Een bloedige gijzelingsactie creëerde het voorspel van een nieuwe tijdrekening in het internationale terrorisme – oorlog tegen schoolkinderen. De wreedaardigste aanslag sinds 11 september 2001 bewijst dat islamisten de opstand van de Tsjetsjenen tegen Moskou sturen.
De oudere mensen en de gezonde kinderen lopen nog zelf. Lopen, strompelen, zich haasten om in de schaduw van pantservoertuigen en ziekenwagens te komen. De jongsten en de gewonden worden gedragen, in stormpas, onder geweersalvo’s en inslagen van granaatwerpers. Sommigen dragen nog de springstofgordels die de terroristen hen omgegespt hadden.
Als vorige vrijdag om 13.05 uur plaatselijke tijd twee explosies in de met springstofvallen gespekte en met gijzelaars volgepropte turnzaal in het Noord-Ossetische stadje Beslan de gijzeling van meer dan duizend kinderen en volwassenen naar een dramatisch hoogtepunt voeren, spelen er zich rond het gebouw van de School nr. 1 scènes af die voor een horrorfilm niet gruwelijker hadden kunnen worden bedacht.
De beelden van halfnaakte, dodelijk verschrikte, deels met bloed besmeurde kinderen, die door geüniformeerden van hun folteraars weg in veiligheid gebracht worden, markeren een nieuwe tijdrekening in de strijd van Tsjetsjeense en met hen verbonden islamitische opstandelingen tegen de centrale macht in Moskou – een tijd waarin oorlog en terreur, bewust en prioritair gericht tegen kinderen, als legitiem middel gelden.
Iets vergelijkbaars was er totnogtoe niet, nog niet eens in de lange en bloedige geschiedenis van het conflict tussen Moskou en zijn afvallige zuidelijke deelrepubliek. Kinderen als slachtoffers van gevechtsacties, dat wel – meer dan 200.000 dode burgers zijn te betreuren sinds de uitbarsting van de eerste oorlog in Tsjetsjenië in 1994. Men spreekt over bijna 5000 dode Russische soldaten op een jaar tijd. En het aantal dode rebellen is zelfs niet te tellen. Maar kinderen, zuigelingen, eersteklassertjes en adolescenten, als gijzelaars in dienst van de volksbevrijding en wellicht in naam van Allah? Dat gold tot vandaag als onvoorstelbaar, zelfs in de Kaukasus, waar 13-jarige jongens niet zelden al als volwassenen behandeld worden, inzetbaar voor verkenningsopdrachten, het transport van bommen en het leggen van mijnen.
Signalen dat terreur tegen kinderen als laatste middel ingezet kan worden, zijn alleszins al vroeger te bespeuren. In de Kaukasische stad Mineralnye Wody wordt al in december 1988 een autobus met 30 scholieren en enkele leraars gekidnapt – de ontvoerders eisen drie miljoen dollar, wapens en een vliegtuig voor de vlucht naar Israël. De gijzeling eindigt onbloedig. Maar een zo koelbloedig en lang tevoren geplande aanval als in Beslan, waarbij gedreigd wordt met de dood van honderden kinderen indien de staat niet ingaat op de politieke eisen van de gijzelnemers, zoiets was nog niet vertoond in de recente geschiedenis van het wereldwijde terrorisme.
Schrapnelwerking
Het is de ‘dag van de kennis’, een dag waarop schoolkinderen en volwassenen feestelijk uitgedost naar school komen, zingen en voordragen. Een geknipte dag voor gijzelnemers die met de bezetting van een enkel gebouw maximaal kunnen scoren wat betreft aantal slachtoffers en publieke ruchtbaarheid. De zowat drie dozijn gijzelnemers van Beslan maken snel duidelijk waar het hen om te doen is. Ze eisen de aftocht van de Russische staatsmacht uit Tsjetsjenië en zetten ter bekrachtiging van hun vastbeslotenheid enkele van hun minderjarige gijzelaars in de schoolvensters. 53 uren verlopen, zonder dat er eten of drinken mag worden gebracht. De terroristen drijven hun gevangenen bijeen, verzamelen de gsm-toestellen en dreigen twintig mensen om te brengen als er nog een gsm gevonden wordt. De eerste dag is er nog een beetje water, maar geen eten. De tweede dag moeten enkele kinderen al urine drinken om niet te verdorsten. Toch verliezen de eersten het bewustzijn. En dan, zonder dat iemand erop bedacht was, beginnen de gevechten.
Om 13.05 uur weerklinken twee geweldige explosies in de school. Kennelijk hebben de terroristen al voor het begin van de gijzeling springstof in de school gesmokkeld. Zowat overal hadden ze bommen aangebracht, ook zelf in elkaar geflanste bommen met drie kilogram metaaldelen en een dodelijke schrapnelwerking. Een groot deel van het dak van de turnzaal stort in, en meteen begint een intensief vuurgevecht tussen de belagers en de Tsjetsjeense rebellen. Een groep van zowat 30 vrouwen en kinderen maakt van de chaos gebruik om te vluchten, en de ontvoerders voeren hun dreigement uit: doelgericht schieten ze op de vluchtenden. Enkelen worden getroffen, anderen kunnen zich in veiligheid brengen.
Wanneer er even later een nieuwe geweldige explosie te horen is, ziet de plaatselijke legerleiding zich gedwongen om de aanvankelijke terughoudendheid op te geven. De elitetroepen rukken op. Pantserwagens naderen, helikopters cirkelen boven de rook die uit het ingestorte dak van de school komt. Aan de ene kant van het gebouw wordt gevochten, aan de andere komen reddingsploegen hulp bieden. Enkele rebellen stormen bewapend door de menigte van verwanten die voor de school staan. Ze worden door de Russische troepen onder vuur genomen. Andere gijzelnemers proberen ongemerkt met de overlevenden te ontkomen. Van zodra ze door de vluchters voor terroristen uitgemaakt worden, openen soldaten het vuur op hen. De chaos is perfect. Verwanten hebben alle barrières omvergelopen en zijn tussen Russische eenheden geraakt. Iedereen wil helpen, iedereen loopt iedereen in de weg.
Even voor 15 uur schieten de militairen een reusachtig gat in de muur van de speelplaats. Ze willen de vluchters een mogelijkheid meer geven om te ontsnappen. Anderhalf uur later zitten er nog altijd gijzelnemers met hun slachtoffers in bijgebouwen en de kelder verschanst. Onder voortdurende beschietingen blijven redders onophoudelijk kinderen naar buiten brengen. Om halfacht maakt de legerleiding bekend dat er zich onder de gedode gijzelnemers tien staatsburgers van Arabische herkomst bevinden, onder wie een zwarte. Twee dagen later worden er, onder de meer dan 1200 gijzelaars officieel 335 doden en zowat 700 gewonden geteld, telkens bijna voor de helft kinderen. De bevolking van Beslan is razend omdat Moskou vrijdagochtend nog het gelogen cijfer van 328 gijzelaars de wereld ingestuurd had. In de ziekenhuizen van Beslan, Vladikavkaz en Ardon vechten artsen vrijdagnacht om het leven van bijna honderd zeer zwaar gewonde kinderen. Zaterdagochtend, wanneer ook president Vladimir Poetin zijn opwachting maakt in Beslan, meldt de legerleiding de dood van 27 terroristen.
Beslan, theater van het bloedige gijzelingsdrama, ligt op goed 20 kilometer van Vladikavkaz, hoofdstad van de Moskou-vriendelijke deelrepubliek Noord-Ossetië, waar de meerderheid van de bevolking orthodox is. Vladikavkaz betekent in vertaling: ‘Heers over de Kaukasus’. De naam van de stad wijst op de machtsaanspraak van het Moskouse centrale gezag over de Zuid-Russische flank. Zelden tevoren echter is op acht dagen tijd drastisch zichtbaar geworden dat aanspraak en werkelijkheid in Poetins rijk inmiddels flink uit elkaar liggen. De gijzeling van Beslan markeerde immers slechts het einde van een bloedweek, zoals die zelfs in het aan gewelddaden rijke recente Russische verleden lang niet was voorgekomen. Slechts een dag voordat de terroristen in de kleine Noord-Kaukasische stad toesloegen, had de Tsjetsjeense Rosa Nagajeva zich voor het metrostation Rischskaja in Moskou opgeblazen. Ze sleurde tien mensen mee in de dood.
Nog eens zeven dagen eerder hadden, zoals uit een bij haar gevonden pasje blijkt, Rosa Nagajeva’s zuster Amanta en haar vriendin Sazita in een tot in de details gechoreografeerde actie 88 mensen in een klap gedood – ze lieten zowat tegelijk twee toestellen op Russische binnenlandse vluchten ontploffen met de springstof hexogeen. Alle drie de pleegsters van de zelfmoordaanslagen waren op 22 augustus vanuit de Tsjetsjeense hoofdstad Grozny, waar ze als kleinhandelaarsters op de markt werkten, naar Moskou vertrokken. ‘Zwarte weduwen’ worden zulke jonge vrouwen in de Russische volksmond genoemd, sinds ze tijdens de bloedige gijzeling in het muziektheater ‘Noord-Oost’ gesluierd en bewapend in de frontlijn aantraden. Ook in Beslan waren enkele ‘zwarte weduwen’ van de partij. Velen onder de daderessen hebben, zoals vliegtuigkamikaze Amanta Nagajeva, familieleden verloren in de oorlog tussen Moskou en Tsjetsjeense eenheden, die sinds 1994 slechts één keer werd onderbroken. Velen verloren ook de wortels van hun cultuur.
Bruiden van Allah
Moskous gruwelijke oorlog tegen het bergvolk heeft de grondvesten van de maatschappij de laatste tien jaar dooreengeschud. Een van de gevolgen was een wissel in de strategie van de rebellen, die de zelfmoordaanslagen legitimeert als middel om de aandacht te vestigen op een oorlog met tienduizenden doden. In haar boek Bruiden van Allah heeft journaliste Julija Jusik gedetailleerd beschreven hoe van jonge meisjes uit de Kaukasus ‘zwarte weduwen’ gemaakt worden. ‘Niet de vrouwen blazen zich op,’ schrijft Jusik, ‘ze worden opgeblazen’, door de mannelijke organisatoren van de bloedbaden, die persoonlijk de voorkeur geven aan afstandsontstekers.
Dadelijk na de amateuristisch doorgevoerde bevrijdingsactie in Beslan richten de speculaties over de verantwoordelijkheid voor het gijzelingsdrama zich op Tsjetsjeense rebellen uit de omgeving van krijgsheer Sjamil Basajev. De eenbenige Basajev met zijn zwarte baard, in de taal van de Russische geheime dienst intussen ook ‘Terrorist nummer Eén’ genoemd, is een voorbeeld voor de vergissingen en verwarringen in de verhouding tussen de Russische staat en Tsjetsjeense rebellen. Uitgerekend opgeleid door de Russische geheime dienst, trekt Basajev er vanonder, kennelijk na het verlies van elf verwanten tijdens de oorlog tegen Moskou, en ontwikkelt zich tot de meest gevreesde bojewik, rebellenleider, in Tsjetsjenië.
De bloedige gijzeling in 1995, waarbij in het districtsziekenhuis van Budjonnovsk om en bij de 1100 mensen overgeleverd zijn aan kidnappers, is voor rekening van Basajev. 166 doden eist de actie die, als protest tegen het meedogenloze optreden van de Russische troepen op Tsjetsjeense bodem, het leed ook op Russisch grondgebied moet overdragen. Als in 1996 met het vredesakkoord van Chassavjurt een voorbijgaand einde van het geweld bereikt is, wijdt Basajev zich samen met de Jordaniër Chattab aan de scholing van islamitische strijders. Weliswaar zwijgen in die tijd de wapens, en de rechtmatig gekozen president van de Tsjetsjenenrepubliek Itschkerija, Alan Maschadov, regeert. Maar de Russische regering komt haar in het vredesverdrag van 1997 gedane beloftes niet na – het volledig verwoeste Tsjetsjenië blijft zonder geld uit Moskou en zinkt weg onder de heerschappij van rivaliserende warlords.
Dat is op het laatst de tijd waarin uit een binnenlands Russisch conflict een stellingenoorlog met internationale participatie ontstaat. Leden van de globale islamitische rebellenbeweging duiken op in Tsjetsjenië. Ze hebben geld, wapens en een voor de Tsjetsjenen wezensvreemde religie op zak – het vooral in Saudi-Arabië verspreide wahhabisme, een rigide interpretatie van de soennitische islam. Bin Ladens huidige tweede man, de Egyptenaar Al-Sawahiri, wordt in 1997 op Tsjetsjeens grondgebied aangehouden en later weer vrijgelaten. Zijn intrusie en die van andere soennitische broeders in Tsjetsjenië werkt als het contact van een nieuwe bacteriecultuur met een verzwakt organisme. De invloed van Al-Qaeda en van wahhabieten in Tsjetsjenië staat niet aan het begin van het conflict met het centrale gezag in Moskou – hij is er veeleer het gevolg van.
Een historisch gegroeide, quasi postkoloniale crisishaard is nu onder een nieuw gesternte geworden tot het theater van de strijd tegen het internationale terrorisme. Sinds de aanslagen in september 2001 in de Verenigde Staten zet Poetin onder de vlag van een wereldwijde alliantie tegen islamitische extremisten zijn uitzichtloze, bloedige strijd om de territoriale integriteit van Rusland tegen de Tsjetsjenen voort.
‘Religieus fundamentalisme speelde bij de aanvang van het conflict geen rol’, zegt professor Valerij Tischkov, lid van de Academie der Wetenschappen. Intussen moet dat zeker anders ingeschat worden, gelooft zijn collega professor Alexandr Ignatenko, expert voor islamitisch radicalisme aan de Moskouse Lomonossov Universiteit. De wereldwijde vervlechting van religieuze extremisten en de daarmee verbonden globalisering van de terreurstrategie zou een vaststaand feit zijn, dat Rusland onder ogen dient te zien. Maar kan dat de reden zijn voor de spiraal van geweld die in de laatste twee jaren in almaar kortere en heviger intervallen Rusland in een wurggreep neemt?
De doden worden begraven, de tonen uit het Kremlin blijven dezelfde – het terrorisme moet hard en onverbiddelijk bestreden worden. Maar de vroege uitspraak van burgerrechtenactivist Sergej Kowaljov, dat de oorlog tegen Tsjetsjenië groot ongeluk over Rusland zou brengen, wint bij elke bloedige daad aan gewicht. Wat zijn de talloze telegrammen van medeleven uit het buitenland hierbij waard? Zo vraagt men zich in Rusland telkens opnieuw af. Wanneer tegelijk de ‘buitenlandminister’ van de Tsjetsjeense ondergrondse regering asiel geniet in de Verenigde Staten, de ‘cultuurminister’ in Engeland, de ‘gezondheidsminister’ in Frankrijk en de ‘minister van Sociale Zaken’ in Duitsland. Ziet de internationale strijd tegen het terrorisme er zo uit? De gijzelaars van Beslan lieten hun leven en wisten niet waarvoor. Op de internet-bladzijde van de Tsjetsjeense rebellen staat het zo te lezen: ‘Een lustige september in Rusland is pas begonnen.’
Bewerking Jan Braet
‘De oorlog in Tsjetsjenië zal groot ongeluk over Rusland brengen.’