Elke Belg wil minder paperassen, tot de administratieve vereenvoudiging in zijn eigen sector begint. En elke politicus staat achter partijvernieuwing, tot ze aan zijn postje willen raken. Een gesprek met Vincent Van Quickenborne, de man die alles wil veranderen. Met wisselend succes.
Voorzichtig is de voormalige Senator Q geworden. Op die webcam na die zijn doen en laten op zijn kabinet dag na dag op internet laat zien, zit Vincent Van Quickenborne (VLD) niet langer op allerlei stunts te broeden. Een jaar geleden legde hij immers de eed af als staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, een serieuze job die moeilijk valt te combineren met het imago van mediageile jointroller. ‘Was ik nog de tafelspringer van een paar jaar geleden, dan zou ik nooit dezelfde steun krijgen van mijn federale collega’s’, zegt hij. ‘En zonder hen kan ik geen administratieve vereenvoudiging doorvoeren.’ Bovendien voelt hij als buurman van de Wetstraat 16 constant de ogen van premier Guy Verhofstadt (VLD) in zijn rug priemen.
Vincent Van Quickenborne: ‘Ik heb vier jaar lang veel lawaai gemaakt in het parlement en kwam constant in de media. Als parlementslid kun je op elk onderwerp springen en protesteren tegen allerlei voorstellen die je niet aanstaan, maar dat mag niet als je in de regering zit. Ik wou ook niet het soort minister worden dat de hele tijd losse ideetjes rondstrooit. Dus heb ik mezelf de nodige discipline opgelegd om een dossier eerst uit te voeren en er dan pas over te spreken. Al zal ik nooit de Geert Bourgeois (N-VA) van de federale regering worden; dat ligt nu eenmaal niet in mijn aard.’
Veel ambitieuze politici zouden bedankt hebben voor uw bevoegdheid: wat je ook doet, het is altijd te traag en te weinig.
VINCENT VAN QUICKENBORNE: Het is zelfs moeilijk om een kabinet samen te stellen dat zich met administratieve vereenvoudiging moet bezighouden. Veel eer valt er niet uit te halen: de mensen vinden het evident dat een bepaalde procedure eenvoudig in elkaar zit, maar ze protesteren wel meteen als dat niet het geval is. Bovendien besef ik ook wel dat ik België tegen het eind van deze regeerperiode niet papiervrij gemaakt zal hebben, maar ik wil er op z’n minst voor zorgen dat er geen ingewikkelde, bureaucratische regels meer bij komen. Vanaf 1 oktober wordt elk nieuw wetgevend initiatief aan de Kafka-test onderworpen om na te gaan of er geen bijkomende administratieve lasten door ontstaan. Ik heb ondertussen trouwens al moeten ingrijpen bij de verhoging van sociale bijdragen voor grote vennootschappen. In het eerste ontwerp stond dat elk bedrijf als groot vennootschap zou worden beschouwd tenzij het tegendeel wordt aangetoond. Op basis van de jaarrekeningen die bij de Nationale Bank worden ingediend, kan de overheid nochtans perfect zien welke vennootschappen groot zijn en welke niet. Met andere woorden: leg de bewijslast bij de overheid en val er de ondernemingen niet mee lastig. Logischer kan niet. Toch heb ik daar zwaar over moeten discussiëren.
Krijgt de administratieve vereenvoudiging van de bedrijfswereld voorrang?
VAN QUICKENBORNE: Ik geef toe dat de nadruk in de XII Werken die het regeerakkoord me oplegt op de ondernemingen ligt, maar dat betekent niet dat we niets voor de gewone burgers doen. Ook daar is veel werk aan de winkel. Zo vertelde een man me onlangs dat hij de nummerplaat van zijn wagen had ingediend in ruil voor busabonnementen voor zijn gezin, zoals de recente maatregel van de Vlaamse regering mogelijk maakt. Wat blijkt nu? Elk jaar opnieuw moet hij bij de gemeente een attest van gezinssamenstelling gaan opvragen vóór De Lijn zijn abonnement wil verlengen. En dat terwijl die gegevens gewoon bij het rijksregister kunnen worden opgevraagd! Zo zijn er tientallen regeltjes die de mensen veel tijd kosten en die eigenlijk kunnen worden afgeschaft als de ambtenaar het rijksregister zou raadplegen.
Waar komen al die kafkaiaanse toestanden vandaan?
VAN QUICKENBORNE: De burger wordt in dit land gewantrouwd. Als er regels worden opgesteld, denkt men in de eerste plaats aan de kleine minderheid die er misbruik van zal willen maken. Dat is ook een van de redenen waarom veel documenten van de authentieke handtekening van een ambtenaar voorzien moeten worden. Dat levert waanzinnige toestanden op. Een voorbeeld: een man die in zijn eigen woonplaats gaat trouwen, stapt naar het gemeentehuis om er alle papieren in orde te brengen. Hij heeft onder meer een bewijs nodig dat hij geboren is en een bewijs dat hij nog niet getrouwd is. Hij moet zich aan het ene loket aanmelden, en wordt dan doorgestuurd naar het loket ernaast waar hij een document moet ophalen en zegels moet betalen om dan weer in de rij te gaan staan voor het eerste loket. Hallucinant!
Waarom lost u dat dan niet op?
VAN QUICKENBORNE: Het gaat om napoleontische regels die al meer dan honderd jaar meegaan. Zulke gewoontes krijg je er niet zomaar uit. In dit land controleren ze nu eenmaal liever papieren dan de situatie op het terrein. Ze denken dat een akte die door een ambtenaar is ondertekend het ultieme bewijs is.
Met wie komt u in aanvaring als u de administratieve last wil verminderen?
VAN QUICKENBORNE: In de eerste plaats met sommige ambtenaren van justitie, die vaak erg behoudsgezind zijn. Over dingen die ik heel logisch vind, moet ik met hen soms zware discussies voeren. Neem de papiermolen die je moet doorlopen als je verhuist. Je moet je om te beginnen al twee keer op het gemeentehuis aanmelden: eerst om te laten weten dat je adres veranderd is en een tweede keer om je identiteitspapieren in orde te brengen. Mijn oplossing is simpel: laat de mensen gewoon naar het gemeentehuis bellen om hun verhuizing te melden. Twee weken lang heb ik moeten onderhandelen om dat gedaan te krijgen.
Ook de ambtenaren die elke dag achter zo’n loket zitten, hebben soms moeite met veranderingen. Ik herinner me de infodagen voor ambtenaren toen we de eensluidendverklaring voor kopieën van originele documenten hebben afgeschaft. ‘Is het nu zo erg voor de mensen om een keertje naar het gemeentehuis te komen?’ vroegen sommigen me. Op zich niet, maar wel als je optelt hoeveel vrije dagen alle Belgen daar samen voor moeten nemen.
Is de weerstand van de ambtenarij ook de reden waarom u de fiscale zegels nog altijd niet hebt afgeschaft?
VAN QUICKENBORNE: Gedeeltelijk. Voor hen is dat een heel efficiënt systeem: wie een document met zegels opstuurt, heeft automatisch het gevraagde bedrag betaald. Als we met overschrijvingen gaan werken, moeten de betrokken diensten controleren wie heeft betaald en wie niet. Met andere woorden: de administratieve last wordt nu op de burgers en de bedrijven afgewenteld. Boos ben ik daar niet om, maar het baart me wel zorgen. De ambtenaren in dit land moeten inzien dat het alleen maar in hun voordeel is dat we het papierwerk verminderen, want dan kunnen ze zich met echte dienstverlening bezighouden. Ik wil de confrontatie met die mensen nu niet aangaan, maar op den duur zal mijn geduld wel opraken.
Komt de tegenstand alleen uit de overheidsdiensten zelf?
VAN QUICKENBORNE: Uit alle mogelijke hoeken. U kunt zich niet voorstellen hoe veel belangengroepen dit land telt. Telkens als ik denk dat ik een maatregel lanceer waar werkelijk niemand tegen kan zijn, komt er toch weer iemand protesteren. Zo wil ik vennootschappen niet langer verplichten om de uitnodiging voor hun algemene vergadering in kranten te publiceren. Die regel dateert al van 1873 en kost alle bedrijven samen jaarlijks honderd miljoen euro. Maar amper een dag nadat ik had voorgesteld om het af te schaffen, kreeg ik al kwade dagbladuitgevers over de vloer: ‘Dat kun je niet maken! We zullen een heel pak inkomsten verliezen.’ Tja.
Of de blindenorganisaties! Een Leuvense ambtenaar wees me er een tijd geleden op dat je naast een doktersattest ook een vergunning van de burgemeester moet hebben om een blindenstok te mogen gebruiken. Dat is toch overdreven? Maar als ik de Brailleliga voorstel om die vergunning af te schaffen, blijken ze daar tegen te zijn: iederéén zou zich dan als blinde kunnen voordoen. Nu moet je mij eens vertellen hoeveel mensen in Vlaanderen – op een paar clowns na misschien – valselijk met een blindenstok rondlopen.
Volstaat het om een heleboel kleine probleempjes aan te pakken, of streeft u een administratieve revolutie na?
VAN QUICKENBORNE: Wat de burgers betreft, wil ik tot één loket komen naar analogie met het ondernemersloket. We hoeven daar niet eens een nieuwe gegevensbank voor op te starten, want we hebben het rijksregister al. Om de administratieve vereenvoudiging te doen slagen, kunnen we niet zonder een paar goed draaiende databanken: de kruispuntbank voor ondernemingen en die voor de sociale zekerheid, het rijksregister en twee banken die vandaag nog niet genoeg gedigitaliseerd zijn: het centrale strafregister en het kadaster.
Als u zoveel informatie over de burgers samenbrengt en toegankelijk maakt voor de gemeenteambtenaren, botst u onvermijdelijk op een hoge muur: de wet op de privacy.
VAN QUICKENBORNE: Ach, de mythe van de privacy wordt vaak overdreven. Ik wil het rijksregister echt niet commercialiseren, maar ik zie niet in waarom we het niet zouden kunnen gebruiken om de dienstverlening van de overheid efficiënter te maken. Ik heb er geen weet van dat er in de twintig jaar dat het rijksregister bestaat al misbruik van is gemaakt.
Het werd dan ook amper gebruikt.
VAN QUICKENBORNE: Is het een grotere schending van de privacy als gegevens op een computer worden bijgehouden dan wanneer alles op papier staat? Wij willen bijvoorbeeld het bewijs van goed gedrag vervangen door raadpleging van het centrale strafregister. Wat blijkt nu? Naast dat centrale register bestaan er ook lokale registers waarin de politie naar eigen goeddunken allerlei observaties noteert. Zeg dus niet dat onze privacy vandaag zo goed gerespecteerd wordt. Bovendien wéten de mensen nu niet welke gegevens er over hen worden bijgehouden. Als alles in computerbestanden wordt gecentraliseerd, zal ik eisen dat de mensen zelf kunnen opvragen wat over hen wordt bijgehouden. Stel dat u voor een job bij de overheid zou solliciteren en daar te horen krijgt dat ze geen bewijs van goed gedrag nodig hebben omdat ze zelf wel uw gegevens uit het centrale strafregister zullen opvragen. Dan wilt u toch weten wat daarin staat?
Wie echt niet in zo’n databank wil terechtkomen, moet dan maar de hele papiermolen blijven doorlopen als hij bijvoorbeeld een geboorte wil aangeven of een uitkering wil aanvragen.
Ondanks uw aandacht voor de bedrijfswereld, haalde u een schamele 45 procent in de jaarlijkse enquête van het VBO. Schrok u daarvan?
VAN QUICKENBORNE: Die rondvraag over de regering gebeurde in december vorig jaar, toen de kruispuntbank voor ondernemingen nog vierkant draaide. Niet dat ik me illusies maak: ook als ze ondernemers nu zouden vragen wat ze van mijn beleid vinden, zouden ze zeggen dat ik te weinig doe.
Vooral van de werkgeversorganisatie Unizo kreeg u van bij het begin weinig krediet.
VAN QUICKENBORNE: Toen ik voor de verkiezingen beweerde dat het aantal startende ondernemers fors was toegenomen, werd dat onder meer bij Unizo op hoongelach onthaald. En wat zeggen ze nu zelf: er zijn 17 procent meer starters in ons land.
Ongeveer een jaar geleden had ik een ontmoeting met Kris Peeters van Unizo. Hij wond er geen doekjes om dat hij mijn XII Werken te weinig vond en gaf me meteen een lijstje met nog eens twaalf opdrachten. Toen ik durfde te zeggen dat ik ze zou bekijken maar niets kon beloven – ik zag trouwens meteen dat sommige eisen met Vlaamse bevoegdheden te maken hadden – werd hij boos. Ondertussen heb ik samen met mijn collega’s wel al een paar van zijn vragen kunnen realiseren, zoals de vereenvoudiging van het systeem van veiligheidscoördinatoren, de verhoging van de btw-drempel en het Kafka-meldpunt voor administratieve problemen.
Kris Peeters is ondertussen Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur voor CD&V. Is het nu uw beurt om zijn realisaties met argusogen te volgen?
VAN QUICKENBORNE: Hij is nu bevoegd voor sommige dingen die vorig jaar op zijn verlanglijst stonden, zoals de samenvoeging van de bouw- en milieuvergunning. Natuurlijk ben ik benieuwd hoe hij het er zal afbrengen. Als je aan de zijlijn staat, lijkt het allemaal heel eenvoudig, tot je de problemen zelf moet oplossen.
U was een van de voortrekkers van Generatie 2016 binnen de VLD, die in het voorjaar met een manifest uitpakte. Meteen kregen jullie bakken kritiek: voor de één was de tekst te rechts en voor de ander te links.
VAN QUICKENBORNE: (zucht) Ik ken de kritiek maar al te goed. Met sommige analyses werden we gewoon uitgelachen. Maar wat merken we nu? Thema’s die wij in ons manifest aanhaalden, zijn nu belangrijke gespreksonderwerpen geworden. Sommige journalisten en commentatoren kwamen niet meer bij omdat we geschreven hadden dat de Belgen Chinees moeten gaan studeren. Maar ondertussen duikt dat idee overal op. Hetzelfde met de discussie rond de afschaffing van de vaste pensioenleeftijd en anciënniteit: ik hoor daar zelfs professor Roger Blanpain over bezig. Ik ben ervan overtuigd dat ze over een paar jaar over ons manifest zullen zeggen: tiens, daar stonden toch wel verstandige dingen in.
Jullie waren je tijd ver vooruit?
VAN QUICKENBORNE: In de politiek wordt er tegenwoordig veel te weinig op lange termijn gedacht. Het was onze bedoeling om zonder taboes de discussie te openen over een aantal problemen die op ons afkomen, onder meer in verband met langer werken, migratie en multiculturaliteit.
Net na de verkiezingen pleitten u, Bart Somers en Sven Gatz elk in een andere krant voor een grondige vernieuwing van de VLD. Wat vooral werd onthouden, is dat de partijleiding meer ruimte moest scheppen voor de nieuwe generatie. Voor jullie dus.
VAN QUICKENBORNE: Wat iedereen ook beweert, het ging ons in de eerste plaats om de inhoud. Na de verkiezingsnederlaag van 13 juni moesten we echter onder ogen zien dat de VLD zijn aureool van vernieuwingspartij was kwijtgeraakt. Zelf hadden Bart Somers en ik als lijsttrekkers ook niet goed gescoord. Dan moet je wel een analyse maken, ook al omdat je kiezers met vragen zitten. Wij eisten geen postjes op, maar we wilden meer op de partij kunnen wegen en mee kunnen bepalen welke richting de VLD de komende tien jaar zal volgen.
Wat jullie bedoelingen ook waren, Guy Verhofstadt kon er naar verluidt niet mee lachen.
VAN QUICKENBORNE: Hij was kwaad, ja. Hij had er moeite mee dat we midden in de Vlaamse onderhandelingen ons gedacht hadden gezegd in de media. Hij vond onze timing helemaal verkeerd, en hij had liever gezien dat we onze mening intern hadden verkondigd – wat ik trouwens al had gedaan. Kortom: wij hebben gezegd wat we dachten, daar is in de partij over gediscussieerd, en nu zijn de spanningen achter de rug. Die bladzijde is omgeslagen. De inhoud van onze boodschap heeft overigens niemand gecontesteerd. Hadden we er helemaal naast gezeten, dan was Bart Somers vandaag toch geen partijvoorzitter?
Hebt u voor uw job gevreesd?
VAN QUICKENBORNE: Nee, want ik ben niet bang om weer gewoon parlementslid te worden.
Is het door Verhofstadt dat u alsnog de eed hebt afgelegd in het Vlaams parlement waardoor u een halve dag staatssecretaris af was?
VAN QUICKENBORNE: Ik heb nooit beweerd dat ik de eed niet zou afleggen. Wel dat ik niet zou gaan zetelen, maar dat is iets anders. Ik heb na de verkiezingen hetzelfde gezegd als ervoor.
Is het een nieuwe strategie van de partijleiding om tegendraadse mandatarissen te belonen in plaats van hen te straffen zoals ten tijde van de strubbelingen met Coveliers?
VAN QUICKENBORNE: Dat weet ik niet. In elk geval moet de top van de VLD leren om kritiek te verdragen, en moeten we meer als groep naar buiten treden – liberalen zien elkaar nogal snel als concurrenten. Het is nu aan Bart Somers om een groepsgevoel te creëren en ervoor te zorgen dat mensen op het partijbureau hun mond durven open te doen. Zoals onder meer Jean-Marie Dedecker en Hugo Coveliers nu al doen.
Maar die worden niet altijd even ernstig genomen.
VAN QUICKENBORNE: Het is niet omdat een voorstel uit Jean-Maries mond komt dat we het meteen moeten verwerpen. Hij heeft vaak goede ideeën en zou nooit iets doen om de partij zelf te schaden. Natuurlijk zegt hij soms domme dingen, en dan hangt de premier meteen bij mij aan de telefoon. Maar ik blijf hem verdedigen.
Hij is ook uw trouwste fan en kijkt reikhalzend uit naar de dag dat u premier wordt.
VAN QUICKENBORNE: (lacht) En ik naar de dag dat hij Vlaams minister van Sport wordt.
Door Ann Peuteman
‘U kunt zich niet voorstellen hoe veel belangengroepen dit land telt.’