
Ondanks alle kritiek erop, hebben wij in de oceaan van televisieprogramma’s over de verkiezingen schitterende dingen gezien. Bijvoorbeeld het contrast op de markt tussen de houterigste aller harken Frank Vandenbroucke en de uitbundige Bert Anciaux, aangevuurd door een aanstekelijk muziekbandje van Fouad Ahidar. Dat vertelde in tien seconden tijd alles, al zouden wij niet precies weten wat. Gouden palm ook voor de cameraman die een raaskallende Vlaams-Blokaanhangster wist te vangen voor het opschrift ”t naïef kieken’, naam van een bekend Antwerps café.
Maar bovenal zullen twee lichtpunten ons bijblijven. Het eerste is het verkiezingsjournaal in het TV-1-nieuws in de weken dat Lieven Verstraete het niet presenteerde. U moet het zich zo voorstellen. Het echte nieuws, al kan je daar in het zeven-uurjournaal nauwelijks nog van spreken, wordt gepresenteerd door Martine Tanghe. Een loden somberte hangt in de studio, het leven is zwaar, de Amerikanen slecht. En die arme kindjes die honger lijden…
En dan plots begint het campagnejournaal. DOINNNK!! Alle lichten in de studio floepen aan, reflecterende neonbuizen beginnen te gloeien, zilveren glitterbollen dansen heen en weer aan hun koorden, uit de muren flitst magnesium, het achtergrondgordijn scheurt doormidden, een filharmonie barst los, klokken luiden, bellen rinkelen, veelkleurige snippers vallen in brede waaiers uit het plafond, bazuinen schallen, schaars geklede engelen tuimelen over elkaar heen wijl ze lustig op hun goudversierde schalmeien blazen… hier is: Caroline Van den Berghe!
Met onze chef-wetenschappen was in die momenten geen huis meer te houden. Door het dolle heen. Heeft tijdens het proces Van Noppen vijf weken naast haar in de persbanken gezeten, en iedereen weet dat die persbanken in het gerechtsgebouw aan de smalle kant zijn. Draulans stuurde haar prompt een sms: ‘Caroline, je bent een godine. Arme Martine.’ Niets. Twee uur gewacht, geen antwoord. En toen kwam er eindelijk toch een sms terug: ‘Schoft. M. Tanghe.’ Veel privacy is er blijkbaar niet, op de Reyerslaan.
De andere uitschieter was een aflevering van ‘De opdracht’ in TerZake, waarin den Baard eten moest koken voor een familie uit Sint-Niklaas die met vier mensen van het bestaansminimum diende rond te komen. Van het ‘leefloon’, zoals de socialisten graag termen hanteren die de waarheid verbloemen. Een door het geluk niet bediende Sint-Niklazenaar – zijn er anderen? – rekende de minister voor dat hij na aftrek van huur en allerlei vaste kosten precies elf euro per dag had om eten te kopen. Voor vier!
Vande Lanotte, die het moment vervloekte waarop hij voor dit spelletje had toegezegd, probeerde te kijken alsof elf euro een redelijk bedrag was. ‘Daar gaan we eens iets lekkers van maken’, hield hij de moed erin en trok met de man des huizes naar een grootwarenhuis. Waar het binnenschrijden van een vice-premier, twee camerateams, een regisseur, twee researchers, een productie-assistente en een leefloontrekker enig opzien baarde.
Den Baard nam het initiatief en beende met besliste tred naar de visafdeling, een onderdeel van de voedselketen waarop hij als Oostendenaar, zij het dan een aangespoelde, enig zicht meende te hebben. Hij stak zonder verpinken een rij van zes protesterende huisvrouwen voorbij en baste zijn bestelling: ‘Vier kilo gefileerde tongskes, en vijf sneetjes gerookte Noorse zalm. Of nee, geef er tien, ge krijgt tenslotte niet elke dag een minister op bezoek. En snij ook maar een paar tranches van die tarbotpaté af, niet te dun. Mijne vriend hier betaalt, ik zal ondertussen eens bij de wijn gaan kijken of ze geen Meursaultje van een goed jaar hebben liggen. En laad drie bakjes vol met klaargemaakte puree, want ik ben niet van plan om patatten te staan schillen.’ Achter in beeld was de man uit Sint-Niklaas in elkaar gezakt.
Hierna moeten ze de camera hebben stilgelegd en den Baard een en ander hebben uitgelegd, want na een duidelijke sprong in de tijd stonden we plots bij het broodrek. ‘Een groot en een klein zouden we moeten hebben’, sprak de Sint-Niklazenaar bezorgd tegen de verveeld kijkende minister. ‘Maar een groot wit kost al anderhalve euro, dan hebben we er nog maar negen en een half over voor de rest.’
Vande Lanotte nam zichzelf voor deze klus zo snel mogelijk af te werken, en daarna te gaan dineren in het eerste kasteel dat op zijn weg lag. En hij besloot ook korte metten te maken met het gezeur van zijn gelegenheidspartner, die hem steeds meer op de zenuwen begon te werken: ‘Is een grof brood voor meneer niet goed genoeg misschien? Koop het in den Aldi, een halve euro en ge zijt gesteld. Ik geef toe dat het niet te vreten is, maar wie arm is, moet zijn eisen niet te hoog stellen.’
Toen zagen we de minister aan de kassa staan met een half brood, een bussel rabarber, vier voorverpakte hamburgers die waren afgeprijsd omdat de houdbaarheidsdatum overschreden was, één fles Chaudfontaine voor het gastgezin, en een fles Chablis voor zichzelf. Vijftien euro! Dat was wel tweehonderd minder dan hij eerst in gedachten had, maar het bleef niettemin een forse overschrijding van het budget. ‘Eet dan morgen maar wat minder’, siste hij tegen de Sint-Niklazenaar die zijn laatste biljet van twintig opdiepte, en tsjokte mopperend de zaak uit.
Even later stond hij in de keuken met een lang gezicht bintjes te schillen, en kreeg het bijna aan de stok met de vrouw des huizes: ‘Hoezo, ge voelt u gegeneerd om in de OCMW-kantine om eten te gaan bedelen? Daarvoor dient ze toch. Bij ons in Oostende is het er zelfs lekker. Aan belastingverlaging hebt gij ook niet veel zeker, madam?’
Ter afronding van de reportage zat den Baard in een smaakvol ingericht restaurant, de kreeftenschort al om de hals gebonden. Hij had het zeer interessant gevonden, wist hij te vertellen, en dergelijke mensen mochten toch van geluk spreken dat ze dankzij hem vanaf 2010 een beroep zouden kunnen doen op het Zilverfonds.
Koen Meulenaere