Lippendienst genoeg voor het behoud van het Vlaamse literaire erfgoed,

maar (te) weinig concrete actie: dat bleek al met de gemiste kans rond de aankoop van het Egidius-handschrift en nu weer met het aanslepende gedoe rond het opstellen – excuseer: afvoeren – van een Vlaamse literaire canon.

Vandaag kijken de happy few achter het glas van de loge naar koning voetbal. Een eeuw geleden vlijde de hogere burgerij zich neer in het rode pluche van haar privébalkon om er te luisteren naar de operadiva’s. Zes eeuwen terug stapte Lodewijk van Gruuthuse (1422-1492), raadsheer van machtige Bourgondische vorsten als Karel de Stoute, Maria van Bourgondië en Filips de Schone, na het ontbijt in zijn Brugse stadspaleis naar de eigen bidkapel op de tweede verdieping om er vanuit de hoogte te aanschouwen hoe de priester beneden achter het altaar van de aanpalende Onze-Lieve-Vrouwekerk de offerande vierde en het lichaam van Christus toonde. Allicht deed hij op dat moment suprême even de ogen dicht om daarna gesterkt terug te keren naar de Bourgondische waan van de dag, want altijd was er wel een stadsbrandje te blussen met het naburige Gent over stapelrechten of zouttaksen. Vandaag is de bidkapel van Gruuthuses paleis, die rechtstreeks communiceert met de kerk ernaast, de topattractie van het gelijknamige museum dat volop gerestaureerd wordt.

De familie Gruuthuse maakte fortuin met de productie van grut of gort, een kruidenmengsel om bier op smaak te brengen voordat er hop werd gebruikt. Zijn brouwersgeld stak Lodewijk vooral in de aankoop van rijkversierde manuscripten in het Frans, zoals de vermaarde getijdenboeken waar de gebroeders van Limburg en andere Vlaamse primitieven vaak de prenten van maakten en met hun onvergelijkelijk intens coloriet inkleurden. Maar hij kwam ook in het bezit van een manuscript met gebeden, liederen en gedichten van de Brugse notabelen. Een bonte verzameling makelaars, pelshandelaars, raadsleden en schepenen uit de regio Brugge kwam geregeld samen om die Vlaamse teksten ten gehore te brengen. Hun boek was eigenlijk een soort van handleiding of scenario, want lezen deed nauwelijks iemand in de middeleeuwen. Teksten vertolken in eigen gezelschap of voor een publiek was toen de regel. Het bekende Egidiuslied van Jan Moritoen en het Kerelslied in dit zogenaamde Gruuthuse-handschrift vormen nu het hoogtepunt van de Vlaamse middeleeuwse orale literatuur. Wie het wil inkijken, kan daarvoor terecht in de Nederlandse Koninklijke Bibliotheek te Den Haag of op de website ervan.

Het Gruuthusemuseum zelf zag deze schat aan zijn neus voorbijgaan toen het manuscript in 2007 te koop werd aangeboden. Baron Ernest van Caloen, die het in privébezit koesterde, was overleden en de erven roken geld. De Koninklijke Belgische Bibliotheek te Brussel was niet geïnteresseerd en de Vlaamse beleidsmakers gebaarden van krommenaas. Toenmalig minister van Cultuur Bert Anciaux (SP.A) collectioneerde in een opvallende mediacampagne liever 400.000 euro voor de mosselpot van Marcel Broodthaers dan te investeren in dit literaire pronkstuk van de Vlaamse én Nederlandstalige literatuur. De verbijstering over de manier waarop de Nederlandse Koninlijke Bibliotheek dit meesterwerk van onder de neus van de Vlaamse en Belgische overheid wegkocht, sloeg al vlug om in digitale zelfgenoegzaamheid: after all kon je het nu toch maar lekker inkijken op het net! Wat kun je trouwens anders doen met zo’n duur handschrift tenzij het in een kluis verstoppen? Nu kan iedereen er tenminste online kennis mee maken. Het moet gezegd dat de handige Haagse biblio-thecarissen er als de kippen bij waren om het handschrift in korte tijd online te krijgen zodat iedereen vandaag kan vaststellen hoe verloren het Egidiusgedicht ergens onderaan een bladzijde werd neergepoot terwijl de notenbalken ernaast veel meer plaats op-eisen. Je kunt er ook met eigen ogen plus est en vous, het beroemde devies van het geslacht Gruuthuse, bewonderen. Recent wetenschappelijk onderzoek reveleerde trouwens de echtheid van de inkt waarmee het motto geschreven werd én dateerde op basis van de analyse ervan het handschrift in de vijftiende eeuw.

Toch heeft de Vlaamse overheid toen zijn afspraak met de Vlaamse middeleeuwse literatuurgeschiedenis verkwanseld. Met het thuisgekomen manuscript van Gruuthuse binnen de muren van de huidige site als brandpunt was immers een uniek museum te maken geweest. Terwijl in de aanpalende Onze-Lieve-Vrouwekerk, waar Gruuthuse begraven ligt, elk jaar polyfone gezangen uit Gruuthuses tijd worden uitgevoerd in het kader van het Festival van Vlaanderen, zou binnen het Gruuthusepaleis het Egidiuslied hebben weerklonken. Het Gruuthuse-paleis had de spil kunnen zijn van een internationaal expertisecentrum over de Vlaamse middeleeuwse literatuur, schilderkunst, muziek en architectuur, zoals die in het Brugge van de late middeleeuwen exemplarisch bloeiden. Het parfum van deze Brugse stedelijke beschaving, die aan de basis ligt van het huidige geglobaliseerde kapitalisme, had de bezoeker in die authentieke context kunnen inademen. Wat zo voortreffelijk gelukt is met de Eerste Wereldoorlog in het Ieperse In Flanders’ Fields-museum, was eveneens mogelijk geweest met dit manuscript als leidraad. Het ontbrak alleen aan visie en vooral aan besef hoe rijk het Vlaamse literaire erfgoed wel is, ook in een internationale context.

Vijftig vensters

Ondertussen was Nederland in 2007 eveneens bezig met het inventariseren van zijn literaire erfgoed via een zogenaamde canonlijst. Bedoeling was om 64 literaire meesterwerken uit de Nederlandse literatuur permanent beschikbaar te houden, zowel in print als online. Bij het selecteren van dit onsterfelijke literaire erfgoed, had een commissie van experts zich gebaseerd op de historische canon van Frits Van Oostrom uit 2005. Aan de hand van vijftig vensters of betekenisvelden – van hunebedden tot gasbel en Europa maar ook Srebrenica – werd in dat historische panorama de Nederlandse geschiedenis gereconstrueerd. Kwestie van te weten wat de ankerpunten zijn van het eigen verleden. In het geschiedenisonderwijs werden deze vensters in de eindtermen voor geschiedenis ingepast. Han van der Horst maakte het raamwerk van deze canon met Een bijzonder land. Het grote verhaal van de vaderlandse geschiedenis (2008). Bedoeling was om iets analoogs te doen met de literaire canon en zo het literatuuronderwijs in Nederlands opnieuw van zuurstof te voorzien. Er was immers heel wat kritiek te horen op het Nederlandse vaardigheidsonderwijs dat de kennis van het eigen erfgoed naar de mottenballen had verwezen. Een klacht die de laatste jaren ook in Vlaanderen legio is.

De Nederlandse Taalunie zag het ambitieus en kwam uit op een budget van 16 miljoen euro. Ze vroeg de Vlaamse partners om een financiële injectie van 5,6 miljoen euro en in ruil daarvoor zouden een twintigtal Vlaamse onsterfelijken eveneens tot het Nederlandse literaire pantheon mogen worden toegelaten. Toen de Vlaamse instanties moesten bekennen dat er nog geen aanzet tot Vlaamse literaire canon in zicht was, werd het canonidee langs Nederlandse kant in de ijskast gestopt. Carlo Van Baelen, afscheidnemend directeur van het Vlaams Fonds voor de Letteren (VFL), startte een overleg op met de diverse partners uit het literaire, academische en onderwijskundige veld. Knack nam ondertussen het voortouw en pakte in april 2008 uit met zijn top 50 van de Vlaamse letteren. Na een enquête bij 76 medewerkers uit de verschillende branches van het literaire milieu – van schrijvers en academici tot leraars, boekhandelaars en bibliothecarissen – werd een lijst opgesteld van vijftig Vlaamse klassiekers. Natuurlijk was het niet de bedoeling om deze canon als een alleenzaligmakende catechismus te promoten. Een dergelijk geheugensteuntje is een momentopname en dus een dynamische canon die elke kwarteeuw bijvoorbeeld – de levenscyclus van een generatie – dient te worden aangevuld en aangepast. Je kunt deze lijst aangrijpen om er een multimediale matrix van te maken waarin ook de topstukken uit de andere kunsten en media worden betrokken (zie kaderstukje). Het Vlaams-Nederlandse huis deBuren organiseerde in het najaar van 2008 enkele discussieavonden rond de canon en zette zo de zorg om het literaire erfgoed mee op de agenda.

Weinig steun

Drie jaar later heeft Vlaanderen de canondiscussie achter zich gelaten, aldus Dirk Terryn, beleidsmedewerker literatuur van de CANON Cultuurcel binnen het onderwijsministerie. Hij herinnert zich de gesprekken over de literaire canon die onder impuls van het VFL met diverse (onderwijs)partners zijn gevoerd. Terryn: ‘Daaruit bleek een grote bezorgdheid voor het literaire erfgoed, maar werd het opstellen van een canon als oplossingsstrategie verworpen. Wel werd er gesuggereerd om bij de herziening van de eindtermen het begrip literair erfgoed sterker te expliciteren. Want in de leerplannen vonden we doelen rond dit leesonderwijs niet altijd geconcretiseerd.’ Van Baelen maakt in zijn Aanzetten tot een meerjarenplan 2011-2015 van het literair erfgoedbeleid een van de speerpunten die zijn opvolger Koen Van Bockstal vanaf 2012 dan zal moeten hardmaken. Benieuwd hoe die aandacht voor het literaire erfgoed dan wel concreet tot uiting zal komen, nu het canonspoor wordt verlaten.

Ondertussen heeft de economische crisis ook in Nederland zijn sporen nagelaten. Karlijn Waterman, senior projectleider bij de Taalunie, wacht naar eigen zeggen nog altijd op een Vlaams antwoord rond de canonkeuze. Op dit moment komt dit misschien niet slecht uit, aldus Waterman. Ze merkt op dat de staatssecretaris van Cultuur Halbe Zijlstra (VVD) in zijn besparingsnota immers ook de subsidie voor de uitgave van literatuurhistorisch belangrijke werken wou beperken.

Van de academische overheid ten slotte valt er blijkbaar evenmin steun te verwachten voor het effectief cultiveren van het eigen literaire erfgoed. Het verdwijnen van Gezelliana, het halfjaarlijks publicatieorgaan van het Gezellegenootschap dat zijn gouden jubileum onlangs enigszins in mineur vierde, spreekt boekdelen. Piet Couttenier, voormalig voorzitter van dit auteursgenootschap, vertelde aan Knack hoe de Gezellestudie aan de Antwerpse universiteit vroeger op vier (4!) voltijds betaalde docenten draaide terwijl ze nu louter en alleen door vrijwilligers moet worden gedragen. De universiteit, aldus Couttenier, steunt vandaag liever literatuurvorsers die zich profileren met internationale topics. Hoe blind kun je zijn voor de internationale renommee van een Gezelle of een Egidius-Gruuthuse?

Vlaamse Klassiekersbibliotheek

Valt er dan echt niets positiefs te melden van het literaire erfgoedfront? Toch wel. Er werden de laatste jaren talrijke punctuele initiatieven genomen om het literaire erfgoed op te waarderen. Leen Van Dijck, directeur van het Antwerpse Letterenhuis, organiseert geregeld interessante debatten rond de erfgoedcollectie van het Letterenmuseum. In 2010 slaagde ze erin om het Elsschotarchief aan boord te hijsen voor 500.000 euro. De stad Antwerpen én de Vlaamse overheid zorgden toen beide voor de helft van het overheidsmanna. Minister van Cultuur Joke Schauvliege (CD& V) putte 250.000 euro uit de ruiven van het topstukkendecreet dat in de regel geld voorziet voor het verwerven van Vlaamse schilderijen of andere plastische hoogstandjes. Ook de Vlaamse Koninklijke Academie voor Taal en Letterkunde (KANTL) te Gent slaagt erin om gelegenheidspublicaties te maken die een nieuw licht werpen op de literatuur van vroeger. Het Gruuthusehandschrift in woord en klank, de geschreven neerslag van een KANTL-colloquium rond het Gruuthusemanuscript, onthulde niet alleen hoe die bekende Egidius uit het gelijknamige gedicht in het echte leven heette en in welke omstandigheden hij gestorven was (zie kaderstuk). Het zette ook de muzikale grondtoon van de middeleeuwse orale literatuur in het algemeen en van dit Gruuthusemanuscript in het bijzonder sterk in de verf. Ons Erfdeel ten slotte demonstreert met zijn diverse uitgaven al sinds jaar en dag zijn niet aflatende aandacht voor het Vlaamse literaire en culturele erfgoed.

Dat een geïnspireerd literair erfgoedbeleid niet veel hoeft te kosten, bewees onlang Ludo Helsen (CD&V), gedeputeerde voor Cultuur van de provincie Antwerpen, met de oprichting van de Vlaamse Klassiekersbibliotheek in het Provinciaal Bibliotheekcentrum Vierselhof te Ranst. Elke bibbezoeker in Antwerpen kan in zijn thuisbibliotheek via de lokale baliebediende een klassieker laten opvragen: van Eugeen Zetternam tot Herman Teirlinck, van August Snieders tot Maurits Sabbe. De boekenkasten om de voorlopig 700 klassiekers onder te brengen waren duurder, zegt Helsen, dan de boeken die voor 4 à 5000 euro waren aangekocht. Helsen, die zelf een fan van Marnix Gijsen is, vindt het een kwestie van ruggengraat dat een lezer begaan is met zijn klassiekers.

Wie leest – en schrijft – doet dat immers op de schouders van vorige generaties, zoals Joris Gerits bij zijn openingsspeech van de Vlaamse Klassiekersbib stelde. De Vlaamse overheid is terecht erg begaan met het onroerend en immaterieel erfgoed, maar behandelt de Vlaamse literatuur als het kneusje van de klas. De Vlaamse schrijver verdient beter. Mi lanct na di, gheselle mijn.

VOOR EEN DIGITALE INKIJK IN HET EGIDIUS-LIED EN HET GRUUTHUSE-HANDSCHRIFT: WWW.KB.NL/GALERIE/GRUUTHUSE

DOOR FRANK HELLEMANS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content