
Mislukte verdwijntruc
Dat de prijs van de elektriciteit zou stijgen, stond in de sterren geschreven.
De prijs van het succes, zo schijnen we dat te moeten zien. Een gemiddeld gezin in Vlaanderen zal 75 euro per jaar extra voor zijn elektriciteit moeten gaan betalen. En dat zou komen omdat de subsidiërende overheid zo gul is, dat elke Vlaming die een beetje kan rekenen, zijn spaargeld tegenwoordig in zonnepanelen stopt. Dat zou immers niet alleen veiliger zijn dan een investering in aandelen, maar ook nog meer opbrengen. Je moet natuurlijk wel genoeg spaargeld hebben. Zodat de zonnepanelen uiteindelijk, volgens bijvoorbeeld de Gentse econoom Johan Albrecht, een nieuwe snelweg zijn om de centen van de armen naar de rijken te brengen.
Wat gebeurt er precies? Zoals bekend reikt de Vlaamse overheid groenestroomcertificaten uit aan al wie hernieuwbare energie produceert. Particulieren die in de startperiode 3 of 4 kW vermogen op hun dak installeerden, recupereren op die manier, als de zon wat wil schijnen, een slordige duizend euro per jaar. Prijs gegarandeerd door de Vlaamse overheid. Maar… niet betaald door de Vlaamse overheid. Wel door de netbeheerder. Verplicht.
Nu zijn netbeheerders slechts schakels in de totale keten die de elektriciteit aan huis brengt. En net als alle andere schakels moeten zij hun boterham verdienen met wat de eindgebruiker voor zijn elektriciteit betaalt. Waarom zo veel beleidsmensen verlegen grinniken, nu de netbeheerders de rekening opmaken, mag Joost weten. Dachten ze de financiering van de certificaten onder de mat te vegen, door ze naar de distributeurs door te schuiven? Dat was dan toch tot mislukken gedoemd. Dat de prijs van de elektriciteit zou stijgen, stond van meet af aan in de sterren geschreven.
Voor hetzelfde geld had de Vlaamse regering dat meteen duidelijk kunnen maken: ‘Ja, onze energie zal duurder worden want ja, we willen absoluut tegen 2020 het aandeel van de hernieuwbare energie in ons totale energieverbruik optrekken tot 13 procent. Dat is een verdubbeling. En dat zal geld kosten, want wind-, zonne- en biomassa-energie zijn nu eenmaal duurder in productie dan de meer courante elektriciteitsbrandstoffen.’ (We laten nu even buiten beschouwing dat de producent van bijvoorbeeld kernenergie geen vergoeding betaalt voor een aantal reële maatschappelijke kosten, waardoor de elektriciteit uit kernenergie in feite ook door de belastingbetaler gesubsidieerd wordt.)
Natuurlijk is het waar dat de stimuli die een overheid geeft om een bepaald gedrag aan te moedigen – bijvoorbeeld initiatief nemen om alternatieve energie te gaan produceren – niet guller hoeven te zijn dan strikt noodzakelijk. Ook mag men zich afvragen waarom er in Wallonië, dat minder steun verleent, meer groene stroom geproduceerd wordt. Misschien zijn kleine zonnecentrales, geplaatst bij particulieren, niet de meest efficiënte manier om de 13 procent na te streven. Misschien moet het beleid dan bijgestuurd worden. Maar dat is allemaal nog geen reden om particulieren en ondernemers die ingespeeld hebben op de uitnodiging van de Vlaamse overheid om groene stroom te produceren, nu als profiteurs of slokoppen af te schilderen, naar wie we zo snel mogelijk de fiscus moeten sturen om de schandalige winsten te gaan afromen.
Luc Baltussen