Politieke opiniepeilingen zijn de alfa en de omega van de Wetstraat geworden. Vreemd, want ze zijn volstrekt waardeloos, zegt KUL-professor Jaak Billiet.
‘Als historici onze tijd later zullen beschrijven, zullen ze zeker getroffen worden door ons voortdurende, niet-aflatende polsen van de openbare mening’, schrijft Newsweek-journalist Fareed Zakaria in zijn boek De Toekomst van Vrijheid. Het lijkt inderdaad de trend om het publiek steeds vaker en over de meest uiteenlopende kwesties te bevragen.
‘Maar dé openbare mening bestaat niet’, zegt Jaak Billiet, professor in de sociale wetenschappen aan de KU Leuven en Vlaanderens meest deskundige stem op het vlak van opinieonderzoek. ‘Er bestaan alleen openbare mening én, en die variëren naargelang van de verwoording van de vraag, de manier waarop het interview werd afgenomen, de context waarin de vragen werden geplaatst, en ga zo maar door.’ Billiet liet eerder zien hoe, afhankelijk van de vraagstelling, het aantal tegenstanders van het migrantenstemrecht in Vlaanderen schommelde tussen de 36 en de 63 procent.
In een verkiezingsjaar als dit willen media en politici op de eerste plaats weten wat Jan Modaal aan zijn politieke water voelt. Voor marketingkantoren liggen er opnieuw mooie tijden in het verschiet, want er zal de komende maanden heel wat afgepeild worden. Behalve de driemaandelijkse opiniepeiling van De Standaard en de VRT is dat uiteraard ook de peiling van La Libre Belgique, de bekendste en oudste in ons land, die sinds kort ook door Het Laatste Nieuws en VTM wordt aangekocht. Verder polst Le Soir de bevolking om de zoveel maanden, en ook Knack publiceerde in het verleden opiniepeilingen, maar is daar na de mislukte voorspelling van de parlementsverkiezingen in 1999 wijselijk mee gestopt.
In zijn kantoor, achter stapels papier, verbaast Jaak Billiet zich over de lichtzinnige, in zijn ogen ronduit frauduleuze manier waarop journalisten met de resultaten van politieke opiniepeilingen plegen om te gaan. Een werkwijze die er mede toe geleid heeft dat het politieke bedrijf zich steeds vaker in een door de media ontworpen schijndecor lijkt af te spelen.
De professor toont een overzicht van de opiniepeilingen die na de federale verkiezingen van 18 mei in de kranten zijn verschenen. ‘Tot december 2003 zie ik, ondanks alle mediaheisa, statistisch gezien geen enkel verschil met de eigenlijke verkiezingsuitslag van mei 2003. Begin februari 2004, met de opiniepeiling van De Standaard en de VRT, doen er zich wel enkele substantiële veranderingen voor: CD&V gaat vooruit, de N-VA achteruit, het Vlaams Blok zit in de lift. Maar op basis van die cijfers kun je niet besluiten welke partij de grootste is in Vlaanderen. Toch werd het einde van Paars al aangekondigd.’
Zeker het VRT-journaal maakte het volgens Billiet al te bont. Nadat CD&V en N-VA (onder invloed van de peilingen) een kartelovereenkomst voor de komende regionale en Europese verkiezingen hadden gesloten, werden de afzonderlijke resultaten van die twee partijen gewoon bij elkaar opgeteld. Het Vlaams kartel is op dit moment met lengtes voorsprong de sterkste partij in Vlaanderen, wist de nieuwslezer. Billiet: ‘Onvergeeflijk. Journalisten lappen zelfs de meest elementaire statistische regels aan hun laars, alle reserves vallen weg. Op den duur lijkt het alsof ze in hun eigen fabeltjes gaan geloven.’
PUUR BEDROG
Hij schudt het hoofd en monstert opnieuw zijn overzicht. ‘Die recente peiling van Le Soir, afgenomen tijdens de VLD-crisis, daar kan ik met mijn verstand niet bij. De socialisten vallen ineens terug op 20 procent. Wat hebben die in februari mispeuterd? Er wordt gezegd dat de SP.A mee de prijs betaalt voor het getouwtrek over het migrantenstemrecht. Als dat zou kloppen, heeft de SP.A nog veel meer van haar oude kiezers dan wij tot nu toe op basis van exit poll-onderzoek hadden aangenomen.’ Oók een mogelijke verklaring is dat de telefonische enquête van Le Soir een deel van het SP.A-kiespubliek, met name jonge mensen die alleen een gsm bezitten, gewoonweg niet bereikt heeft.
Correct uitgevoerde, en vooral correct geïnterpreteerde peilingen zijn voor de media oninteressant, luidt de centrale stelling van Billiet. ‘De media willen voorpaginanieuws. Maar ernstige peilingen leveren zelden commercieel aantrekkelijk materiaal op. We hebben geen flauw idee wie de grootste is, is niet bepaald een wervende krantenkop.’
De in politieke opiniepeilingen gehanteerde methodes vertonen heel wat haken en ogen. Om te beginnen zijn er problemen gelieerd aan de steekproef. Die moet ’toevallig’ getrokken worden, om representatief te kunnen zijn voor de hele bevolking. Dat is echter zelden het geval. Om bij het voorbeeld van daarnet te blijven: wie alleen ’s avonds ondervraagt, bereikt veel minder jonge, actieve mensen, die bovendien vaak alleen nog mobiel telefoneren. Een grotere steekproef verkleint in de regel de foutenmarge, maar de grootte doet er in feite veel minder toe dan de meeste mensen denken.
Belangrijker is te weten waarom sommige mensen uitvallen of weigeren de vragen te beantwoorden (zo zijn Vlaams Blok-kiezers gewoonlijk minder bereid aan enquêtes mee te werken), en hoe groot de groep weigeraars is. Maar over die ‘non-respons’ wordt te weinig en doorgaans ook foute informatie verstrekt. ‘Non-respons kan de resultaten nochtans sterk vertekenen’, zegt Billiet. ‘Aan de jongste opiniepeiling van TNS-media voor De Standaard en de VRT werkten slechts 1088 van de 4744 gecontacteerde personen mee. Anders gezegd: meer dan 70 procent wilde niet meedoen, en toch stelt men het voor alsof dit ‘Vlaanderen’ is. Kras vind ik dat.’
Maar TNS-media komt tenminste eerlijk uit voor zijn lage responscijfers. Andere opiniepeilers zaaien daarover bewust verwarring. In de begeleidende fiche van haar opiniepeiling gaat de krant Le Soir prat op een respons van bijna 90 procent. De professor kan nauwelijks geloven dat het legaal is dit soort flauwekul te publiceren. ‘De responscijfers van de beste Europese onderzoeksinstellingen schommelen tussen de 40 en de 75 procent.’ Hoe komt Le Soir daar dan bij? Waarschijnlijk heeft de krant een groep mensen over van alles en nog wat bevraagd, maar alleen degenen die de vraag over stemgedrag niet wilden beantwoorden als weigeraars opgegeven, niet degenen die al bij het begin van de vragenreeks afhaakten.
‘Puur bedrog’, zegt Billiet. Te meer omdat de bij opiniepeilingen opgegeven foutenmarges – gemiddeld 2,5 procent – naar boven en naar beneden – precies door die grote non-repons, pertinent fout zijn. Voeg daarbij dat in ons politieke landschap, waar elk procentje telt, de politiek relevante verschuivingen over het algemeen kleiner zijn dan die statistische foutenmarges. Het doet Jaak Billiet besluiten dat politieke opiniepeilingen zoals wij ze kennen een vorm van moderne volksverlakkerij zijn, waardeloos vanuit wetenschappelijk oogpunt.
Slagen die peilingen er toch niet in, ondanks hun methodologische gebreken, bepaalde politieke tendensen aan het licht te brengen? ‘Soms wel, maar heel vaak ook niet.’ De professor laat zich niet vermurwen: ‘Alle opiniepeilers hadden bij de federale verkiezingen in mei een spannende strijd tussen VLD en CD&V voorspeld. Maar niemand had de echte trend gezien, namelijk de nek-aan-nekrace tussen VLD en SP.A.’
Peilingen reflecteren dus niet altijd reële trends. Zo is het ook courante praktijk om de brute, onbewerkte resultaten van opiniepeilingen te ‘wegen’ aan de hand van sociale en demografische criteria, om de finale output zo representatief mogelijk te maken. Tot hier is er niets aan de hand. Maar politieke opiniepeilingen worden daarenboven vaak ook nog eens ‘gewogen’ op basis van de vorige verkiezingsuitslag. Billiet: ‘Anders zouden de peilers geregeld met erg wilde resultaten worden geconfronteerd. Na verloop van tijd wordt in die herweging zelfs rekening gehouden met vorige peilingen. Maar dat is natuurlijk gevaarlijk. Want zo wordt er een stabiliteit in de peiling ingebouwd, een trend zo u wilt, die in werkelijkheid niet bestaat.’
Algemeen wordt aangenomen dat de telefonische enquêtes van De Standaard (in samenwerking met Universiteit Antwerpen) van betere kwaliteit zijn dan de (eveneens telefonische) bevraging van Le Soir. En dat die twee op hun beurt nederig het hoofd moeten buigen voor de face to face-peilingen van La Libre Belgique, de bijbel terzake, zelfs voor meest sceptische Wetstraatbewoners. Billiet: ‘ Le Soir minder betrouwbaar dan De Standaard? Ik zou niet weten waarom. Zoals ik me ook afvraag op welke grond La Libre als de meest betrouwbare opiniepeiler wordt beschouwd. Het geheugen van de mensen is kort. Op 12 mei 2003, zes dagen voor de verkiezingen, voorzag La Libre nog een scherpe tweestrijd tussen VLD en CD&V om de eerste plaats. De neergang van Agalev had de krant dan weer zwaar onderschat.’
POLITIEKE FEITEN
Opiniepeilingen mogen dan een geheel eigen virtuele werkelijkheid scheppen, de politieke gevolgen van peilingen zijn zoals bekend zeer reëel. Het kartel tussen CD&V en N-VA, de broedertwisten binnen Groen!, het zijn slechts een paar recente voorbeelden.
Opiniepeilingen creëren dus nieuwe politieke feiten en bepalen na publicatie dagenlang de agenda in de Wetstraat. Ze kunnen politieke partijen in een staat van euforie brengen – kijk maar naar de sfeer bij CD&V – of ze juist sterk aan zichzelf doen twijfelen. En individuele kandidaten zien, afhankelijk van de persoonlijke scores in de populariteitspolls, hun positie binnen de partij al dan niet versterkt.
Het mag dan ook niet verbazen dat politici vreemde bokkensprongen beginnen te maken als ze weten dat de enquêteurs van La Libre Belgique op pad zijn. Want de mensen, zo weten de politici, laten hun keuze sterk afhangen van de onderwerpen die op dat moment de media beheersen.
Maar niet alleen politici, ook kiezers laten zich door de peilingen beïnvloeden. Eén mogelijk gevolg is bijvoorbeeld dat bevolking zich massaal achter de gedoodverfde winnaar schaart, waardoor opiniepeilingen een bijna zelfvoorspellend karakter krijgen. Maar peilingen kunnen ook omgekeerd opiniërend werken. Zo zullen kiezers soms juist proberen het aangekondigde verlies van een bepaalde partij in het stemhokje te beperken. Dat overkwam de SP in 1995.
Ook de avond van de verkiezingen zelf blijven opiniepeilingen vaak nog de debatten bepalen. Verliezers worden winnaars en vice versa, naargelang het verlies of de winst van een partij groter of kleiner is dan wat de peilingen hadden aangegeven. ‘Ik kan me best indenken dat het Vlaams Blok, als het in de verkiezingen de hoge scores uit de peilingen niet kan waarmaken, door de anderen als verliezer zal worden aangewezen. Ook indien die partij er ten opzichte van de vorige verkiezingen in feite op vooruitgaat’, zegt Billiet.
Opiniepeilingen krijgen tegenwoordig zoveel media-aandacht dat ze wel eens ‘het brood en spelen’ van de Wetstraat worden genoemd. En wat meer is, lacht de professor: ‘Je kunt er televisieshows mee opzetten.’ Hij verwijst daarmee naar het succesvolle (maar omstreden) VRT-programma Doe de stemtest!. Kort voor de federale verkiezingen kwam het door de format sterk bevoordeelde SP.A-Spirit-kartel daarin als grote overwinnaar naar voren. Dit verkiezingsjaar heeft de openbare omroep Doe de stemtest!, in weliswaar aangepaste vorm, in viervoud geprogrammeerd.
‘Het is entertainment en stemmingmakerij, meer niet’, vindt Billiet. Twee collega-professoren, socioloog Stefaan Walgrave (UA) en politicoloog Kris Deschouwer (VUB), verleenden het programma anders wel een aura van objectiviteit en wetenschappelijkheid. ‘Niet netjes’, oordeelt Billiet kort. ‘Ik zou er nooit aan meewerken.’
Maar natuurlijk kijkt ook professor Billiet vol spanning uit naar de eerstkomende politieke opiniepeiling, die van La Libre Belgique. Peilen en opiniepeilingen beoordelen is immers zijn vak. ‘Hamvraag wordt of La Libre de ongelooflijke cijfers van Le Soir zal bevestigen’, zegt hij. In het andere geval heeft Le Soir waarschijnlijk ‘de bok van het jaar geschoten’. Nog een paar nachtjes slapen, en het is weer zover.
Door Han Renard