De Rwandese Majoor Bernard Ntuyahaga wordt beschuldigd van de moord op de tien Belgische Para’s.

Op 15 februari 2007 presenteert federaal magistraat Philippe Meire zijn akte van beschuldiging tegen de Rwandees Bernard Ntuyahaga, tijdens de genocide majoor in het officiële Rwandese leger (FAR). De tekst moet dienen als basis voor zijn aanklacht in het proces dat op 19 april in Brussel tegen de man zal beginnen, voor feiten die zich dertien jaar geleden in Rwanda hebben voorgedaan.

Het heeft wat geduurd voor Ntuyahaga in België terechtkwam. Hij vluchtte na de genocide in 1994 naar Congo en Zambia, en gaf zich op 6 juni 1998 in het Tanzaniaanse Arusha aan bij het Internationaal Rwanda-tribunaal, uit vrees om in Rwanda zelf berecht te worden. Het tribunaal liet hem op 29 maart 1999 gaan. Diezelfde dag bood hij zich aan bij de Belgische ambassade in de voormalige hoofdstad Dar es Salaam, waar men niet thuis gaf. Daarna werd hij gearresteerd door de Tanzaniaanse autoriteiten. Pas op 26 maart 2004 beslisten de Tanzanianen, na een hele vaudeville, hem aan ons land uit te leveren.

Ntuyahaga is de man die de tien Belgische (en vijf Ghanese) blauwhelmen in de ochtend van 7 april 1994 in zijn minibus oppikt aan een kruispunt op 300 meter van de residentie van Rwanda’s eerste minister in die tijd, Agathe Uwilingiyimana, die de blauwhelmen moesten bewaken. Vooral de Belgen worden er bedreigd door woeste Rwandese soldaten. Ze zijn ontwapend en hebben de armen in de lucht. Ntuyahaga neemt hen mee naar het legerkamp Camp Kigali, waar ze in de loop van de voormiddag vermoord worden door Rwandese militairen. De Ghanezen worden gespaard.

Volgens de akte van beschuldiging is Ntuyahaga, als hij al niet rechtstreeks voor de moord verantwoordelijk is, minstens medeplichtig omdat hij niets zou hebben gedaan om de Belgen te redden. Als hij hen écht naar een veilige plaats had willen brengen, had hij hen naar de VN-observatiepost Mirador, vlakbij de Belgische school, gebracht – even ver van de residentie van de eerste minister als het militaire kamp. In het kamp was slechts een kleine observatiepost van de VN, bemand door één onfortuinlijke Togolees die zich achteraf niet onderscheidde door de rechtlijnigheid van zijn verklaringen.

Ntuyahaga wordt ook beschuldigd van de moord op de eerste minister, en van misdaden tegen de menselijkheid. Er zou de nacht van 7 april bij hem thuis feest zijn gevierd, en er zou een door militairen bemande barrage voor zijn deur georganiseerd zijn, waar mensen zijn vermoord. Getuigenissen brengen hem ook in verband met andere moorden in de stad, en later in de zuidelijke stad Butare, waar hij legercommandant geworden was, tot hij moest vluchten toen het Rwandese leger de controle over het land verloor.

Rwanda is een land dat aaneenhangt van leugens. Iets waar meester Luc De Temmerman, advocaat van Ntuyahaga, zijn voordeel mee zal proberen te doen. Zijn basisstelling is dat zijn cliënt gewoon het ongeluk had op het verkeerde moment op de verkeerde plaats te zijn, en meende goed te doen door de blauwhelmen mee te nemen. Hij zou de blauwhelmen in het militaire kamp nog verdedigd hebben tegen de op een lynchpartij beluste meute.

Ntuyahaga passeerde vlakbij de residentie van de eerste minister, omdat hij er langs moest op weg van zijn woning naar zijn werk – hij was er dus zeker niet om de vrouw te vermoorden. Die moord was, volgens getuigen die De Temmerman tijdens het proces zal opvoeren, het werk van soldaten die geen Frans spraken, van militairen van de andere kant dan Ntuyahaga dus: het FPR.

Het lijdt geen twijfel dat het proces beïnvloed zal worden door de groeiende overtuiging dat het vliegtuig met de Rwandese president op 6 april 1994 niet werd neergehaald door hardliners uit zijn eigen entourage, die zich tegen elk vredesakkoord met het FPR verzetten, maar door elementen uit de omgeving van Paul Kagame, toen chef van het FPR en vandaag president van Rwanda.

De Franse onderzoeksrechter Jean-Louis Bruguière publiceerde vorige herfst een omstandige analyse van de aanslag, die onder meer steunt op het traceren van de herkomst van de twee raketten waarmee het vliegtuig werd neergehaald. Het feit dat Kagame nooit een onderzoek naar de aanslag liet uitvoeren, wordt ook als veelbetekenend beschouwd. Als hij zeker was geweest van zijn stuk, had hij dat wel gedaan.

Eind maart maakte de Rwandese regering bekend dat ze eindelijk een ‘onafhankelijke commissie’ zal aanduiden om de aanslag te onderzoeken. Details daarvan zijn vooralsnog niet bekend.

De Temmerman, geen onbesproken blad in het Rwanda-verhaal, was er al in 1994 van overtuigd dat het FPR achter de aanslag zat. Hij zal die wetenschap ten volle uitbouwen in zijn verdediging van Ntuyahaga. Voor zijn cliënt zou het natuurlijk handig zijn, mocht onomstotelijk vast komen te staan dat de genocide niet gepland was, maar een uit de hand gelopen slachtpartij volgend op een door de andere partij ontketende oorlog. Want De Temmerman wil hem niet alleen vrijpleiten van de moord op de tien para’s en de eerste minister, maar ook van de aanklacht van misdaden tegen de menselijkheid.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content