Artsen Zonder Grenzen werkt in verre streken, maar ook in Antwerpen en Brussel. In de Scheldestad dient Marlies Torfs dringende medische hulp toe aan mensen die geen dokter kunnen betalen.
Het rolluik is neergelaten. Verf die ooit wit was bladdert ervan af, net als van het ijzeren traliewerk van de voordeur. Achter die façade kunnen mensen terecht voor dringende medische hulp. Wie geen geld heeft, geen woonplaats, geen tegemoetkoming van het OCMW, kan er aankloppen bij Marlies Torfs.
Marlies is een tengere, zachte vrouw van zesenveertig. Ze heeft drie kinderen en was altijd al door andere culturen geboeid. Als student werkte ze een jaar in Zuid-Amerika: Panama en Bolivia. Dat was een opwarmertje voor een jaar Darfur, Sudan, en vervolgens vijf jaar Zimbabwe, waar ze ‘op missie’ was samen met haar man, ook een arts. Sinds 2001 werkt ze in de Van Maerlantstraat 56, in Antwerpen.
Die straat in de Atheneumbuurt kwam enkele jaren geleden in het nieuws omdat er niet langer mocht worden getippeld. Op de benedenverdieping van het pand zijn er een balie, twee spreekkamertjes en twee bescheiden dokterskabinetten. In de wachtzaal achterin blinkt een grote spiegelschuifdeur, een overblijfsel van toen het er nog een fitnesscentrum was. Het team waar Marlies deel van uitmaakt bestaat uit drie maatschappelijk werkers, twee artsen, een psycholoog en een psychiater. Een coördinator overlegt vooral met andere sociale organisaties. Twee dagen is er open consult, drie dagen is het op afspraak.
‘De mensen die wij hier ontvangen, zijn meestal vluchtelingen en mensen zonder papieren, uitgeprocedeerd maar toch nog hier’, zegt de dokter. ‘Af en toe zien we ook dakloze Belgen, maar dat is een heel kleine minderheid. De drempel om hiernaartoe te komen is enorm. Mensen vinden de weg moeilijk. Ze zijn bang dat hen om hun papieren zal worden gevraagd. En vooral: ze hebben geen geld.’
Omdat haar cliënten doorgaans langer dan normaal hebben gewacht, zijn de problemen ook ernstiger. ‘Een voorbeeld? Een suikerpatiënt die bijna in coma is. Of een vrouw die voor de eerste keer op controle komt na acht maanden zwangerschap.’
Vooraleer de dokter in het spel komt, passeert iedereen langs de maatschappelijk werkers. Die gaan na of het OCMW de medische kosten kan betalen. Is dat zo, dan maken ze hen wegwijs in het systeem en doen ze voor hen een aanvraag voor een ’tenlastenname’. Want iemand moet de kosten dekken.
Voor asielzoekers wier procedure nog loopt, doet Fedasil (het federaal agentschap voor de opvang van asielzoekers) dat. Wie een vaste verblijfplaats heeft en na een sociaal onderzoek door het OCMW wordt aanvaard, kan bij de gewone huisarts terecht. Voor de anderen zorgen Marlies en haar collega, betaald door Artsen Zonder Grenzen.
‘Het frustrerende van onze job is dat je mensen medicatie kunt geven, maar dat het daar vaak stopt’, vertelt de dokter. ‘Wij lappen mensen op. Dat is essentieel, maar ze hebben vooral eten nodig. Huisvesting. Een menswaardig bestaan.’
De meesten van haar cliënten ziet Marlies maar één keer. Ze verhuizen, verdwijnen. Maar er zijn uitzonderingen. ‘Zo was er een Chinees koppel. Man en vrouw kwamen hier binnen, allebei depressief, te veel meegemaakt thuis en tijdens hun reis hiernaartoe. De vrouw was zwanger en had hepatitis B. Ze zag het aanvankelijk niet zitten om het kindje te houden, maar samen zijn ze regelmatig naar hier gekomen en uiteindelijk hebben ze het toch gehouden. Asiel heeft het gezin nog niet gekregen, maar ze zijn intussen wel door het OCMW aanvaard en hebben onderdak. Je zou ze hier met z’n drieën moeten zien zitten: dolgelukkig. Niet van al hun problemen verlost, maar ze hebben toch een hele metamorfose ondergaan.’
‘Ik doe mijn werk echt graag. Mensen uit verschillende culturen uiten hun klachten op heel verscheidene manieren. Afrikaanse mensen spreken dikwijls van bewegende pijnen’, zegt Marlies terwijl haar hand langs been en arm glijdt. ‘Het brandt, in hun hoofd, in hun buik, ze beschrijven dat met alle mogelijke adjectieven. Azia-ten zijn over het algemeen veel terughoudender. Bij hen moet je de klachten er echt uitsleuren. Zuid-Amerikanen spreken over hun klachten meer zoals wij dat hier ook doen.’
Of ze ooit naar Afrika teruggaat, weet dokter Marlies Torfs niet. ‘Als het aan mijn man ligt, waren we al lang weer vertrokken. We zien wel. Misschien, als de kinderen het huis uit zijn.’