In Gent rijdt sinds 2 juni een tram met het logo van een uniek projekt. Het verhaal van Habbekrats, een vereniging die op de brug staat tussen jongeren en de maatschappij.
VIER JAAR GELEDEN besloten twee jeugdwerkers iets te doen met en voor een aparte groep. Chris Van Lysebetten en Jan Melaerts waren in kontakt gekomen met jongeren aan de rand van de samenleving, die door het welvaartsnet waren gevallen en naar wie alleen politie en rechters omkeken. Behalve hun ervaring, hadden de twee niets. Geen geld, geen kantoor. Vandaar de naam Habbekrats. Nu werken ze in zes gemeenten aan een projekt, erkend door de Vlaamse gemeenschap, de provincie Oost-Vlaanderen, de Europese kommissie en de betrokken steden. Ze krijgen subsidies van de Nationale Loterij, de Koning Boudewijnstichting en de Vlaamse gemeenschap. Met talloze aktiviteiten van een voetbalploeg tot een eigen jeugdcentrum houden ze in Gent, Hamme, Dendermonde, Veurne, Lokeren en Wetteren meer dan duizend jongeren van de straat.
De randgroepjongeren zoals sociologen ze noemen leven, zoals hun ouders en grootouders, aan de rand van de maatschappij. Velen hebben een verleden als instellingskind. Ze hebben problemen met wonen, zijn slecht geschoold, werkloos. Ze hebben meestal geldproblemen, zijn medisch slecht verzorgd, weten niet wat te doen met hun vrije tijd, leven sociaal geïsoleerd en komen gemakkelijk in kontakt met justitie.
In feite gaat het om problemen die elkaar veroorzaken of versterken, zegt straathoekwerker Hans Bodijn. “De kansen in het leven hangen af van de buurt en het gezin waarin iemand opgroeit. Als ouders arm, ongeschoold en werkloos zijn, hebben de kinderen veel kans om arm, werkloos en ongeschoold te worden. “
Weinig of geen opleiding en opvoeding, weinig of geen geld, een slecht huis : het hangt samen. En de som van faktoren leidt naar uitsluiting uit de samenleving, die de betrokkenen beschouwt als kansarmen of ronduit kriminelen ; een samenleving waar de randgroep bij wil horen zonder ze te begrijpen en die, omgekeerd, die groep niet begrijpt.
AMBTENAREES.
Toen J.C. zeven was, kwam hij in een instelling terecht omdat zijn stiefvader de twee kinderen uit het eerste huwelijk van zijn vrouw niet duldde. Daar gedroeg hij zich goed, maar wachtte vol spanning op zijn eenentwintigste verjaardag. Dan zou hij vrij zijn, verlost van de regels van de instelling, van het samenleven, van de struktuur waarin hij zich steeds minder goed voelde, van de school waarin hij een “instellingskind” was. Hij kwam zelfs eerder vrij, want de meerderjarigheid werd plotseling op achttien gelegd.
“Een ramp, ” zegt jeugdwerker Filip Devriendt. “De instellingen waren daar niet klaar voor en hadden dus de jongeren niet voorbereid. Die werden ineens losgelaten in een maatschappij die ze niet kenden. Los uit een overbeschermd en wat geïsoleerd bestaan, kwamen ze plotseling alleen te staan. “
Straathoekwerker Hans Bodijn : “Elke jongere begint zijn vrijheid te bevechten rond zijn zeventiende. Dat gelukt als je opbokst tegen een gestruktureerd en warm gezin. Omdat je weet dat je daarop kan terugvallen, dat de deur openstaat. Instellingen laten hun kinderen los op het moment dat die hun zelfstandigheid moeten veroveren. Er zijn wel allerlei diensten die begeleiden, maar de meesten van die jongeren zijn alle sociaal assistenten zo beu, dat ze niet naar hen luisteren. “
Ook J.C. verging het zo. Op zijn achttiende verjaardag was hij weg. Uit de school die hij niet afmaakte, uit de instelling met al haar regels. Hij ging alleen wonen, werkloos, zonder vrienden. Met 150.000 frank op een spaarboekje, die hij er op twee maanden tijd doorjoeg.
Op z’n eentje hield hij het niet vol. Zo begon een jarenlange zwerftocht. Samenwonen met ex-instellingskinderen, toch weer alleen proberen. Drugs, vechten, geldproblemen. Hij zocht af en toe werk en mocht alleen gevaarlijke arbeid verrichten. Altijd in het zwart. Hij was nergens mee in orde, de administratieve problemen stapelden zich op.
Pas bij Habbekrats kreeg hij een kans. En, zegt hij, “respekt als mens. ” Hij was geen nummer, maar een geaccepteerd lid van een groep. Want daarvan waren Van Lysebetten en Melaerts uitgegaan : wat die jongeren missen, is veiligheid, geborgenheid, warmte. En iemand die bereid is te helpen omdat hij daarvoor gekozen heeft en niet alleen jobshalve.
Hoeveel van die jongeren in onze steden rondlopen, weet niemand. Ze zijn niet te tellen omdat ze buiten de gewone circuits vallen. Ook voor hen geldt het Mattheüs-effekt : zij die hebben, hen zal gegeven worden. En zij die niets hebben, komen ook bij de hulpinstellingen vaak niet aan bod. Want ook daar zijn formulieren nodig en een vast adres. En veel jongeren weten niet waar ze die papieren kunnen krijgen, waar ze recht en geen recht op hebben. De samenleving is te ingewikkeld voor hen. Dat is trouwens zo voor de meeste mensen, maar die kunnen terugvallen op een netwerk van sociale, familiale en professionele relaties om problemen allerhande op te lossen. Vakbonden, personeelsdienst, ziekenfondsen, konsumentenverenigingen en wetswinkels zijn in veel gevallen doorgeefluiken van korrekte en begrijpelijke informatie. Ze slaan bruggen tussen het ambtenarees en de gewone burger.
Chris Van Lysebetten : “Voor randgroepjongeren wilden wij die bruggen bouwen. We gingen ervan uit dat ze geleidelijk konden aansluiten bij de maatschappij als ze maar een ontmoetingsplaats hadden waar ze zich thuis voelden, maar waar tegelijk een aantal waarden hooggehouden worden : solidariteit, eerlijkheid, gelijkheid. “
TWEERICHTINGSVERKEER.
Die droom werd al gauw bijgesteld. De kleine groep waarmee de initiatiefnemers begonnen, groeide explosief snel aan en alle vraagstukken dienden zich gelijk aan. Uit de aanpak kwam een organizatie voort die inspeelt op noden. Soms heel wetenschappelijk : via een onderzoek naar de overlevingsstrategie van jongeren (zie kader). Soms heel praktisch : via een maaltijd- en klerenservice. Een slager levert gratis diepvriesmaaltijden, de bakker de niet-verkochte taarten. Modewinkels staan licht beschadigde of niet-verkochte kleren af. De staf nam met het aantal probleemjongeren toe in omvang.
Van Lysebetten en Melaerts beseften ook dat jonge mensen zich niet kunnen integreren in de maatschappij die maatschappij hen niet wil opnemen. Anders gezegd : op de brug tussen jongeren en maatschappij moet tweerichtingsverkeer bestaan.
Hans Bodijn : “Er wordt getolereerd dat er een restgroep is. Wij werden in eerste instantie gevraagd die kalm te houden. We spelen sociaal pompier. In de jaren dat ze bij Habbekrats komen, krijgen ze iets meer dan hun gewone leven. Maar een oplossing kunnen wij alleen niet bieden. “
Jeugdwerker Filip Devriendt : “We doen aan tweedelijns-preventie. We voorkomen, dat erger gebeurt. Habbekrats is onder meer een schakel, we verlagen de toegang naar de sociale diensten. We helpen papieren in orde te maken, een uitkering te krijgen. We antwoorden op vragen en we luisteren naar verhalen over moeilijkheden. Maar om echt preventief op te treden, zouden alle sociale diensten moeten samenwerken. “
Van Lysebetten : “Toch wint die gedachte veld. We werken in zes gemeenten. De aanpak is overal gelijk. We werken met jongeren van twaalf tot vijfentwintig jaar die niet verantwoordelijk zijn voor de situatie waarin ze zich bevinden. Ze hebben geen schuld aan het feit dat ze arm zijn. De strukturele ongelijkheid kunnen wij niet aanpakken. We kunnen wel wat aan de gevolgen doen. “
Jan Melaerts : “Maar niet alleen. De gemeente of stad waar we werken, moet meedoen. Ze moeten geld en een huis beschikbaar stellen en betrokken zijn bij wat we doen. Wat wil zeggen dat de burgemeeester, de schepenen van sociale zaken en jeugd, de politie, de rijkswacht en het OCMW echt meewerken. Wij beginnen via onze straathoekwerkers de jongeren weg te halen van de straat en ze een ontmoetingsplaats te geven waar ze veilig zijn en zich thuis voelen. Daar heersen een paar eenvoudige regels : niet vechten, geen drugs, geen overdreven drankgebruik, geen vandalisme. Zelfs daarmee hebben velen het moeilijk. Hun groep hanteert een gedragskode die steunt op overleven. Waarom voor ons dat gedrag veranderen ? Ze zijn erg wantrouwend. Ze zijn al zo vaak bedrogen, gefrustreerd in hun plannen en verwachtingen. Het is makkelijk aan te zetten tot sportbeoefening. Maar sporten is duur, tenzij je de weg kent. Vandaar onze eigen voetbalploeg die speelt tegen andere teams. Daardoor doen ze aan sport, maar ze leren tegelijk samenwerken. “
DUBBELE BODEM.
Dat is de leidraad in de meer dan duizend aktiviteiten per jaar. Ze moeten boeien en een dubbele bodem hebben. Bekende Vlamingen komen spreken of optreden. De jongeren helpen bij teatervoorstellingen en fungeren als rolmodel. Zo leren ze zich inzetten voor een resultaat en krijgen ze ook eens applaus.
Op andere avonden wordt gepraat over gevoelens, over uitgaan en drugs, over vandalisme. Iedereen is vrij te komen of te gaan. Maar op overtreding van de huisregels staat straf : uitsluiting van deelneming aan aktiviteiten gedurende een bepaalde tijd.
Avonturenweekends laten toe uit een eentonig bestaan, beheerst door televisie en dancings, te breken. De jongeren leren koken, schoonmaken, een huis opknappen. Ze voeren taken uit die tegen hun gewone gedrag indruisen. De vechtersbaas wordt expert eerste hulp bij ongevallen, de vandaal maakt de keuken schoon. En wie wil, kan een monitorsbrevet halen, zodat hij of zij later zelf Habbekrats-groepen kan begeleiden. Enkele Habbekrats-jongeren (onder wie J.C.) werken nu als vrijwilliger en volgen ondertussen les bij Vlod (Vormingsleergangen voor Opvoeders in Dienstverband). Zij kennen immers beter de knelpunten en de kultuur van de eigen groep.
Anderen beginnen met de restauratie van een pas aangekochte, vervallen fabriek. Daar komt het centrum voor Gent waar teater, muziek, sport en vorming naadloos in elkaar overlopen. “En dat moet kraakhelder zijn, ” zegt Van Lysebetten. “Slordigheid is tegenovergesteld aan struktuur. “
Veel van wat Habbekrats doet, is afgekeken van jeugdbewegingen, sportklubs en kulturele centra. Maar voor de betrokkenen gaat het in de eerste plaats om hun klub, hun veilige haven, waar ze met alles terecht kunnen. Wie dat anoniem wil doen, belt de Habbefoon. Wie in geldnood zit, kan een klein bedrag lenen. Er wordt aan gedacht om de jongeren een boek te laten schrijven over hun vraagstukken en de oplossingen die daaraan kunnen worden gegeven.
Natuurlijk loopt niet alles van een leien dakje. Jeugdhuizen worden regelmatig bestolen, vernield. Jongeren verdwijnen weer in het donkere circuit van kleine en grote kriminaliteit.
Hans Bodijn : “Dat lokt. Wij kunnen ze na veel geloop een bestaansminimum bieden. Als ze dealen, strijken ze honderdduizend frank op een avond op. Het risico gepakt te worden, is gering. In megadancings kopen dealers portiers om en die beschermen hen bij een razzia. Ziet dan niemand dat de drugsbesmetting bestaat ? “
Filip Devriendt : “En als ze gevat worden, volgt pas na jaren een veroordeling. Zo’n laattijdige straf lokt agressie uit. Voorts kunnen ze overal geholpen worden. Vaak profiteren ze van verschillende diensten tegelijk. Dat mogelijk maken, lok anarchie uit. “
Jeugdwerker Gio Demeersseman : “Wie uit dat circuit wil geraken, moet sterk in zijn schoenen staan. Hij raakt zijn vrienden kwijt, wordt weer kwetsbaar, moet toegeven allerlei dingen niet te kunnen. Dat is voor elke mens moeilijk. “
Bodijn : “De jonge mensen met wie we werken, slepen allemaal een moeilijke erfenis mee. Ze zijn gekwetst, bedrogen. Er is met hen gesold op een onbegrijpelijke manier. En zo weinigen weten dat. Er leven jonge mensen van kattevoer omdat dat betaalbaar is. Zestienjarigen liggen een week in bed omdat ze geen eten en geen verwarming hebben. En dan vraagt die maatschappij dat ze school lopen en leren. Dat ze zich gedragen ! “
Van Lysebetten : “Wij leveren een paar handvatten om zich aan de gewone samenleving te kunnen vasthouden. Het is iets. We helpen er misschien slechts een paar recht, maar dat betekent wel dat hun kinderen het beter zullen hebben. “
Misjoe Verleyen
Habbekrats, Edward Anseeleplein 3, 9000 Gent. tel. (09) 233.52.22, Fax : (09) 233.36.68.
De fabriek : een jeugdcentrum, kraakhelder en van de randgroepjongeren zelf.
Chris Van Lysebetten en Jan Melaerts : “We helpen er misschien een paar, maar die hun kinderen zullen het alvast beter hebben. “
Hans Bodijn : “Wij zijn sociaal pompier. “
Filip Devriendt : “De samenleving is te ingewikkeld. “
Gio Demeersseman : “Wie uit het drugscircuit wil stappen, moet sterk in zijn schoenen staan. “