Ondanks een aantal democratiseringsgolven zijn allochtonen nog altijd een grote minderheid in het hoger onderwijs.
Door verkeerde studiekeuzes, taalachterstand en vooral een lage sociaal-economische achtergrond hebben allochtonen in het hoger onderwijs drie keer minder kans van slagen dan autochtone studenten. Een goede studiebegeleiding kan dat verhelpen. Daarnaast zijn financiële stimulansen zinvol, zoals het aanmoedigingsfonds dat instellingen die extra acties opzetten extra geld geeft. Dat zegt ook Meyrem Almaci, nu kamerlid voor Groen!, maar in een vorig leven VUB-onderzoekster en experte over de aanwezigheid van allochtonen in het hoger onderwijs.
Veel allochtonen opteren voor zware universitaire opleidingen. Worden de hogescholen ondergewaardeerd?
MEYREM ALMACI: Allochtone jongeren kiezen vaak een richting die prestige uitstraalt. De ouders kennen enkel de bekende opleidingen zoals rechten, economie of psychologie. Ze willen dat hun kinderen hoger op de sociale ladder klimmen en een goed inkomen hebben, door bijvoorbeeld advocaat te worden.
Een van de grote struikelblokken is de taalachterstand. Kunnen lessen in de moedertaal van allochtonen helpen?
ALMACI: We mogen de gevolgen van een taalachterstand niet onderschatten. Uit onderzoek blijkt dat het gemakkelijker is om een tweede taal te leren als je je eigen moedertaal goed beheerst. Daarom is het volgens mij belangrijk positief te staan tegenover de moedertaal en daarin het abstracte of wetenschappelijke taalgebruik aan te moedigen.
Veel allochtonen komen terecht in het technisch en bijzonder onderwijs. Vanuit die richting de stap naar het hoger onderwijs zetten is erg zwaar.
ALMACI: Dat klopt. Er zitten disproportioneel veel allochtonen in die opleidingen. Het is belangrijk elke leerling goed te begeleiden en samen tekorten te proberen wegwerken. Door realistische maar correcte adviezen te geven kunnen we heel wat problemen voorkomen. Voor wie vanuit het technisch of bijzonder onderwijs toch verder wil studeren, kunnen brugcursussen en flexibele leertrajecten een oplossing bieden. Ook het nieuwe niveau van het hoger beroepsonderwijs, dat Onderwijsminister Vandenbroucke heeft aangekondigd, is een goede maatregel.
Studiebegeleiding is dus onontbeerlijk in de loopbaan van een student?
ALMACI: Wanneer een leerling voor belangrijke studiekeuzes staat, moet dat worden opgevolgd door begeleiders in samenspraak met de ouders. Vooral kinderen uit gezinnen met een lage sociaal-economische achtergrond kunnen niet terugvallen op de ervaringen van hun ouders. Infosessies en individuele gesprekken moeten ervoor zorgen dat de student een duidelijk beeld krijgt van zijn capaciteiten.
Zijn er maatregelen die de allochtone studenten echt vooruithelpen?
ALMACI: Verscheidene hogescholen en universiteiten bieden studiebegeleiding aan en ook het aanmoedigingsfonds is een stap vooruit. Dat fonds heeft ook een perverse zijde: de gelden worden verdeeld volgens de grootte van de instelling. De KULeuven krijgt dus meer geld dan de VUB, terwijl aan die laatste universiteit procentueel meer allochtonen zijn ingeschreven. Volgens mij was het beter geweest om het aantal allochtonen als een extra factor in de basisfinanciering op te nemen, zoals dat gebeurt voor gehandicapten en beursstudenten.
MEER INFO OVER HET ONDERZOEK HOGER ONDERWIJS EN ALLOCHTONEN IS TE VINDEN OP www.ond.vlaanderen.be/OBPWO/projecten/ 2003/0303-ER.pdf.