Honderd jaar geleden stierf Johannes Brahms, een muzikaal genie.
Op 3 april 1897 rond negen uur ’s morgens nam Johannes Brahms afscheid van het leven. Bij hem thuis in zijn eigen bed, Karlsgasse 4 in Wenen. Doodsoorzaak levercirrose, in de volksmond burgerlijke geelzucht genoemd. Zijn vertrek was er geen van tranerige eenzaamheid, maar bemoedigend ondersteund door vrienden en lieve handen die hem in de laatste ogenblikken vasthielden. Enkel Clara Schumann, de vrouw van wie hij zo bovenaards gehouden had, was er niet : zij was het jaar ervoor op 20 mei overleden. Zijn begrafenis was indrukwekkend. In de grafrede sprak dominee Dr. Zimmermann : ?Er zijn grote kunstenaars geweest die klein waren als mens ; er zijn grote en edele mensen geweest, die klein waren in de Kunst. In Brahms waren beide aanwezig, groot en edel, de mens en de kunstenaar.?
Het is honderd jaar geleden nu en gewoontegetrouw wordt er een herdenkingsjaar gehouden. Dat is, afgezien van wat commerciële tralala, heus geen uitvinding van platenfirma’s. Ze bestonden vorige eeuw ook. Zelfs vroeger. Al in 1784 had er een monumentale Commemoration of Handel plaats in Londen. Wat onwennig nog, want de organisatoren ontdekten tot hun schaamte dat ze een jaar te vroeg waren : Händel was in 168 5 geboren. Dit jaar zijn Brahms en Franz Schubert aan de beurt, waarbij laatstgenoemde het bij het grote publiek in populariteit haalt. Maar kennen ze Brahms eigenlijk wel ? Ook buiten ?Guten Abend, gut’ Nacht?, het meest gespeelde slaapliedje aller tijden ? Het is haast ondoenlijk om een gevlamd en kleurrijk leven als van zo’n geweldig componist in zeventig regels te persen. Toch is het een poging waard om hem enigszins aan het firmament van de muziekgoden te situeren.
Johannes Brahms zag het levenslicht op 7 mei 1833 in een achterbuurt, de Gängeviertel, van Hamburg. Zijn vader Johann Jacob, oorspronkelijk dorpsmuzikant uit Heide, was daar zijn geluk komen beproeven met het doedelen op zijn bugel van dansmuziek in de matrozencafés van Hamburgerberg, nu St. Pauli genaamd. Later, toen hij met veel moeite de ?Kunterbaß? had leren spelen, verdiende hij wat centen bij in het muziekkorps van de Bürgerwehr. Als bassist speelde hij bij gelegenheid ook in het orkest van het stadstheater.
Vader Brahms was een muzikant van het populaire genre. Het was ook de muziek waar zijn zoon het eerst kennis mee maakte. Gelukkig maar. Als zesjarige kreeg Johannes pianolessen van Otto Friedrich Willibald Cossel en kon hij al gauw zijn pa in de danslokalen begeleiden. Hij bleek een wonderkind te zijn. Vanaf 1843, tien jaar was hij toen, houdt de beroemde pedagoog Eduard Marxsen zich met hem bezig. Die bracht hem een niet aflatende liefde bij voor Johann Sebastian Bach, en leerde hem dat ?wachten op inspiratie? romantische flauwekul is : alleen werken telt. En dat heeft Johannes zijn leven lang niet vergeten.
MELANCHOLIE EN HEIMWEE
Het belangrijke jaar was 1853. Twintig was hij toen. Hij leerde in Hannover de violist Joseph Joachim kennen, in Weimar Franz Liszt, en als belangrijksten in Düsseldorf Robert en Clara Schumann. In zijn befaamde Neue Zeitschrift für Musik publiceerde Schumann toen het mooiste artikel dat ooit over hem werd geschreven. Met de in die tijd gangbare pathos staat er : ?We begroeten hem (Brahms) bij zijn eerste stappen in de muziekwereld, waar hij wellicht wonden zal oplopen, maar ook met laurier gelauwerd zal worden. We heten hem welkom !? Brahms laat zich niet over het paard tillen, hij blijft zwoegen aan zijn ontwikkeling en creativiteit. Om brood op de plank te hebben, klaart hij hier en daar muzikale klusjes op.
De ?wonden? waarop Schumann zinspeelde, worden al gauw geslagen. In 1859 is Brahms klaar met zijn eerste grote compositie, het ?Klavierkonzert in d?. U kent het wel, eigenlijk een symfonie met het klavier als zelfstandig ?concerterend? instrument, met dat uitbundige begin met pauken, blazers en trillende strijkers : het heelal barst open. De uitvoering dat jaar in Leipzig was een flop. Het grote onbegrip waarop het daar werd onthaald, verbaast ons nu uitermate. Criticus Bernsdorf gebruikte woorden als leeg en dor, gewurg en gewoel. ?Deze rauwe massa moet je drie kwartier lang slikken en daarbij nog een dessert verorberen van de schreeuwerigste dissonanten en afschuwelijkste klanken?. Ach, ze waren gewoon stinkjaloers.
Maar Brahms was er een tijdje kapot van, maar gaf niet op. Zijn reputatie groeide tot ver over de Duitstalige grenzen. Hij verrijkte de muzikale wereld met de fraaiste composities. Veel klaviermuziek zoals sonates, balladen, rapsodieën, werken voor één klavier vierhandig of voor twee klavieren. Betoverende kamermuziek : viool- en cellosonates, klaviertrio’s, -kwartetten en -kwintetten ; twee briljante pianoconcerten en een onvergetelijk vioolconcert. Op symfonisch gebied twee ouvertures, de ?Tragische Ouvertüre? en de ?Akademische Festouvertüre? hij zei daarover op zijn typisch volkse manier : De ene weent, de andere lacht en vier symfonieën. Ten slotte een massa liederen en koorwerken met als kroon ?Ein deutsches Requiem?. De mensen hielden van zijn muziek. Melancholie en heimwee zijn er de pregnante elementen in met alle nuances als zwaarmoedigheid en tragiek, naast het vrolijke, het behaaglijke, het bucolische, idyllische en humoristische.
Brahms had heel veel vrienden, maar ook een pak tegenstanders, collega’s die hem ouderwets vonden. Hij dacht als Mendelssohn en hield het bij de logica. Twee plus twee is vier en daarmee uit. Bach en Händel waren zijn grote voorbeelden. Muziek moest volgens hem berusten op een feilloos vormbewustzijn. Zijn tegenstanders, overigens respectabele Duitse componisten, zochten daarentegen nieuwe uitwegen. Zij stichtten de Neudeutsche Schule van progressistische strekking met een uitgesproken voorkeur voor het symfonisch gedicht en programmamuziek, voor epossen, helden en geleuter over onwezenlijke liefdes. De ziel en centrale figuur was Franz Liszt. Diens aanhangers hadden veel bewondering voor Hector Berlioz en vooral Richard Wagner, die met zijn idee om alle kunsten te verenigen in een universeel drama het verst ?naar de toekomst? wees.
De volksjongen Brahms deed daar niet aan mee, bleef ?conservatief? en realist. Daarbij kreeg hij wel enorme steun van criticus Eduard Hanslick, die in zijn muziek het duidelijke bewijs vond tegen de onzin en het onnatuurlijke in detheorieën van zijn aartsvijand Wagner.
Eén van Brahms’ beste vrienden werd in 1877 Antonin Dvorak. Voor die deed hij àlles. Hij bezorgde hem een rijk stipendium en stelde hem zelfs zijn vermogen ter beschikking om hem naar Wenen te lokken. In feite heeft Brahms Dvorak gelanceerd. Applaus hiervoor. Twee grote kunstenaarsvrienden werden ze, hoewel ze zo anders waren. Brahms, de urbane, Dvorak, de plattelander. Brahms, de ongelovige, Dvorak, de verbeten katholiek. Brahms, de bonte vrijgezel, Dvorak, de brave huisvader. Beiden hadden ze wel een grote liefde voor volksmuziek gemeen. En beiden waren ze in hun werken o zo menselijk.
MATELOZE ONTROERING
Menselijk is ook Brahms’ indrukwekkendste koorcompositie, het al genoemde Ein deutsches Requiem. Wat dat ?deutsch? betreft : hijzelf had hiervoor liever het woord ?menselijk? gezien. Over de compositie heeft hij lang gedaan, minstens zo’n vijftien jaar. In die periode maakte hij twee belangrijke dingen mee, de dood van zijn boezemvriend Robert Schumann in 1756, en het overlijden van zijn lieve moeder in februari 1865. Dit uit zeven delen bestaande Requiem is niet liturgisch, want daar had de a-religieuze en anti-kerkelijke Brahms geen boodschap aan. Geen Dies irae en angstwekkende toestanden. Nee, wèl een troostende stervensbegeleiding. De pakkende, humane teksten daarvoor koos hij zelf uit de bijbel. De inhoud is vertederend, de muziek die hij er op zette diep aangrijpend.
Opvallend in dit Requiem is dat de teksten zo duidelijk verstaanbaar zijn. Wat een vakmanschap ! Brahms, zelf koorleider, kende het zangprobleem tot en met : vier of meer stemmen zingen met en door elkaar, het klinkt mooi, maar in feite is het vaak één muzikaal gekwebbel. Van wàt ze zingen versta je meestal geen barst. Zo niet in zijn Requiem. Enkel in het vijfde deel ?Ihr habt nun Traurigkeit? laat hij uitzonderlijk twee verschillende teksten tegelijk voordragen. Terwijl de sopraan nog de slotwoorden ?Und eure Freude soll niemand von euch nehmen? zingt, zet het koor al in met ?Ich will euch trösten, wie einen seine Mutter tröstet?. Hoe lief.
Beide teksten klinken op een andere plek ook afzonderlijk, wie ze niet verstaat, moet naar de oordokter. Maar let op, aan het slot van dit stuk brengt Brahms de solo-sopraan en het koor zo eng samen en assimileert hij ze ritmisch zo geraffineerd, dat het tot een suggestieve samenklank van het woord ?wiedersehen? met een soort echo-effect komt. Schitterend gewoon. Je moet eelt op je ziel hebben, als dàt je niet raakt. Ook het fugatische ?Herr, du bist würdig zu nehmen Preis und Ehre und Kraft? in de volgende passage blijft tekstueel glashelder.
Van dit Requiem is een zeer verzorgde opname op cd verschenen, al stelt die vroegere uitvoeringen, onder Klemperer bijvoorbeeld, niet in de schaduw. Dirigent is Philippe Herreweghe die door één of andere gave gods veel mooie dingen almaar mooier maakt. Nog opvallender dan zijn uitmuntend orkest het Orchestre des Champs Elysées zijn tempokeuze, het beheersen van de innigheid en het spel met de dynamiek. Het opvallendst is echter het sublieme koor van La Chapelle Royale en het Collegium Vocale. Zeg maar gerust : quasi perfect. Je voelt dat ze weten wat ze zingen en dat ze zich inleven. Ze ontroeren mateloos. Het enige waar ik, louter subjectief, een reserve bij aanteken, zijn de beide solisten : de sopraan Christiane Oelze en de bariton Gerald Finley. Ze zingen prachtig, daar niet van, maar in mijn opvatting is Oelze te afstandelijk in haar innige boodschap en heb ik liever een wat rijpere pastoor of dominee aan mijn sterfbed dan bariton Finley. Laat u niet misleiden door deze oneerbiedige mening, als ik u was, zou ik beslist een brokje van het komende vakantiegeld reserveren om deze waardevolle cd aan te schaffen. En vergeet niet aandachtig de tekst te volgen.
Fons de Haas
Brahms, ?Ein deutsches Requiem?, Op.45. Christiane Oelze, soprano. Gerald Finley, baryton. La Chapelle Royale, Collegium Vocale, Orchestre des Champs Elysées, Dir. Philippe Herreweghe. Harmonia Mundi HMC 901608.
Johannes Brahms, geportretteerd door zijn vriend Willy von Beckerath in 1911 : een grote liefde voor volksmuziek.