Pianist André De Groote is bezig met zijn levenswerk, de integrale van de Beethovensonates. Een gesprek over solfège en toucher.
Donderdag 10 april. Het is klokslag elf uur en een riskante onderneming om zo laat op de avond mooie muziek op te zetten. Muziek is als wijn ; als die heel lekker smaakt, kan je moeilijk stoppen en is je nachtrust foetsie. Toch doe ik het, want ’s anderendaags heb ik een afspraak met André De Groote. Het zal over Ludwig van Beethoven gaan van wie hij de 32 pianosonates aan het opnemen is bij het label CoDa. Vier volumes met 4 cd’s (van de tien) zijn al op de markt. De rest volgt later. Overmorgen vertrekt hij naar Zaragoza om er alle pianowerken van Johannes Brahms te spelen. Hij is in die oude stad aan de Ebro al vaker geweest. Eerst met een Beethovenintegrale, en vorig jaar met zijn vrouw, de celliste Viviane Spanhoge ; ze hebben er in het Palacio de Congresos twee recitals met alle cellosonates van Beethoven gegeven. Telkens voor 1.600 man. Daar kan je in Brussel enkel van dromen. Hoe dan ook : geen betere voorbereiding op de ontmoeting dan uit de al verschenen Beethovensonates een keuze te beluisteren. Voordeel van de nacht is de rust. Muziek door stilte omgeven. Ik zet de ?Sonate in A, opus 2 nr 2? op en droom weg. Het is een wonderlijke compositie. Dat toonladdermotief in het eerste deel, en dat onderling gebabbel. Een mengsel van Sturm und Drang en rococo. Hoe fascinerend die rollende triooltjes. Of die geheimzinnige staccato’s in de bas in het largo appassionato. De rechterhand lijkt een koraal te zingen ; het staat in D-groot maar verhaalt toch iets treurigs en meditatiefs. De Grootes vertolking pakt en ontroert me. Ik bewonder zijn spel, fijn als kantwerk, en geniet van de beheersing en zelfstandige doorzichtigheid van de verschillende stemmen. Hij straalt daarbij een waanzinnig gevoel voor harmonie uit.
SOLFEGE
André De Groote werd geboren op 28 maart 1940 in Elsene. Zijn ouders waren beiden violist. Vader Pierre was een tijd tweede violist in het kwartet van André Gertler, maar begon daarna zelf met het De Groote-kwartet waar Georges Maes tweede violist was. Zes weken na de geboorte van André brak de oorlog uit. Zijn moeder, Joyce Mace, was Engelse en maakte dat ze wegkwam. Met een koffer en de baby onder de arm haalde ze in Parijs nog net het laatste vliegtuig richting Londen. André’s vader moest met een afdeling van het Belgisch leger naar Montpellier en bleef er de hele oorlog lang.
ANDRÉ DE GROOTE : Daar in Engeland zat ik tussen de vrouwen en had dus enkel moeders. Mijn vader heb ik pas in ’45 ontmoet. Ik zie het nog voor me : hij stond ons op te wachten aan de ferryboot. Ik zag zijn gezicht niet, want de zon stond pal achter hem. Een zonderling beeld. Heel interessant voor psychologen. Ik beschouwde hem eerst als een indringer, want ik had een wereldje opgebouwd met mijn moeder. Hier in Brussel zetten ze mij op de École Decroly. Daar moest ik onder meer leren breien en naaien, waar ik een nul in bleek. Ik heb nog een rapport met daarin ?André n’est pas un manuel?. In 1947 trok ons gezin naar Zuid-Afrika. Mijn vader wilde er een orkest oprichten in Johannesburg, wat hem prima gelukt is. Later kwam er nog een radio-orkest bij.
Zaten je ouders je op te jutten om pianist te worden ?
DE GROOTE : Nee, hoor. Eerst heb ik maar wat aangerommeld. Pas vanaf mijn tiende kreeg ik serieus les van ene Brigitte Wild, een vroegere assistente van Arrau. Héél serieus zelfs.
Herinner je je eerste muziekstukjes ?
DE GROOTE : O ja, ?Classiques favoris?. Acht boeken, van een menuetje van Bach tot en met Liszt. Daarmee heb ik goed van blad leren spelen. Ik heb nooit één etude van Czerny gedaan. Toonladders maar twee, in B en Es, vanwege de zwarte toetsen. Voor vingeroefeningen gebruikte Brigitte Wild passages uit bestaande muziek, liefst van Chopin. Ik moest ze transponeren in alle mogelijke toonsoorten. Als je dat gedaan hebt, kàn je het. Zij heeft mij bovendien leren luisteren. Luisteren is uiterst belangrijk.
Goed, ik kreeg de smaak te pakken. Op mijn dertiende speelde ik het pianoconcerto van Grieg. Van mijn vader mocht ik verder gaan op die weg als ik het nòg eens kon bewijzen. Dat gebeurde in een soort Nationale Wedstrijd, waar ik met het concerto van Mendelssohn de eerste prijs haalde. Na een pak nuttige harmonielessen bij de fagottist uit vaders orkest mocht ik in 1957 dan eindelijk naar Brussel. Zo maar op mijn eentje, bij mijn grootmoeder en tantes die hier woonden. Ik zou dus piano volgen aan het conservatorium. Maar o hemel, ik had nooit solfège gedaan ! Nooit dat do-re-mi-fa-sol zingen en gegoochel met sleutels. Ik twijfel overigens ook nu nog aan het nut ervan. Maar ik moèst het wel leren, anders mocht ik niet binnen. Wekenlang verprutste ik daar vier uur per dag mijn tijd aan. Op het randje af is het gelukt en met de zegen van Marcel Poot mocht ik lessen volgen bij Eduardo del Pueyo. Dat is nu veertig jaar geleden.
SONATE
Ik vertel hem een voorval uit mijn jeugd : met mijn vader, schrijnwerker van beroep en gewoon werkman derhalve, was ik een avondwandeling gaan maken. Op de terugweg zei hij : ?Fons, als we thuis zijn, wil je dan nog eens die mooie sonate van Mozart voor me spelen ?? Hij bedoelde de sonate ?A la Turca?. Die brave man wist niks van thema’s, van ?expositie? of ?doorwerking? en dies meer. Het is natuurlijk prima als je dat allemaal wèl weet, maar hoe blijft deze muziekvorm zo fascinerend, óók voor gewone stervelingen zonder enige muziekkennis ?
DE GROOTE : Sonate komt van ?sonare? dat mooi samenklinken betekent. Toch is dat niet voldoende. Ik denk dat we het moeten zoeken in de ingebouwde conflictsituatie. Normaal gezien huizen er in de sonate twee elementen die met elkaar botsen. Na een halve minuut hoor je al : hier gebeurt iets. Mozart probeert door zijn verfijnde opvoeding de mensen doorgaans niet al te erg te shockeren. Hij blijft beleefd aanspreken. Beethoven meestal niet ; die kan heel abrupt zijn. Dan heb je verder nog de typische sonate-constructie zelf. Kijk, een ballade van Chopin is één kort verhaal, maar een sonate is een soort feuilleton, een vervolgverhaal in X-afleveringen.
Je hebt diverse Beethovensonates onlangs gespeeld in acht Culturele Centra rond Brussel. Daar komt meer ?gewoon? publiek dan in de grote concertzalen.
DE GROOTE : Een heel dankbaar publiek. Sommige Culturele Centra hebben trouwens echt hun best gedaan. Tiptop van ontvangst. Zo van ?wij begrijpen wat u moet doorstaan aan zenuwen en trac?. Tafeltje met boterhammen, koffie in thermos. Heel tof. Bij de laatste had ik wel pech. Wegens verbouwingswerken kon mijn Steinway er niet binnen en moest ik het stellen met een kwartvleugeltje van een ander merk. Uitgerekend voor de majestueuze ?Opus 111?…
Een goed instrument is toch belangrijk, hè ?
DE GROOTE : Geloof maar ! De keuze ervan is uiterst persoonlijk. Voor mij is het die bepaalde Steinway, die ik uitzoek en die aan mijn klankvoorstelling beantwoordt. Ik waardeer de huidige interesse voor historische instrumenten, maar van één ding ben ik zeker : Beethoven zelf was nooit tevreden over zijn klavieren. Hij zat bijvoorbeeld continu verveeld met het te kleine toetsenbord, de bas ging niet laag, de discant niet hoog genoeg. Er zijn ontelbare voorbeelden van hoe hij daarmee in de knoei zat. Nou ja, laat ik dit zeggen als conclusie : als er composities zijn die als meesterwerken worden betiteld, dan zijn die altijd groter dan de instrumenten en de vertolkers.
STORM
Het is opvallend dat de meesterwerken die bij het brede publiek aanslaan vaak een bijnaam hebben. Vivaldi schreef 60 charmante vioolconcerti ; slechts één is heel bekend want die heeft een naam : de ?Vier Jaargetijden?. Zo is het ook met klassieke hits als de ?Pastorale?, ?Onvoltooide?, ?Eroica?, ?Jupiter?, ?Paukenroffel?. Of simpelweg de ?Kleine Nachtmusik? als geheugensteuntje in plaats van het mondvolle ?Serenade in G-groot voor strijkers, KV 525?.
Van de 32 pianosonates van Beethoven zijn er acht met een nickname. Eén ervan is ?Der Sturm?, officieel ?Sonata in d, opus 31, nr 2?. Naar het schijnt gaven tijdgenoten van Beethoven er die naam aan omdat ze een associatie maakten met Shakespeare’s ?Tempest?, des dichters kortste toneelstuk, het wonderlijke ééndagsverslag over de zeereis van koning Alonso en consorten.
De Storm is een uitgesproken rijke compositie, een schoolvoorbeeld van hoe losse expressie en strenge vorm samen kunnen vrijen. De eerste zes maten vormen een mini-opera. Eerst bijna twee met een harpachtig largo als meditatieve inleiding, dan drie maten allegro als het in gang zetten van de murmelende beweging, en ten slotte één maat adagio als bevestiging. Geniaal. Wat een rijkdom aan gevoelens, wat een vaart. Een palet van dynamiek. Dan volgt een dramatisch geladen adagio en een bruisend allegretto.
Eén passage is wel heel bijzonder. In maat 143 van het eerste deel komt het mini-operaatje van het begin weer terug, maar nu verrijkt met twee recitatieven. Precies deze recitatieven brengt De Groote uitermate ingetogen. Soms fluistert hij bijna in een uniek pianissimo, heel innig en intiem. Bij deze passage stokt je adem.
DE GROOTE : Daar heb ik hard aan gewerkt. En diep op gezocht, want het is een vreemd geval. Volgens de partituur moet je vanaf het begin van het recitatief het pedaal indrukken tot het einde. Doe je dat, dan krijg je een smeerboel. Toch is die pedaalaanduiding van Beethoven zelf. Was hij toen al doof ? Of had hij een klavier met andere mogelijkheden ? Ik heb een eigen oplossing gevonden…
… en een buitengewoon mooie. Net of je een stem hoort, of er iemand zingt. Wat me zo opvalt, is je prachtige aanslag. Hoe krijg je die ?
DE GROOTE : Ik hou niet van de term ?aanslag? vanwege dat slag. Het Franse woord toucher vind ik veel treffender. Het aanleren van een fijne toucher is een verhaal van gehoorvorming. Als kleine jongen al speelde ik met vriendjes vierhandige transcripties van bijvoorbeeld Mozartkwartetten. Daarin heb je natuurlijk die lange noten van de viool. Op de éne of andere manier probeer je op de piano eveneens zo’n noot te rekken. Wel, je ontdekt gegarandeerd dat dit niet lukt door de toets op de bodem te beuken. Dat het een kwestie van gehoorvorming is, kan je makkelijk uittesten door een dove een paar noten aan te laten slaan. Ongelooflijk wat er dan uitkomt. Natuurlijk komt er techniek aan te pas, als je aanslaat moet er altijd een soort schokbreker zijn, zodanig dat het lawaai van de vinger op de toets of van de toets op de bodem gedempt wordt. Alles is daarbij bruikbaar. Elke articulatie van de vinger, de pols, de hand, de elleboog en de schouder moet je inzetten om die klank op zijn weg te helpen.
MANESCHIJN
Het is bijna middernacht. Een gedroomd moment om de ?Mondscheinsonate? op te zetten. De maan is vanavond trouwens van de partij. Ik zie haar vanuit mijn zalige fauteuil. De vakbenaming van deze compositie is ?Sonata quasi una fantasia in cis, opus 27 nr 2?. Oorspronkelijk had dit onverslijtbaar lievelingsstuk niets extravagants, behalve dat het hele eerste deel adagio sostenuto een trage beweging was, niet bepaald gebruikelijk tot het jaar 1801 van de compositie. Ze was gewoon één van Beethovens knappe toondichtingen. Tot de komst van Heinrich Rellstab (1799-1860), zelf pianist, een beetje componist, wat librettist (voor Mendelssohn) en poëet. Hij was een erg romantisch heerschap.
In de jaren dertig van vorige eeuw was hij op vakantie aan het Vierwoudstedenmeer in Zwitserland. Op een blauwbeschenen maannacht hoorde hij er iemand het eerste deel van Beethovens sonate in cis spelen. Dat inspireerde hem tot een gedicht, waarin hij deze compositie ?Mondscheinsonate? doopte. Of liever : ?om?-doopte, want dit werk had al tijdens Beethovens leven een bijnaam, namelijk ?Laubensonate?, omdat het verhaal ging dat Ludwig het op een warme zomerdag in een tuinhuisje had neergepend. Het werd één van de vaakst gespeelde werken aller tijden. Ach, hoe dikwijls heb ik het al niet gehoord, door de allergrootsten. Zo integer en nobel als deze vertolking echter nog nooit. Let eens op het rustig kabbelen van de triolen als de hartenklop onder de tedere melodie. Diep beneden zingt de bas met een wijze stem. De frasering is van een aristocratische zuiverheid.
DE GROOTE : Ik heb een driedimensioneel klankbeeld willen scheppen. Een gevoel van afstand met die triolen. Zo is het natuurlijk veel moeilijker, maar volgens mij wel mooier. Hier stond ik eveneens voor vreemde problemen. Die gepunte melodienoot in maat vijf en zes bijvoorbeeld, gevolgd door éénzestiende. Maar is dat wel éénzestiende ? Volgens theoretici uit de achttiende eeuw zou het gespeeld moeten worden als de derde van een triool. Mijn gevoel zegt echter ?drie- èn? ; bewust zelfstandig in de melodische expressie.
Na een bijna lieflijk allegretto volgt het fulminerende presto. De stijgende gebroken akkoorden eindigen telkens in een drieklank. Veel pianisten doen dat met een lel, jij met een zekere reserve. Je houdt je als het ware in, en toch is er een dynamisch hoogtepunt.
DE GROOTE : Dat is weer die kwestie van toucher. Mijn lerares Brigitte Wild had een gulden regel : je mag àlles doen, zowel een vingerzetting gebruiken die nergens op lijkt, te snel of te traag spelen, of een ander idee hebben… één ding mag je nooit : een harde toon produceren.
PATHÉTIQUE
Ik beluister nog de ?Waldsteinsonate? met dat schitterende rondo, de dramatische en wervelende ?Pathétique? waarin het overbekende adagio cantabile en de ?Opus 110?. Eén van de mooiste, de ?Opus 111?, is voor later, want het is al half twee. Zo zie je maar, van die Beethovensonates, zeker als ze zo pakkend en aangrijpend vertolkt worden, krijg je nooit genoeg. Terwijl ik voor het slapen gaan nog wat gekookte kippenvleugeltjes voor de poezen uitbeen, blijf ik aan André de Groote denken. Ik vraag me af waarom precies zijn vertolking me zo ontroert. Ik meen het antwoord te weten : als hij speelt is het niet het ?ik? dat telt, maar de muziek. Ik vergat hem vaak tijdens het luisteren. Ik dacht vooral ?wat heeft Beethoven toch prachtige muziek geschreven?. De beste regie is die, die je niet merkt. Deze gevoelservaring heb je enkel bij grote artiesten.
André De Groote is een Cultureel Ambassadeur zonder titel. Niet dat ik jaloers ben op Boogie Boy, maar er blijft toch een verschil tussen champagne en coca. Of niet soms ? En waarom zien we zijn naam niet op de affiches van het PSK of onze festivals ? En dat terwijl hij in 1993, zo weet Frédéric Devreese die er bij was, na een recital in het Beethovenhuis in Bonn de tempel van de Beethovencultus van die doorgewinterde kenners aldaar minutenlang een staande ovatie en bloemen kreeg toegeworpen.
Gelukkig maar dat zijn integrale van Beethovensonates op cd komt en er al vier volumes van verkrijgbaar zijn. Zo kan u er thuis van genieten, zo dikwijls als u wil. Bij mij zal dat héél dikwijls gebeuren.
Fons de Haas
Integrale pianosonates van Beethoven, André De Groote, Volumes I t/m IV. CoDa 010 t/m 013. 1.150 – 1.450 fr. per dubbelcd. Voorinschrijving komende volumes : 1.000,- per dubbelcd op rek. nr 063-1240956-70 van De Groote-Spanoghe.
André De Groote : Beethovens muziek overstijgt het instrument.