Met haar eredoctoraat voor Walter Kasper huldigt de KU Leuven een vrijmoedig theoloog en boegbeeld van oecumene.

Een van de vijf nieuwe eredoctoraten die de KU Leuven op 3 februari ter gelegenheid van haar patroonsfeest uitreikt, gaat naar de Duitse kardinaal Walter Kasper. Hij is momenteel voorzitter van de Pauselijke Raad voor de Bevordering van de Eenheid onder de Christenen en krijgt de onderscheiding voor bijna veertig jaar onbevangen theologisch denken en zijn vastberaden inzet in de oecumene.

‘Eredoctoraten worden wel eens verleend als blijk van waardering voor de sociale of humane relevantie van iemand. Kasper krijgt de titel evenwel heel bewust om zijn grote betekenis en invloed als wetenschappelijk theoloog’ stelt Adelbert Denaux, professor Bijbelwetenschap aan de faculteit Godgeleerdheid in Leuven, voorzitter van de nationale Oecumenische Commissie en lid van het Internationaal Anglicaans-Katholiek Overleg (ARCIC). Hij houdt volgende maandag ook de laudatio voor Kasper.

Walter Kasper (° 1933, Heidenheim-Brenz) kreeg zijn opleiding filosofie en theologie aan de universiteiten van Tübingen en München en werd in 1961 assistent bij de theologen Leo Scheffczyk en Hans Küng. Hij doctoreerde in 1962 in Tübingen. Zijn habilitatiegeschrift voor de graad van magister, twee jaar later, handelde over Das Absolute in der Geschichte. Philosophie und Theologie der Geschichte in der Spätphilosophie Schellings en werd algauw een standaardwerk inzake het Schelling-onderzoek. Vanaf 1964 doceerde hij zelf filosofie en dogmatische theologie, eerst in Münster en vanaf 1970 in Tübingen.

In 1979 werd Kasper een van de katholieke vertegenwoordigers bij de Commissie Geloof en Kerkorde van de Wereldraad van Kerken en sindsdien is hij ook actief in de oecumenische beweging. In oktober 1985 was hij de fel opgemerkte bijzondere secretaris van kardinaal Godfried Danneels, toen die tijdens de bijzondere bisschoppensynode, twintig jaar na het Tweede Vaticaanse Concilie, verslaggever was. Beiden wedijverden met elkaar in intelligentie en werkkracht, werd toen gezegd.

Kasper werd in 1989 bisschop van Rottenburg-Stuttgart, tot hij in 1999 in Rome tot secretaris van de Pauselijke Raad voor de Bevordering van de Eenheid onder de Christenen benoemd werd. In februari 2001 werd hij kardinaal en daarna, in opvolging van de Australische kardinaal Edward Cassidy, voorzitter van diezelfde raad. Zijn academische bibliografie telt ondertussen méér dan zeshonderd titels.

‘Als theoloog staat Kasper bewust maar kritisch in de lijn van de grote Tübingse traditie, die sinds de negentiende eeuw gekenmerkt werd door openheid, wetenschappelijkheid en kerkelijkheid van de theologie’, legt Denaux uit. ‘Kasper voegde daar nog de belangrijke vierde karakteristiek van de zogenaamde Geschichtlichkeit aan toe, de historiciteit als de grondstructuur van het bestaan en als alomvattende horizon voor het theologisch denken.’

Zijn studie van Schelling zag Kasper als een ontmoeting tussen het christelijk geloof en het idealistische denken, als een gesprek met de moderniteit. Hij hielp zo mee om het theologisch denken helemaal open te stellen voor de uitdagingen van de Verlichting en ontwikkelde een eigen hermeneutische visie op de historiciteit van de dogma’s. Jezus Christus is voor hem het primair criterium voor elke theologie, belangrijker dus dan de kerkelijke traditie als secundair criterium.

VERKLARING VAN AUGSBURG

‘De grootheid van Kasper ligt hierin dat hij, vanuit een bijzonder erudiete receptie van de theologische en filosofische traditie, de hedendaagse socio-theologische problemen adequaat weet te benaderen en mogelijke antwoorden voor verder onderzoek naar voren schuift. Dat dit niet in de eerste plaats een kwestie is van theologische spitsvondigheid, bewijst de manier waarop hij vandaag de oecumenische praxis benadert’, meent Denaux.

Reeds als professor en later ook als bisschop speelde Kasper een vooraanstaande rol in de oecumenische beweging, in de dialoog tussen de verschillende christelijke kerken. ‘Als Duitser ben ik als het ware met de oecumenische kwestie geboren’, bekende hij onlangs op een bijeenkomst van de Wereldraad van Kerken in Genève. Al in 1965, in de eerste jaargang van Concilium, het internationaal theologisch tijdschrift dat het gedachtegoed van het Tweede Vaticaanse Concilie (1962-65) wou uitwerken en verspreiden, schreef hij een merkwaardige en open bijdrage over de ‘dialoog met de protestantse theologie’.

Kasper werd een van de grondleggers van de Verklaring van Augsburg over de leer van de rechtvaardiging, die op 31 oktober 1999, Hervormingsdag in de lu- therse kerk, gezamenlijk door katholieken en lutheranen werd ondertekend. Daarmee werd een bijna vijf eeuwen oud conflict – en een wederzijdse veroordeling – opgeruimd rond het theologisch dispuut van de ‘rechtvaardiging’, de manier waarop gelovigen verlost worden. Voor Maarten Luther en de protes- tantse Reformatie was verlossing een pure gave van Gods genade, terwijl katholieke tegenstanders stelden dat ook de goede daden van de gelovige zelf mee bepalend zijn. Dat strijdpunt was in het begin van de zestiende eeuw mede oorzaak van de eerste grote scheiding binnen het westerse christendom.

De rechtvaardigingsleer was de theologische kern van de verdeeldheid tussen katholieken en lutheranen. Dertig jaar hadden katholieke en lutherse theologen over de kwestie gedebatteerd, vooraleer ze in 1999 tot een overeenstemming kwamen. Volgens de uiteindelijke tekst, die eerst door de Lutherse Wereldfederatie en nadien door paus Johannes Paulus II werd goedgekeurd, hangt de verlossing helemaal af van Gods reddende genade, van het geloof in het verlossende werk van Jezus Christus en niet van enige eigen verdienste. Maar een oprecht christelijk leven brengt, aldus de bijbel, goede vruchten voort die op hun beurt de gemeenschap met Christus verdiepen. In hoofdzaak de lu- therse interpretatie dus, met de uitdrukkelijke aanvulling dat uit Gods genade goede daden kunnen voortkomen.

Van katholieke zijde was het mede de grote verdienste van Kasper dat het tot dit historisch vergelijk is kunnen komen. Zijn stelling dat, zowel voor katholieken als lutheranen, ‘de bijbel wezenlijk is voor het geloof’, wist de geschilpunten te overbruggen. In een commentaar gaf hij zelf onder meer toe dat katholieken te ondoordacht Luthers visie op Gods barmhartigheid hadden opzijgeschoven en de eigen interpretaties te zeer hadden geïdeologiseerd.

In het voorbije jaar ging de aandacht en de oecumenische inzet van Kasper, op uitdrukkelijk verzoek van Johannes Paulus II, in hoofdzaak naar een verzoening met de orthodoxe kerken. Vooral met het patriarchaat van Moskou zitten de verhoudingen niet zo goed. De oprichting van vier katholieke bisdommen in februari 2002 viel bij de Russisch-orthodoxe kerkleiding in slechte aarde, omdat zij zou passen in een strategie van hernieuwd katholiek proselitisme. Kasper zag zich verplicht een gepland bezoek aan patriarch Alexij II af te gelasten.

Op concrete beschuldigingen van ongeoorloofde zieltjeswinnerij, zoals metropoliet Kirill van Smolensk die in juli in een open brief formuleerde, reageerde Kasper opvallend positief. ‘Wij hebben altijd gevraagd dat het patriarchaat van Moskou zijn beschuldigingen van proselitisme concreet zou maken. Dat heeft metropoliet Kirill nu gedaan. De beschuldigingen komen hard aan en overtuigen ons niet helemaal, maar de klare taal is tegelijk een kans om de dialoog opnieuw op te nemen’, zei hij in een gesprek met Radio Vaticaan.

Hoewel er de voorbije maanden een merkwaardige toenadering kwam met sommige orthodoxe kerken, onder meer na het bezoek van de Roemeense patriarch Teoctist aan de paus, blijven de spanningen met de Russisch-orthodoxen voortduren. Orthodoxen hebben het moeilijk met de ‘katholieken van oosterse ritus’, omdat die de liturgische en theologische traditie van de oosterse kerken volgen en toch van Rome afhankelijk zijn.

Voor Kasper is de verzoening met de orthodoxie een eerste prioriteit en uitdaging. Hij wil daar met de grootst mogelijke openheid aan verder werken. ‘Dogmatisch staan wij heel dicht bij hen’, zei hij onlangs. ‘Het verschil is vooral een kwestie van mentaliteit en cultuur. Terwijl wij in het Westen allemaal door de Verlichting zijn getekend, hebben de orthodoxen die schok niet meegemaakt. Dat maakt dat zij sterk nationaal blijven denken en ook een enigszins ander begrip van godsdienstvrijheid hebben. Op dat punt is het gesprek met de protestanten soms gemakkelijker.’

Ook nu hij in Rome is, blijft Kasper een uitzonderlijke openheid en intellectuele eerlijkheid tentoonspreiden. Daarvan getuigen zijn kritische houding tegenover bepaalde stellingen van zijn collega-kardinaal en prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer, Joseph Ratzinger, of een recent artikel over oecumene in La Civiltà Cattolica.

‘Zijn competentie stelt hij vandaag vooral ten dienste van de oecumene en wel op het niveau van de wereldkerk. Dat een theoloog van een dergelijk hoog gehalte op zo’n belangrijke kerkelijke post benoemd werd, kunnen we alleen maar toejuichen’, zegt Denaux nog. ‘Temeer omdat wij merken dat hij niets van zijn openheid heeft prijsgegeven. Hij gaat ook nu de kritische vragen over kerk- opvatting niet uit de weg en kiest voor een discussie in de diepte. In Kasper huldigt de KU Leuven een vrijmoedig theoloog.’

Rik De Gendt

Voor Kasper iS de verzoening met de orthodoxie een eerste prioriteit en uitdaging.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content