Britten domineren het snooker en turnmedailles gingen tot voor kort opvallend vaak naar Roemeense meisjes. België heeft ook zijn specialiteiten: in veldrijden en motorcross zijn we nagenoeg onklopbaar. Tot voor kort hadden we nog een derde nichesport, het judo, met als extra voordeel dat die sport België de nodige olympische glorie kon verschaffen.

De olympische medailleoogst van het Belgische judo oogt indrukwekkend. Goud in Moskou ’80 (Robert Van de Walle), brons in Seoel ’88 (idem), brons in Barcelona ’92 (Heidi Rakels), goud, zilver en tweemaal brons in Atlanta ’96 (Ulla Werbrouck, Gella Vandecaveye, Harry Van Barneveld en Marie-Isabelle Lomba) en tweemaal brons in Sydney 2000 (Ann Simons en opnieuw Gella Vandecaveye). Geen enkele Belgische sport kan in de recente geschiedenis zo’n erelijst voorleggen. En dan hebben we nog de gouden medaille van Ingrid Berghmans in Seoel ’88 niet in rekening gebracht; judo was toen voor vrouwen nog een demonstratiesport.

Vooral op de Spelen van Atlanta promoveerde België officieel tot topjudoland. Daar beleefde de zogenaamde gouden generatie haar bloeiperiode: een groep judoka’s die geïnspireerd door het succes van Van de Walle en Berghmans doorstootte naar de wereldtop. Deze generatie (voornaamste vertegenwoordigers: Werbrouck, Vandecaveye, Van Barneveld) was zo succesvol dat het Belgische publiek de combinatie tussen grote judotornooien en een karrenvracht Belgische medailles niet meer dan normaal begon te vinden. Maar dat zou wel eens kunnen veranderen.

De tijden van Werbrouck & co lijken immers ver heen. Op Heidi Rakels na is de gouden generatie met pensioen en het Belgische judo kijkt nu met veeleer bescheiden ambities naar de komende Spelen. Op dit moment is zelfs nog geen enkele judoka honderd procent zeker van deelname in Athene. Niemand behaalde op de wereldkampioenschappen van Osaka van vorig jaar de selectiecriteria, de beste prestatie daar was een zevende plaats van de ondertussen gestopte Gella Vandecaveye. Osaka was een absoluut dieptepunt voor het Belgische judo. Vanwaar die malaise?

De jeugd van tegenwoordig

‘Het is nogal simpel: het buitenland heeft ons bijgebeend’, zegt Roland Foster, voorzitter van de Vlaamse Judofederatie. ‘Vijf jaar geleden waren de trainingsmethodes van het wonderduo Sasja Jatskevitch-Jean-Marie Dedecker revolutionair, nu worden ze overal toegepast. We moeten ons natuurlijk ook nog herstellen van het afhaken van Vandecaveye, en mogen niet vergeten dat we vorig jaar nog maar afscheid namen van Ulla Werbrouck en Inge Clement. Deze terugval is dus ergens wel normaal.

‘Toch denk ik niet dat we ooit nog een gouden generatie zullen zien. Het probleem ligt niet bij het talent. Talent is er nog steeds in overvloed op de Belgische tatami’s. Het verschil is dat de vorige generatie bereid was af te zien voor het judo. De jeugd van tegenwoordig is niet meer gemotiveerd. Trainen voor judo vraagt opoffering en ontbering. Veel jonge judoka’s kunnen dat blijkbaar niet opbrengen. Iemand als Gella Vandecaveye trainde als een beest en stond er de volgende dag gewoon weer om verder te doen’, vertelt Foster.

‘Door het tanende internationale succes van onze judoka’s zijn ook de ledenaantallen van de Vlaamse Judofederatie zwaar geslonken. Na het topjaar 1996 zat de bond aan 25.000 leden, nu zijn dat er nog zo’n 20.000. ‘Tja, judo is een moeilijke sport waarin je als atleet traag vooruitgang boekt. En je komt al eens met een blauwe plek naar huis, hé. Het Belgische judo heeft dan nog traditioneel last van communautaire moeilijkheden, waardoor structureel werken lastig is.

‘Door het decreet van 1971 werd onze bond namelijk verplicht te splitsen in een Vlaamse en een Waalse tak. Dat leverde algauw een werking met twee snelheden op, wat natuurlijk verre van efficiënt is. Intussen zijn de Waalse en de Vlaamse judobond te ver uit elkaar gegroeid om ooit nog samen te gaan, en dus roeien we verder met de riemen die we hebben. Toch is dit een gemiste kans: België is sowieso al zo’n klein land om een degelijke jeugdwerking in elkaar te boksen.’

Er zitten trouwens opvallend weinig leden van de beruchte gouden generatie in het kader van de Vlaamse Judofederatie. Is er niet te weinig gedaan met hun internationale ervaring? Roland Foster: ‘Het probleem is dat onze voormalige topjudoka’s vaak al meteen een hoge plaats in het sportieve kader eisten. Dat zag de rest van de staf niet zitten. Trainer zijn is een bijzonder vak dat je ook moet leren. Wij wilden de gouden generatie eerst laten rijpen bij de jeugd en ze daarna inpassen in het hogere kader. Dat was voor fiere mensen als Ingrid Berghmans onaanvaardbaar. Met Ulla Werbrouck lijkt het nu wel te zullen lukken. Gella Vandecaveye hopen we ook te recupereren, maar zij liet weten dat ze eerst wat afstand wil nemen van het judo.

‘Misschien was onze plotse judoweelde wel een vergiftigd geschenk. De Belgische toppers waren zo goed dat er voor de jeugd nog weinig aandacht was. Maar ik wil niet te streng zijn voor de huidige judogeneratie. Iedere Belgische judoka die naar Athene mag, en wij hopen er toch wel vier à vijf te mogen sturen, is normaliter een kanshebber op een medaille. Een judoka die zich in de sterke judoregio Europa weet te plaatsen voor de Olympische Spelen is een wereldtopper. We zullen ons zeker niet hoeven te schamen.’

Van 13 tot 17 mei krijgen de Belgische judoka’s hun herkansing op het Europees Kampioenschap in Belgrado. Negen judoka’s komen nog in aanmerking voor deelname aan de Spelen in Athene: Ilse Heylen, Catherine Jacques, Ann Simons, Kristel Taelman, Sissi Veys, Cédric Taymans, Leen Dom, Koen Sleeckx en oude getrouwe Heidi Rakels. De dames moeten na het EK binnen de Europese topvijf staan, voor de heren volstaat een plaats bij de eerste negen. Zeker Simons, Heylen en Jacques wacht in Belgrado een haalbare opdracht. De rest moet rekenen op een absolute topdag.

Jef Van Baelen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content