Hij is gefascineerd door psychopaten en seriemoordenaars. Maar hij situeert zijn thrillers naast de deur. Interview met Luc Deflo.
Zijn eerste thriller, Naakte zielen, werd genomineerd voor de Hercule Poirot-prijs en stond meteen in de toptien. Inmiddels ligt Bevroren hart in de rekken van de boekhandel. Luc Deflo (° 1958) voelt zich op dreef. Het manuscript van zijn derde thriller is zo goed als klaar en nummer vier zit in de pijpleiding. Deflo werkt bij een bank als organisatieadviseur.
Luc Deflo: Ik heb altijd al geschreven. Als acteur bij het Mechelse amateurgezelschap De Dijlezonen kreeg ik zoveel slechte deur-in-deur-uitstukken onder ogen dat ik zelf een stuk wou schrijven. Dus ben ik schrijfcursussen gaan volgen. Met dialogen had ik weinig moeite, maar ik wou leren met welke regels je rekening moest houden bij het structureren van een boek. Ik heb luisterspelen en filmscenario’s gemaakt. Vervolgens begon ik aan een thriller, een genre dat me altijd al had aangesproken.
Waarom?
Deflo: Ik lees graag psychologische thrillers. Action-thrillers en whodunits interesseren me niet. Ik hou van de boeken van Thomas Harris en van crimi’s waarin de dader snel wordt opgevoerd. Gemakkelijk is dat niet, want als je na vijftig bladzijden weet wie het gedaan heeft, moet je er als schrijver wel voor zorgen dat de spanning erin blijft. The silence of the lambs is een schitterende film, maar het boek is nog veel beter. Anthony Hopkins is een weergaloos acteur, maar in een film kan je nooit in het hoofd van de dader kijken. In een whodunit doe je niets met het personage van de dader. Hij loopt er ergens tussen, maar je kunt nooit zijn echte gevoelens tonen, je moet hem overal tussen moffelen. Voor mij is de dader misschien wel het boeiendste personage. Dat mag je volgens mij niet laten liggen. De lezer kan dan op twee sporen meegaan: met de rechercheur én met de dader. Ik hou ervan om bij de moordenaar, de psychopaat, even een luik open te klappen zodat je voor een fractie van een seconde in zijn ziel kunt kijken. Het is belangrijk dat we de dingen ook even vanuit zijn perspectief kunnen zien. De psychologie van de dader moet aan de oppervlakte kunnen komen.
Voelt u soms sympathie voor de daders?
Deflo: Ik denk niet dat je daar echt in kunt meegaan. Een van mijn projecten gaat juist over het gevaar dat je dan loopt. Je zou wel eens te ver kunnen meegaan in je begrip. Maar ik vind wel dat je ook de goede kant van de dader moet tonen als die er is. Je kan het de lezer moeilijk maken door hem te laten beslissen of hij het pad van de dader verder wil volgen of juist niet.
De titels van uw boeken zijn echte illustraties bij de psychologie van de daders?
Deflo: In mijn eerste boek, Naakte zielen, ging het erover dat misbruik gemaakt werd van het biechtgeheim. Bevroren hart slaat op de innerlijke constitutie van de dader. Aanleiding tot mijn laatste boek was een uitgebreid artikel in de krant over Elaine Parent of de kameleon. Het betreft een Amerikaanse dame die acht moorden op haar actief heeft. Ze reist bliksemsnel van staat naar staat om rijke vrouwen te vermoorden van wie ze eerst het vertrouwen gewonnen heeft. Ze is nog altijd niet geklist. Ik heb die vrouw getransponeerd naar ons land. Hoe zou ons juridisch apparaat, dat toch niet van de snelste is, reageren als het met een vrouw als Parent geconfronteerd zou worden? Dat vond ik een interessant uitgangspunt.
U bent geïnteresseerd in de duistere kant van de mens?
Deflo: Ik ben gefascineerd door psychopaten. Ik heb daarover enorm veel opgezocht op het net. Internet is voor mij een fantastisch werkinstrument. Via de pc haal je de hele vakliteratuur binnen. Ik heb me diepgaand gedocumenteerd over psychopaten en seriemoordenaars. Ik wou weten hoe iemand zo wordt. Honderden seriemoordenaars heb ik gescand. In tachtig procent van de gevallen gaat het om mannen. Die Elaine Parent was een uitzondering.
Kunt u nu werkelijk seriemoordenaars herkennen?
Deflo: Ze hebben een aantal kenmerken gemeenschappelijk. De symptomen manifesteren zich vaak reeds in hun jeugd. Het ligt volgens mij niet altijd aan de opvoeding en ik heb soms de neiging om te zeggen dat de aanleg van de seriemoordenaar aangeboren is. Kinderen die op zeer jonge leeftijd dieren folteren en die zich voortdurend afzonderen, kunnen kandidaat zijn. Maar voorspellen dat iemand een seriemoordenaar wordt, kun je niet. Jeffrey Dahmer heeft de vreselijkste dingen gedaan. Hij heeft prostituees in stukken gehakt, in de diepvriezer gestopt en er happen van opgegeten. Vader Dahmer heeft over zijn zoon een boek geschreven. De vader beweert wel dat er al van alles mis was met de jongen. Maar dat is hem pas achteraf opgevallen, als ze hem gevat hebben en als alles aan het licht gekomen is. Jeffrey Dahmer kwam niet uit een probleemgezin, het zat er gewoon in. Ik heb een berg wetenschappelijke informatie in Bevroren hart verwerkt. Een normaal mens zal met de ogen gaan knipperen als er tussen een collectie mooie prenten van landschappen en bloemen plots een gaskamer in een concentratiekamp opduikt. Een psychopaat voelt daar gewoon niets bij en reageert er ook niet op.
Gaat u in het gewone leven zelf met speurders om?
Deflo: Ja, dat zijn vrienden. Elk jaar trek ik naar een kleine camping in de Cévennes. Daar ontmoet ik telkens een lid van de gerechtelijke politie. We drinken samen wijn en staan samen aan de barbecue. Bevoren hart is grotendeels op de camping tot stand gekomen. Om elf uur gaan de lichten er uit. Dan steek ik mijn gaslampje aan, sla mijn laptop open en rikketikketik, weg zijn wij. De speurder op de camping heeft mijn eerste boek nagelezen. Hij vond dat het dagelijks leven van de speurders er correct in beschreven was. Dat vond ik een groot compliment. Deleu en Bosmans, de rechercheurs die ik beschrijf, zijn mensen van vlees en bloed, geen supermannen. Hun gezinsleven is niet om naar huis over te schrijven, en in de werkelijkheid is dat ook wel zo. Ze zijn grijs, nooit wit-zwart. Toch hebben die speurders hun idealisme, er zit vuur in. Als er in het weekend een moord gebeurd is en je belt ze ’s nachts op, dan staan ze in hun slip op het bureau. Ik pas er wel voor op dat mijn personages geen typetjes worden. Ze moeten onverwacht uit de hoek kunnen komen. Ik vind trouwens dat de speurders in de povere omstandigheden waarin ze moeten werken, erg goed presteren. Mijn vriend heeft me ook op de hoogte gebracht van een paar technieken die je als leek niet kent en die ook op het internet niet te vinden zijn.
Zoals?
Deflo: Hij leerde me hoe je een weggevijld serienummer weer zichtbaar kunt maken. Je spant er elektronen op en je giet er een zuur over. Dan lichten de cijfers even op. Ik wist ook niet wat hydrocutie was. In mijn boek moest iemand vermoord worden zonder dat de politie argwaan krijgt. Wie zwak aan het hart is, kan je in het bad hydrocuteren zonder dat ook maar iets op moord wijst. In het criminele milieu wordt wel eens cola gebruikt om sporen uit te wissen. Even met de fles schudden, de cola in het rond spuiten, en je hoeft niets meer af te vegen. Het is onmogelijk achteraf nog vingerafdrukken te vinden.
Uw biotoop is Mechelen?
Deflo: Ik wil in mijn boeken een sfeer van kleinschaligheid scheppen. Het zou hiernaast gebeurd kunnen zijn. Ik denk dat de mensen daarvan houden. Het moet realistisch en spannend zijn. Dat het zich afspeelt in Mechelen, is gemakzucht. Ik heb er jarenlang gewoond. Niet dat ik streekromans wil schrijven. De locatie zou net zo goed Londen of Amsterdam kunnen zijn. Maar in Mechelen ken ik de weg, de cafés, de sfeer. Ik gebruik zelfs de namen van vrienden en kennissen in mijn romans, los van het beroep dat ze in het echt uitoefenen natuurlijk. Ik heb al een wachtlijst van kennissen die graag in een van mijn boeken zouden opduiken. Nadia Mendonck, de jonge en mooie vrouwelijke speurder die in Bevroren hart geconfronteerd wordt met de oude zakken van speurders, bestaat ook in het echt.
Is een tweede boek moeilijker dan het eerste?
Deflo: Aan het eerste boek heb ik twee jaar gewerkt, aan het tweede een jaar, en het derde is zo goed als klaar. Een boek per jaar lukt me wel. Ik ervaar het schrijven niet als werk maar als ontspanning. Ik begin te schrijven zodra het rustig wordt, dat wil zeggen zodra mijn kinderen in bed liggen. Ik ben een nachtmens. Ik heb nooit te kort aan inspiratie. Het is voldoende om de krant open te slaan om stof te hebben. Het overkoepelend thema van mijn derde boek is de rassendiscriminatie. Het speelt zich ook af in Mechelen dat momenteel de reputatie heeft een zwarte stad te zijn. Het gaat over manipulaties achter de schermen die uiteindelijk zouden moeten leiden tot een burgeroorlog. Ik heb het boek aan een Marokkaanse dame laten lezen, want ik wou het waarheidsgetrouw neerzetten.
U heeft de reputatie in uw romans wreed uit de hoek te komen.
Deflo: Ten onrechte, vind ik. Moord is nooit mooi om zien. Ik heb er geen behoefte aan om het te verschonen of om het te romantiseren. Ik vond de flaptekst van mijn eerste boek veel te bloederig, maar als groentje durfde ik dat niet goed zeggen tegen mijn uitgever. Op de boekenbeurs merkte ik dat heel wat mensen die de achterflap lazen, het boek snel met degout teruglegden. Dat kan toch de bedoeling niet zijn?
Luc Deflo, ‘Bevroren hart’, Manteau, Antwerpen, 289 blz., 725 fr.
Piet de Moor