Belastingen. Bah! Ze worden gehaat en dienen onverwijld te worden afgeschaft of – op z’n minst – drastisch verlaagd. Maar waarom?

‘Lagere belastingen leveren 90.000 jobs op’. Dit bericht in De Tijd beheerste vorige week een hele dag het nieuws. De professoren Hylke Vandenbussche van de UCL en Jozef Konings van de KU Leuven hadden berekend dat een verlaging van de vennootschapsbelasting van 34 naar 25 procent een heilzaam effect zou hebben op de werkgelegenheid. De redenering is simpel: minder belastingen betekent hogere economische groei en dat levert meer jobs op.

Dit soort berichten zijn erg verleidelijk. Ze wekken de illusie dat ingewikkelde economische vraagstukken, simpel op te lossen zijn. Wil je meer jobs, verlaag dan de belastingen. De praktijk leert dat het allemaal veel complexer is. Zo verlaagde België de vennootschapsbelasting van 40,17 naar 34 procent in 2002. Of die verlaging nu meer jobs opleverde, is moeilijk te berekenen.

Hopelijk heeft professor Hylke Vandenbussche ook rekening gehouden met de studie die ze in 2004 maakte met Karen Crabbé. Daarin zocht ze antwoord op de vraag Betalen alle grote Belgische bedrijven evenredige belasting op hun winst? Conclusie: de feitelijke belastingdruk voor de periode 1993-2002 bedroeg in die periode niet 40,17 procent maar slechts 26 procent. Bedrijven hebben veel bewegingsvrijheid om hun winst op te krikken of laag te houden. De hoogte van het belastingtarief is dus een relatief gegeven. Moet de regering de vennootschapsbelasting dan verlagen tot minder dan 20 procent om die magische 90.000 jobs te kunnen genereren? Of zou die 20 procent dan ook dra een fictief getal worden?

Een ding is zeker: lagere belastingen betekenen meestal lagere inkomsten voor de overheid (ook al klopt dat niet altijd; cfr. De successierechten). Er moet dus een goede reden zijn vooraleer ze beslist om tot een verlaging over te gaan. Anders riskeert ze een gat in haar schatkist.

Als werkgelegenheid het hogere doel is van een belastingverlaging, moet men dubbel opletten. Zo is het verband tussen lastenverlagingen en stijgende werkgelegenheid voer voor hooglopende discussies tussen economen. Je kunt zelfs het omgekeerde argumenteren: verhoog de belastingen want de overheid slaagt er wél in om jobs te creëren. Neem nu de dienstencheques. Die hebben dit jaar al 25.000 banen opgeleverd en tegen het einde van het jaar moeten dat er 35.000 zijn. Die banengroei kost de overheid: 520 miljoen euro. Het systeem van de dienstencheques mag dan duur zijn, het heeft wel voor het eerst een succesvolle aanval ingezet tegen het endemische zwartwerk in ons land. Dat op zich is al een mirakel. De return voor de overheid is dubbel: meer mensen zijn zinvol bezig op de arbeidsmarkt én meer mensen genieten sociale bescherming. Bovendien bespaar je ook op de werkloosheidsuitkeringen en krijg je meer btw binnen. En: de overheid kan haast met wiskundige zekerheid voorspellen dat voor één voltijdse job een financiële injectie van zo’n 15.000 euro nodig is. De privésector kan bij benadering niet zeggen hoeveel banen een lastenverlaging oplevert, en dat alle KUL-studies ten spijt.

Zolang de overheid haar geld op een efficiënte manier kan gebruiken om meer mensen aan de slag te helpen, lijkt het maatschappelijk érg onverstandig om uitsluitend op de privésector te gokken voor de creatie van jobs. Een discours waarbij belastingen als des duivels worden afgeschilderd en elk ingrijpen van de overheid op de arbeidsmarkt als ‘dirigistisch’ of – sterker nog – ‘stalinistisch’, getuigt dan ook van weinig burgerzin en verbergt meestal een verborgen agenda. Winstbejag bijvoorbeeld.

door KARL VAN DEN BROECK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Expertise