De diversiteit van de Vlaamse Cultuurprijzen is opmerkelijk. Ze is ook een belangrijk wapen voor de opvolger van Bert Anciaux.
Maandagavond werden in Hasselt de Vlaamse Cultuurprijzen uitgereikt. Op het podium verscheen een bont gezelschap van schrijvers, archivarissen, klaroenblazers, koks, dansers en striptekenaars. Er valt veel te zeggen over zin en onzin van een gezamenlijke uitreiking in pure Oscarstijl. Negatief is dat door de overkill de laureaten niet de aandacht krijgen die ze zouden krijgen wanneer hun prijs zou worden overhandigd op een festival in hun eigen sector (filmprijs op Filmfestival van Gent, literatuurprijs op de boekenbeurs…). Positief is dat zo’n avond de opmerkelijke diversiteit van het Vlaamse kunst- en cultuurleven celebreert.
De oude ‘Staatsprijzen’ waren destijds voorbehouden aan de Schone Kunsten. Minister van Cultuur Bert Anciaux (SP.A) breidde het aantal categorieën fors uit: smaakcultuur, vrijwilligers, erfgoed en strips deden hun intrede en bij muziek komen voort-aan zelfs fanfares in aanmerking. Hiermee legitimeert de Vlaamse minister cultuuruitingen die vroeger meesmuilend werden afgedaan als ‘ low culture’ of ‘volkscultuur’. In een democratische samenleving is dit de enige politieke keuze die een cultuurminister kan maken. Vroeger kon kunst enkel op steun uit de schatkist rekenen als ze de machthebbers verheerlijkte. Privésteun kwam er alleen vanuit de gegoede kringen. In veel van onze westerse democratieën zijn die slechte gewoonten overeind gebleven en wordt enkel de smaak van de aristocratie of de burgerij door de overheid gehonoreerd. In Vlaanderen werd al vroeg de ommekeer ingezet. Minister Anciaux (de eerste cultuurminister die met een normaal budget mocht werken) kon de democratisering voluit doortrekken.
Daarom blijft Anciaux zo hardnekkig hameren op het belang van participatie. Onlangs nog in een speech op het eerste Uitforum. Anciaux bezwoer zijn opvolger om altijd te blijven kiezen voor ‘kwaliteit en participatie’. ‘Hoe beter, breder, diverser en dus meer kwaliteitsvol de participatie is, hoe sterker het politieke draagvlak. Dat draagvlak geeft de minister meer mogelijkheden, meer middelen, meer kansen… en dus ook meer beleid.’ Kwaliteit is ook geen absoluut maar een relatief begrip. ‘Als sociaaldemocraat’ wees Anciaux erop dat ‘maatschappelijke rang en stand’ een rol spelen in het bepalen van wat ‘schoon’ is. Weinig divers samengestelde beoordelingscommissies restaureren maar al te vaak geruisloos de oude burgerlijke smaakdominantie.
Participatie kan maar zorgen voor een draagvlak als het publiek voldoende geïnformeerd is over al die kwaliteit en diversiteit. Daarom is het des te verontrustender dat de positie van recensenten en critici almaar hachelijker wordt. Aandacht voor niet-commerciële kunst- en cultuuruitingen is er nog amper in de massamedia. Kritische aandacht nog minder. Als de cultuurpers zijn rol niet meer speelt zoals het hoort, wordt het voor toekomstige cultuurministers ondoenbaar om hun collega’s van Wegeniswerken & Beton ervan te overtuigen om niet al het belastinggeld in containerdokken en dubbeldeksnelwegen te pompen, maar ook in kunst en cultuur.
door Karl van den Broeck