1. OPEN RACE

De Amerikaanse presidentsverkiezingen én de campagnes waren uniek. Voor het eerst sinds 1952 deden geen zittende president of vicepresident mee. De verkiezingen werden daarmee een open race naar het Witte Huis. Circa 25 kandidaten verschenen aan de startlijn in de loop van 2007. Sommigen gooiden de handdoek in de ring wegens geldgebrek, waarna de Democratische Partij en de Republikeinse Partij elk een tiental kandidaten overhielden. Bij de Democraten waren dat onder anderen de gedoodverfde favoriete Hillary Clinton, Barack Obama en de kandidaat-vicepresident van Al Gore, John Edwards. De Republikeinen hadden de vroegere burgemeester van New York Rudy Giuliani, senator John McCain, de voormalige gouverneur van Massachusetts Mitt Romney en de vroegere gouverneur van Arkansas Mike Huckabee.

Clinton lanceerde haar kandidatuur op 21 januari 2007, via een internetboodschap. Ze schreef: I’m in and I’m in to win. Ze huurde een team deskundigen in en nam als strategisch adviseur Mark Penn, die ooit werkte voor haar echtgenoot Bill Clinton. Clinton had de professionals en haar team leek onverslaanbaar. Ze huurde kennis, beschikte over bronnen voor campagnefinanciering en behoorde tot het establishment van de partij. Haar slogan werd: Experience. Obama lanceerde zijn campagne op 10 februari 2007 vanaf de trappen van het Capitool van Springfield, de hoofdstad van de staat Illinois. Zijn adviseursgroep bestond uit de jongere garde die ooit voor Bill Clinton werkte. Zijn campagnestrateeg werd David Axelrod, die er al in was geslaagd zwarte kandidaten verkiesbaar te maken bij het blanke electoraat. De toon van de Obama-campagne was anti-establishment en zijn slogan werd: Change.

Bij de Republikeinen was het veld minder overzichtelijk. Mitt Romney, ooit een progressieve Republikein, herstijlde zijn imago en wierp zich op als een conservatieve kandidaat in navolging van Ronald Reagan. John McCain was altijd een buitenbeentje en een eigenzinnige politicus die zich opwierp als oppositieleider in de eigen partij. Mike Huckabee, tevens dominee, deed een beroep op de Bijbelvaste achterban van de Republikeinen, terwijl Rudy Giuliani zijn campagne volledig dreef op het imago dat hij kreeg als burgemeester van New York ten tijde van de aanslagen van 11 september 2001.

2. SLAG OM IOWA

De aftrap van de campagnes is altijd in de staat Iowa in de Midwest. In Iowa, met twee miljoen zielen, werd op 3 januari 2008 de eerste krachtmeting gehouden. De ‘Iowa-regel’ stelt dat de uiteindelijke president altijd bij de eerste drie winnaars in Iowa moet eindigen. Die regel werd opnieuw bevestigd. In de loop van 2007 trokken de kandidaten door Iowa om campagne te voeren bij de burgers in de 99 counties van de staat. Iowa is Amerika à la De Croo: politici moeten de boer op, langs cafés en bejaardenwoningen, koffiehuizen en maisboeren. Amerikanen noemen het retail politics. In Iowa kan men kandidaten ontmoeten op straat, in winkels en op tochtige parkeerplaatsen. De hoofdstad is Des Moines; het westen van de staat is de uitloper van de Bijbelgordel, terwijl het oosten agrarische industrie heeft en de universiteitsstad Iowa City. Het westen is grotendeels Republikeins en het oosten Democratisch. De uitslag in Iowa was een verrassing want de favorieten verloren. Obama won bij de Democraten, Edwards werd tweede en Clinton derde. Huckabee won bij de Republikeinen, Romney werd tweede en McCain derde.

3. HERKANSING

De verliezers van Iowa krijgen een herkansing in de voorverkiezing van New Hampshire, een kleine staat in Amerika’s noordoosten. Die voorverkiezing was op 8 januari 2008. Campagne voeren in New Hampshire is het trotseren van de kou en een inhaalrace voor de verliezers van Iowa. Clinton werd derde in Iowa en een zege van Obama in New Hampshire zou haar kandidatuur uitschakelen. Opiniepeilers voorspelden een grote overwinning voor Obama, maar ze zaten er, zoals vaker, naast. Clinton voerde een emotionele campagne, pinkte een traantje weg en ‘hervond haar stem’. Ze won in New Hampshire en kwam terug. Bij de Republikeinen was het erop of eronder voor Romney, maar hij miste zijn herkansing. In Iowa was hij favoriet, maar hij verloor van dominee Huckabee. In New Hampshire, gelegen naast Massachusetts, moest hij winnen in zijn buurstaat. Hij verloor echter van John McCain, die in 2000, ook in New Hampshire, ruim won van de toenmalige presidentskandidaat George W. Bush. McCain heeft een band met de tegendraadse burgers van New Hampshire, waarvan de officiële leuze is: live free or die. Hij had ook zijn campagne gelanceerd in New Hampshire, eind april 2007.

Na New Hampshire kon South Carolina, op 19 januari 2008, de doorslag geven. Deze conservatieve staat in het zuidoosten van de VS heeft een reputatie als strijdtoneel. In 2000 won George W. Bush door McCain een definitieve nederlaag toe te brengen. South Carolina bracht Bush in het Witte Huis. Bij de Democraten behaalde Obama een grote overwinning in South Carolina, mede dankzij de zwarte Amerikanen. Bill Clinton probeerde Obama af te doen als een ‘gewone zwarte kandidaat zoals Jesse Jackson’, maar die opmerking werd hem bijzonder kwalijk genomen. Bij de Republikeinen won John McCain en wreekte daarmee zijn nederlaag van 2000. McCain werd de grote kanshebber toen hij, op 29 januari, ook won in Florida, waar hij Romney en Giuliani versloeg. Giuliani maakte een fout die in alle leerboeken van campagne voeren zal voorkomen. Hij sloeg Iowa en New Hampshire praktisch over en dacht door een zege in het grote Florida te kunnen doorstoten naar een zege op Super Tuesday. Hij voerde vooral campagne in Florida. Maar tegen eind januari was Giuliani bijna een vergeten kandidaat. In drie weken zonder media-aandacht was Giuliani’s ster gedoofd.

4. SUPER TUESDAY

Super Tuesday, op 5 februari 2008, moest de doorslag geven. Op die dag stemmen circa 20 staten, waaronder enkele grote zoals Californië en New York. Clinton hoopte Obama een knock-out te bezorgen op Super Tuesday, maar dat gebeurde niet. Democraten hanteren bij de toedeling van gedelegeerden het proportionaliteitsprincipe: een verliezer met een flinke minderheid aan stemmen kan toch nog veel gedelegeerden in de wacht slepen. Clinton won in de grote staten, maar Obama haalde ook redelijk veel steun in grote staten en won in het grootste aantal staten. Daarmee overleefde hij Super Tuesday. Republikeinen hanteren het principe: de winnaar krijgt alles. McCain werd de winnaar van Super Tuesday. Romney en Giuliani gaven op. Huckabee ging nog enige tijd door, maar na de voorverkiezing van Texas, op 4 maart, behaalde McCain de vereiste 1191 gedelegeerden en had hij de kandidatuur van zijn partij op zak.

5. BROEDERSTRIJD

Bij de Democraten ontspon zich een broederstrijd. Na Super Tuesday gingen Clinton en Obama gelijk op. Maar in de maand februari voltrok zich een beslissend proces: Obama behaalde 12 overwinningen op rij, meestal bij caucussen. Daarmee zette hij Clinton op achterstand. Zij verloor alle caucussen en onderschatte het fenomeen. Een caucus is een vergadering waarin partijleden openlijk hun keuze bepalen. Een voorverkiezing is een gewone verkiezing per stembus. Het verschil is dat bij een caucus meestal de meest trouwe en gemotiveerde leden komen, want de vergadering kan de hele avond duren. Obama organiseerde zijn caucusaanhang, terwijl Clinton alles zette op de gewone voorverkiezing. Obama had overal in staten actiebureaus met vrijwilligers die Obama-aanhangers registreerden, ophaalden om naar de caucus te gaan en weer naar huis brachten. Een verschil tussen Obama en Clinton was dat Obama veel meer geld binnenkreeg voor campagnevoeren dan Clinton. Obama zette via internet een brede basis van kleine donateurs op, terwijl Clinton het moest hebben van de traditionele grote geldschieters. De campagne van Obama kon steeds rekenen op een nieuwe golf giften, terwijl Clinton na Super Tuesday op de bodem van de campagnekas zat. Zij moest haar campagne bijfinancieren met eigen geld.

Pas op 4 maart kwam Clinton terug met een overwinning in Ohio en op 22 april boekte zij een zege in Pennsylvania. Clinton veranderde haar campagne van toon en stijl. Ze viel Obama direct aan en hekelde diens banden met Jeremiah Wright, een zwarte dominee in Chicago en vriend van de familie Obama. Wright hield felle preken waarin hij blanken hekelde en Amerika ‘racistisch’ noemde. In april 2007 hield Obama een toespraak voor donateurs in San Francisco en hij zei dat burgers in de Midwest wegens de economische problemen ‘gefrustreerd zijn en zich vastklampen aan geweren en God’. Vooral behoudende blanke Democraten schrokken van die uitspraken en van Obama’s radicale vrienden in Chicago. Clinton wierp zich op als de verdediger van de ‘gewone, blanke blue collar worker’. Ze voerde een bijna Republikeinse campagne en schilderde Obama af als ‘elitair en out of touch’. Maar ze kon het gat niet meer dichten. Op 6 mei won Obama in North Carolina en leed hij een klein verlies in Indiana. Daarmee had hij mathematisch de nominatie op zak. Clinton won in Kentucky, West Virginia, Puerto Rico en South Dakota. Bij de laatste voorverkiezingen op 3 juni behaalde Obama de vereiste 2118 gedelegeerden.

6. HOOGMIS

Na de Democratische broederstrijd volgde de verzoening. Clinton gaf haar nederlaag toe, maar veel van haar vrouwelijke aanhangers waren niet overtuigd van Obama. De campagne had veel wonden geslagen. De Democratische Conventie in Denver, eind augustus, moest genezing brengen. Ooit waren conventies partijbijeenkomsten waar politieke leiders op de conventievloer beslisten wie de presidentskandidaat zou worden. Maar dat is in het televisietijdperk niet meer mogelijk. Conventies werden grote shows, waar politiek wordt gecombineerd met amusement. Alles draait om beelden en verbeelding, pathos en patriottisme. In Denver sprak zowel Hillary als Bill Clinton. Ze steunden de kandidatuur van Obama die op de laatste avond van de Conventie een toespraak hield in het Invesco-stadion voor een publiek van 80.000 mensen. De Democratische Partij leek verenigd in de mars naar het Witte Huis.

7. SARAH PALIN

De dag na de Democratische Conventie lanceerde John McCain zijn running mate: Sarah Palin. De campagne van McCain kwam in de zomermaanden niet van de grond. Hij is geen geboren redenaar, sprak voor kleine zaaltjes met een publiek dat leek op een gezelschap veteranen uit de Eerste Wereldoorlog. Obama stal de show met een toespraak in Berlijn op 24 juli 2008, bijgewoond door 200.000 mensen en met zijn toespraak in het Invesco-stadion op 28 augustus. McCain zocht een game changer en vond die in de 44-jarige Sarah Palin, de gouverneur van Alaska. Zij was een volstrekt onbekende voor het Amerikaanse publiek, maar maakte een sterke indruk tijdens haar eerste toespraak in Ohio op 29 augustus. Palin stal de show tijdens de Republikeinse Conventie, begin september in Saint Paul. De Conventie leek een doffe bijeenkomst tot Palin de zaal in vuur en vlam zette. De conservatieve achterban van de Republikeinen, die niet overtuigd was van McCain, vond ter plekke een nieuwe heldin. Palin trok tijdens de campagne meer toeschouwers dan McCain en ze werd een factor op zich. Maar na enkele weken kwam ook haar zwakheid aan het licht. Palin bleek een gebrekkige kennis te hebben over belangrijke dossiers en internationale zaken. Ze zei in een CBS-interview dat ze internationale ervaring had omdat ze ‘vanaf haar balkon in Alaska Rusland kon zien’.

8. ENERGIE

De thema’s van verkiezingscampagnes zijn altijd moeilijk voorspelbaar. Soms proberen kandidaten de agenda te zetten, zoals Hillary Clinton met een algemeen dekkende ziekteverzekering, Giuliani met terreurbestrijding of Obama met zijn ver-zet tegen de oorlog in Irak. Maar meestal brengen gebeurtenissen thema’s voort. In de zomer van 2008 steeg de olieprijs tot bijna 150 dollar per barrel. In de VS werd de benzineprijs 4 dollar per gallon (3,7 liter). Daarmee werd het energiebeleid vanzelf een thema, want Amerika is een land op wielen. McCain sprong op de kar door een pleidooi te houden voor olieboringen voor de Amerikaanse kust. Obama was daar aanvankelijk tegen, maar 70 procent van de bevolking steunde het voorstel van McCain. Voor het eerst in de campagne kreeg McCain een voorsprong op Obama. McCain had intussen zijn campagneteam vervangen en kreeg met Steve Schmidt een doorgewinterde strateeg. Schmidt wilde Obama typeren als een celebrity die beter overeenkomt met de sterren van Hollywood dan met de ‘gewone man’. Dit had Hillary Clinton ook gedaan tijdens de voorverkiezingen, maar ze begon er pas mee toen haar achterstand al te groot was. Republikeinen maakten televisieadvertenties die Obama op een lijn stelden met Paris Hilton en Britney Spears. Die campagneopzet raakte een snaar en Obama kwam in de verdediging terecht.

9. KREDIETCRISIS

Uiteindelijk werd niet de olieprijs maar de kredietcrisis het beslissende moment in de campagne. De crisis op de Amerikaanse hypotheekmarkt sluimerde al sinds de zomer van 2007, maar zette een kettingreactie in werking. Medio september moest de Amerikaanse regering een serie banken en verzekeringsmaatschappijen van de ondergang redden. De zakenbank Lehman Brothers ging zelfs failliet. Zakenbanken als Merrill Lynch, JP Morgan, Morgan Stanley en eerder Bear Stearns kregen een financiële injectie van de overheid, net als de verzekeraars AIG en Washington Mutual. Het Amerikaanse kapitalisme trilde op zijn grondvesten. De regering ontwierp een plan om voor 700 miljard dollar de financiële sector uit het moeras te slepen. De doorsnee-Amerikaan was woedend, want ook de beurskoersen van Wall Street zakten in. Ruim 50 procent van de bevolking heeft aandelen. Pensioenfondsen kregen te maken met grote verliezen en de Amerikaanse economie ging regelrecht op een recessie af. De regerende Republikeinse partij kreeg de schuld en die blaam trof ook McCain. Hij zei aan het begin van de crisis: ‘De fundamenten van de economie zijn gezond.’ Een grote blunder die getuigde van weinig economisch inzicht. In de peilingen zakte de steun voor McCain weg. Zijn kandidatuur kon de vloedgolf van slecht economisch nieuws niet aan. Obama hoefde alleen rustig te blijven en zich ‘presidentieel’ te gedragen.

10. WANHOOPSOFFENSIEF

McCain probeerde van alles om er weer bovenop te komen en kreeg daarbij steun van Joe the Plumber. Loodgieter Joe Wurzelbacher ontmoette Obama op 16 oktober toen die in Holland, Ohio, campagne voerde. Wurzelbacher vroeg of Obama van plan was de belastingen te verhogen voor kleine zakenmensen. Obama zei: ‘Alle mensen moeten een kans krijgen en het is goed de welvaart te verspreiden.’ Joe the Plumber wist in vijf minuten beter aan te tonen waar de zwakte van Obama’s kandidatuur lag dan McCain in drie tv-debatten. Joe werd een nationale figuur. De loodgieter verscheen op televisie en McCains campagne maakte Obama uit voor een ‘Europese socialist’ die belastingen heft bij werkenden om niet-werkenden een extraatje te geven. In een laatste poging probeerde McCain kiezers bang te maken voor Obama en diens ‘linkse beleid van nivellering’. McCain probeerde de perceptie van Obama te herde-finiëren. Ziet u uit naar een ‘president Obama’ die uw belastingen verhoogt? Hogere belastingen kunnen volgens McCain de recessie doen uitmonden in een economische depressie. Angst werd de laatste troefkaart van de campagne-McCain.

DOOR DERK JAN EPPINK illustraties Mathias

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content