Het Wereldrapport van de Verenigde Naties over de Menselijke Ontwikkeling brengt nooit een bemoedigend verhaal. Deze keer valt erin op hoe vlug het voormalig Oostblok wel achteruitgaat.
In de jongste vijftig jaar is de armoede méér verminderd dan in de vijfhonderd jaar daarvoor. De ontwikkelingslanden gingen in dertig jaar sneller vooruit dan de industrielanden in één eeuw tijd. Het lijkt erop alsof Internationaal Monetair Fonds, Wereldbank, Wereld Handelsorganisatie en andere Oeso’s met recht en reden hun enthousiasme uitbazuinen : liberalisering, deregulering, globalisering, het verbetert de wereld. Het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties ( PNUD in het Frans, UNDP in het Engels) brengt evenwel een ijzige correctie aan : ?Op het einde van de twintigste eeuw is de armoede spectaculair gedaald. Maar een kwart van de bevolking van de planeet blijft in armoede leven. In een wereldeconomie, die 25.000 miljard dollar groot is, is dit een schandaal.?
Het Ontwikkelingsprogramma publiceerde zopas zijn ?Wereldrapport over de Menselijke Ontwikkeling 1997.? De koele cijfers zetten aan tot troosteloosheid, en in elk geval manen ze de internationale financiële en economische instellingen aan tot wat meer nederigheid aan.
Natuurlijk scheppen de expansie van de wereldhandel en de groei van de internationale investeringen rijkdom. Maar die valt vooral in de zakken van de al rijke landen. De prachtige macro-economische statistieken misleiden nog geen klein beetje : sedert tien jaar stijgt het economisch product van de wereld de welvaart dus ononderbroken, maar afgelopen jaar gingen 44 landen, met samen één miljard mensen, erop achteruit. Met tien procent van de wereldbevolking vertegenwoordigen de meest achtergebleven landen slechts 0,3 procent van de wereldhandel, twee keer minder dan twintig jaar geleden. Economisch spelen zij eigenlijk niet langer mee. Hun economische ongelijkheid kost de arme landen meer geld dan zij als hulp van de rijke wereld ontvangen. Bovendien leven ook in de industriële landen honderd miljoen mensen onder de armoededrempel. In Amerika en Groot-Brittannië, die hun voorzieningsstaat ontmantelen, neemt de armoede zienderogen toe.
?De regeringen, de grote financiële instellingen en de internationale organisaties moeten niet tevreden vanop de banken applaudiseren voor de weldaden van de globalisering,? waarschuwt Richard Jolly, bestuurder van het Ontwikkelingsprogramma van de VN en coördinator van het rapport 1997. ?Zij moeten de globalisering beter controleren, om voor de arme landen kansen te openen in de plaats van ze te beperken, en zo werkgelegenheid te scheppen en te verhinderen dat de economische kloof tussen de landen verbreedt.?
GROEI KAN DE ARMOEDE VERGROTEN
Dat de economische ontwikkelingen vroeg of laat de hele wereld zal dienen, noemt Richard Jolly een illusie, ?die vele verantwoordelijken in slaap wiegt?. Het is maar een halve waarheid. De globalisering van de economie komt inderdaad landen als India ten goede. Voor China biedt de liberale wereldhandel een spectaculaire vooruitgang : het is het eerste land ter wereld voor buitenlandse investeringen. Maar met de sterke economische ontwikkeling van Brazilië daarentegen geraakt de bevolking daar geen stap vooruit. En ook in andere Zuid-Amerikaanse landen als Argentinië, Chili, de Dominicaanse Republiek, Equator, Mexico en Uruguay die nu de belangstelling genieten van de internationale economische wereld , vergroot de liberalisering de ongelijkheid.
De economische groei leidde tot een daling van de armoede in Maleisië, Indonesië en Korea die trend was al in de jaren zeventig ingezet. De groei steunt daar op een arbeidsintensieve economie, zoals de productie van schoenen en kleding, waardoor de werkgelegenheid verbetert en zelfs de lonen stijgen. Maar landen als Pakistan en Nigeria investeren minder in menselijke ontwikkeling en dus neemt de armoede er toe. Zwart Afrika blijft een immens probleem. ?In de debatten over de vrije wereldhandel en de internationale financiering valt er nooit een woord over armoede,? klaagt Sakiko Fukuda-Parr, directrice van het bureau dat verantwoordelijk is voor het jaarlijks rapport. ?Er moet een internationale actie komen voor meer rechtvaardige economische spelregels op wereldvlak.?
Bij hun overgang van de communistisch gedirigeerde economie naar de vrijemarkteconomie volgden de landen van Oost-Europa en van de voormalige Sovjetunie zo goed als mogelijk de aanbevelingen van de internationale economische instellingen. Wat blijkt nu ? Inzake menselijke ontwikkeling boeren ze er sinds tien achteruit. Het aantal mensen met een armeninkomen minder dan vier dollar per dag steeg van vier miljoen in 1987 tot 120 miljoen. Een op drie bewoners van dat vroegere communistische blok is nu arm en de grootste armoede concentreert zich in Rusland zelf. Bovendien doen zich daar de kwalijke gevolgen voor van een fel overdreven inkomensongelijkheid : de twintig procent beste verdieners heeft een inkomen per hoofd dat veertien keer groter is dan de twintig procent met de zwakste inkomens. In de industrielanden is rijk zeven keer rijker dan arm, in Japan maar vier keer.
Rusland telt niet alleen steeds meer chronisch ondervoede kinderen, ook de levensverwachting van de mannen daalde er met vijf jaar tot 58 jaar (76,8 jaar voor de Belgen). In Oost-Europa blijft de gezondheidszorg verslechten met geen enkel uitzicht op beterschap. De persoonlijke veiligheid blijkt niet langer echt gewaarborgd. In Bulgarije noteert de politie nu een kwart miljoen misdaden, tegen gemiddeld vijftigduizend per jaar in de jaren tachtig. In Hongarije verdriedubbelde de misdaad. De (verborgen) werkloosheid ligt hoog, en dat vooral de Russische vrouwen uit de traditionele ?communistische jobs? werden ontslagen, weegt zwaar op de gezinsinkomens en remt de sociale ontwikkeling af.
Na de Tweede Wereldoorlog spitste het blok achter het IJzeren Gordijn zich toe op de industrialisering. Dat schiep enorme mogelijkheden voor werk. De Sovjetunie en de landen van Oost-Europa boekten in de jaren vijftig en zestig een grote sociale vooruitgang. De armoede daalde, in Hongarije, bijvoorbeeld, slonk het aantal armen die periode van 60 tot 14 procent. Onder meer als gevolg van een verbetering van de gezondheidszorg halveerde de kindersterfte en steeg de levensverwachting. Het onderwijs verbeterde indrukwekkend.
Vanaf de jaren zeventig en tachtig taande de menselijke ontwikkeling. Het communisme mislukte in zijn ambitie om de armoede uit te schakelen. De inefficiëntie van de gedirigeerde economie verhinderde dat er genoeg werd geproduceerd om te voldoen aan de behoeften van de bevolking. Maar die achteruitgang van de menselijke ontwikkeling belandde nog in een stroomversnelling bij de overgang naar de markteconomie vanaf het einde van de jaren tachtig.
De nieuwe markteconomie ging, en gaat nog steeds meer, gepaard met besparingen op de sociale diensten, inkrimping van de uitkeringen en afschaffing van de subsidies op de populaire consumentenproducten. Bovendien krijgt de jongste jaren slechts 40 procent van de arbeiders hun loon volledig en zonder vertraging uitbetaald.
DE MARKTECONOMIE ZONDER VANGNET
Het Wereldrapport over de Menselijke Ontwikkeling signaleert dat iedereen wel belangrijke moeilijkheden verwachtte bij de overgang van een communistische economie naar de vrije markt, maar niet deze ?ramp?. Maar de catastrofe vloeit juist voort uit het verlenen van de absolute prioriteit aan de ondersteuning van de economische groei, zonder ernstige inspanningen te leveren om nieuwe systemen van sociale bescherming uit te stippelen. ?Het bestaande werd ontmanteld, maar er kwam niets in de plaats, geen sociaal veiligheidsnet dat onmisbaar is in een markteconomie,? zegt het rapport.
Dat beveelt dan ook voor de landen van het voormalige Oostblok een versterking van de verantwoordelijkheden van de staat aan. De overheid moet zich actiever opstellen in de strijd tegen de armoede en bij het scheppen van werk onder andere via openbare aanbestedingen, steun aan kleine ondernemingen, verbetering van de mobiliteit en hervorming van de huisvestingspolitiek. Want, poneert het rapport, ?de overheid moet een rol spelen tussen de winnaars en verliezers, of dat nu regio’s dan wel personen zijn?.
Guido Despiegelaere