Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Hoeveel muziek en mathematica had hij nodig om zijn sculpturen, theatertjes en reliëfs te maken? Fausto Melotti, de geheimzinnige onbekende van de moderne Italiaanse kunst, nu in het MAC’s op het domein van Le Grand-Hornu.

Hij was een kind van de sterren en van de maan. Hij hoorde muziek in de atmosfeer. De kosmos, wist hij, zit harmonisch in elkaar. Met kennis van geometrie is het mogelijk om de wetmatigheden achter die harmonie te ontcijferen en ze te gebruiken om er kunst mee te maken. Het kunstwerk, voor Fausto Melotti, weerspiegelt de harmonie der sferen, die muzikaal en geometrisch is. Hij drukte die uit in messing-draadsculpturen, terracotta theatertjes, beschilderde gipsreliëfs en tekeningen. Een mooie keuze eruit is nu te zien in het MAC’s in Le Grand-Hornu.

In Europa weinig bekend, geldt Melotti (1901-1986) in de Italiaanse kunst van de twintigste eeuw als een baken. De etherische dimensie van zijn werk maakt het verleidelijk om een verbinding te maken met het metafysische schilderen van de twaalf jaar oudere Giorgio de Chirico (1888-1978). De betrokkenheid met het ruimtelijke en het materiegevoelige heeft hij gemeen met zijn boezemvriend Lucio Fontana (1899-1968). Eenzelfde diepgewortelde natuurfilosofie, de referentie naar de klassieken, en de poëtische verstrengeling tussen abstracte en figuratieve allusies vinden we bij actuele kunstenaars van de arte povera, Giuseppe Penone, Giulio Paolini en Luciano Fabro. Het werk van Fabro wemelt van formele, tactiele en structurele citaten uit het arsenaal van Melotti, in een geest van bewaring, vernieuwing en doorgeven van artistiek erfgoed via inseminatie.

Voor MAC’s directeur Laurent Bu-sine is deze specifieke genealogie van Italiaanse kunst geen bevlieging. Zijn hele traject als tentoonstellingsmaker is er van doordrongen. Geen wonder, want zowel Busine als de erfgenamen van de klassieke oudheid in Italië houden rekening met de beproefde betrachting van kunst – het nastreven van het ware, het goede en het schone. Om die opdracht goed te kunnen volvoeren, moeten we ons kunnen verlaten op het geheugen ( la memoria).

Zoals Ariadne doet hij ons, kinderen van Theseus, een draad aan de hand, de draad van het geheugen. Daarmee vinden we, na de confrontatie met de Minotaurus, veilig de weg terug uit het kunstlabyrint, gesterkt voor het leven van elke dag. Il triste Minotauro, zo heet ook de enige bundel gedichten en aforismen van Fausto Melotti, verschenen in 1944, de moeilijkste periode van zijn leven. Door de oorlogsnood gedwongen, moest hij concessies doen om zijn vrouw en twee kinderen te kunnen onderhouden. Hij maakte siervoorwerpen in keramiek en deed tijdelijk afstand van de uitgepuurde abstracte vormentaal die hij in de jaren dertig had ontwikkeld voor zijn geometrisch-muzikaal geritmeerde, metalen draad-sculpturen.

Erger, de figuratieve plastiek waarmee hij in 1941 in Rome uitpakte in het kader van Benito Mussolini’s ‘revolu-tionaire stad’ E42, bracht hem in een straatje zonder eind. In 1943 vond hij, bij zijn terugkeer naar Milaan, zijn atelier en een groot deel van zijn werk door bombardementen in de as gelegd.

Fausto was nog een kind toen het gezin Melotti van Rovereto (Trento) naar Florence verhuisde, en hij de cultuur van de sublieme stad aan de Arno spelenderwijs aangereikt kreeg. Maar het was in Milaan dat hij in 1924 afstudeerde als ingenieur elektronica en zich muzikaal bijschoolde. In het besef, misschien niet in de wieg gelegd te zijn voor ingenieur, bezocht hij de vermaarde Academia di Brera waar hij zijn vriend Lucio Fontana leerde kennen en in 1928 zijn diploma behaalde.

Als adept van Pythagoras had hij de neiging om alle bestaande verhoudingen te herleiden tot verhoudingen tussen getallen. Pythagoras had zich ook over astronomie en muziek gebogen, bespeelde zelf de lier en geloofde in de geneeskrachtige werking van muziek.

Scherzo

Men hoeft geen wiskundige te zijn om te vermoeden dat het structuurprincipe bij Melotti’s ragfijne draadsculptuurtjes – vibrerend als snaren! – ergens te maken heeft met de pythagorische muziektheorie. (Er komt nog heel wat andere muziektheorie bij kijken. De kunstenaar zelf wees op het grote belang van het contrapunt, en in de geschriften over Melotti vallen termen als scherzo, thema’s en variaties.) Aan de link met wiskunde en muziektheorie hoeft anderzijds niet te zwaar te worden getild, want dan dreigt de essentie van een kunstwerk in de mist te verdwijnen. Bovendien worden in het MAC’s alleen de draadsculpturen uit de jaren ’60, ’70 en ’80 getoond. Die hebben onveranderlijk een figuratieve dimensie, in tegenstelling tot het pure abstracte werk uit het midden van de jaren dertig, waar het geometrische en het muzikale veel zuiverder uit af te leiden zijn.

Aan die recentere sculptuur zit, net als bij de teatrini, een architecturale en scenografische kant. De theatertjes zijn vertederende poppenkastjes waar marionetten en objecten zich, in de beschermende huls van een habitat, in mysterieus meditatieve rituelen wikkelen. De sculpturen echter tekenen zich af tegen de leegte van de lucht. Het is allicht niet dwaas om ze driedimensionale tekeningen te noemen. De fijne messingdraden – afwisselend aangevuld met beschilderde stukjes stof, gaas, karton, nylon of plexiglas – zijn de dragende lijnen voor het openbloeien van een beeld in de vrije ruimte.

Hoezeer ook bezet met figuratieve allusies, nooit laten de teatrini, de sculpturen, de beschilderde bas-reliëfs of de tekeningen, zich helemaal op een letterlijke betekenis terugvoeren. Een beetje voorstellingskracht helpt. Bij een hoogpotige Ermitage kan iedereen zich moeiteloos het eenzame verblijf van een eremijt voor de geest halen, en uit het gordijn van kettingen kan iedereen afleiden dat de meditatieve afzondering ook een aspect van gevangenschap en zelfs foltering inhoudt.

In een flinterdun boekje, samen met tien andere documenten opgeborgen in een doosje dat als catalogus dienst doet, interpreteert Laurent Busine Melotti’s sculptuur met de bijbelse titel De ladders van Jakob, op een vindingrijke manier. Wellicht speelt zijn voorliefde voor de figuur en de attitude van Franciscus van Assisi hem hierbij parten. Hij stelt dat de herder Jakob zijn verhaal, dat hij in een droom een ladder had gezien waarlangs Gods engelen afdaalden, uit zijn duim zoog. Hij vreesde namelijk dat niemand zou geloven wat hij werkelijk beleefd had: in zijn hutje in slaap gevallen, terwijl zijn schapen buiten braafjes graasden, wordt hij pas de volgende ochtend wakker in het gezelschap van kleine vogels in allerlei prachtige kleuren. Twinkelend vierden ze het licht van de opgaande zon. Onder de indruk van Jakobs geduld – hij slaagde erin om flarden van hun taal te ontcijferen – vertrouwden ze hem hun geheimen toe.

Met zo’n kleine gedachtesprong komt de lezer in het hart van Melotti’s wereld. Het mysterie ligt er zo uitnodigend in het licht en de lucht te stralen, dat alleen de meest fantasierijke verklaringen een perspectief openen, poëtisch genoeg om de geest van de kunstenaar te vatten. Bij dit alles past een lyrische en soms melancholische toon, gezet door titels als Pavane voor overleden kinderen of De bescherming van de armen en de kinderen.

Een mooi geritmeerde reeks van holle en volle, beschilderde bakstenen, spaarzame figuurtjes en een dun blad metaalfolie, evoceert Il Canal Grande, het beroemde stadskanaal in Venetië. In een schrander verhaal over dit werk – eveneens opgenomen in de speciale doos – komt Antonella Commellato uit bij de Indiase Veda-schriften en de Sanskriet-uitdrukking lokapakti, wat zoveel betekent als ‘het bakken van de wereld’. Ze herkent er de grondhouding in van Fausto Melotti tegenover de kunst en de wereld: ‘Geen vlucht maar een onderdompeling in de realiteit – een vermogen om het oor te luisteren te leggen, open te staan voor de realiteit en de essentie van de dingen.’

Jan Braet

Twinkelend vieren de vogeltjes het licht van de opgaande zon.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content