Vorige week donderdag overleed de invloedrijke Amerikaanse econoom en Nobelprijswinnaar Milton Friedman. Hij werd 94 jaar. De overheid is geen manager, vond hij, en zijn monetaire theorie geldt nog steeds als leidraad voor het beleid van centrale banken over de hele wereld.

De boodschap van Milton Friedman was duidelijk: de overheid moet haar handen van de economie houden. Een vrije markt was volgens hem de beste manier om meer welvaart te creëren. Als aanvoerder van zijn ‘Chicago Boys’ pleitte Friedman voor privatisering en deregulering. Geen wonder dus dat de Britse premier Margaret Thatcher en de Amerikaanse president Ronald Reagan trouwe fans waren. Friedman wordt ook de peetvader van het monetarisme genoemd, een stroming die zegt dat inflatie getemd kan worden door de hoeveelheid geld die in omloop is. Met die theorie in het achterhoofd slaagde de Amerikaanse centrale bank er in de jaren tachtig in om de volledig uit de hand gelopen inflatie weer onder controle te krijgen. Daarmee veroverde Friedman zijn ereplaats in de economische geschiedenis, hoewel hij in de voorgaande decennia heel wat heilige huisjes had moeten slopen. En zijn tijdperk is nog steeds niet voorbij, vindt Paul De Grauwe, professor economie aan de KU Leuven.

Wat was Friedmans grote verdienste?

PAUL DE GRAUWE: Hij kon ingewikkelde dingen op een heel bevattelijke manier uitleggen, en erop blijven hameren, zodat ze uiteindelijk aansloegen. De idee van een vrije markt, bijvoorbeeld, circuleerde al een tijdje in academische kringen maar enkel Friedman slaagde erin om het verhaal te populariseren. Sterk, want centraal geleide economieën waren bon ton tot diep in de jaren zeventig. Nu blijven enkel Cuba en Noord-Korea over – niet bepaald stichtende voorbeelden.

Had Friedman ook tegenstanders?

DE GRAUWE: In de jaren vijftig, toen hij voor het eerst in de belangstelling kwam, zeer zeker. Zowat het hele economische en politieke establishment steigerde. Pas later werden zijn theorieën algemeen aanvaard. Toch bleef hij weerstand krijgen vanuit linkse hoek. Het sociale aspect is nu eenmaal minder duidelijk in een vrijemarkteconomie. Na verloop van tijd verstomde ook die kritiek. De socialisten hebben ondertussen het idee van de vrije markt omarmd.

Wil dat zeggen dat de theorie van Friedman perfect is?

DE GRAUWE: Ze is fundamenteel juist. Andere economische experimenten, zoals in Oost-Europa vroeger, hebben op dramatische wijze gefaald. Friedman had gelijk toen hij zei dat een vrije markt meer welvaart creëert. Het feit dat hij élke inmenging van de overheid wilde uitschakelen, was wellicht iets te fundamentalistisch. Correcties vanuit die hoek zijn wel degelijk nodig als het over milieubeleid gaat, of over het beschermen van de sociaal zwakkeren. Hoewel Friedman over dat laatste ook zo zijn idee had: schaf de sociale zekerheid af, en geef iedereen een basisinkomen. Hij erkende dus dat de markt soms tekortschoot, maar paternalisme vanwege de overheid was uit den boze.

Friedman was een hevige tegenstander van de euro.

DE GRAUWE: Inderdaad. Ooit voorspelde hij dat de euro er nooit zou komen. Hij kreeg ongelijk. Daarna voorspelde hij dat het systeem van de euro op termijn zou imploderen. We zullen zien. Hij had wel een punt natuurlijk: een muntunie kan alleen overleven als ze ingebed is in een politieke unie, als de politieke band tussen de eurolanden voldoende groot is.

Staat er al een waardige opvolger klaar voor Friedman?

DE GRAUWE: Friedman had enorm veel invloed en envergure. Er zijn er niet veel die daaraan kunnen tippen.

Celine De Coster

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content