Tien jaar geleden overleed de Franse tekenaar-illustrator-schilder-schrijver-liggendestreepjesman Roland Topor. Zijn oeuvre is nu eens onweerstaanbaar grappig, dan weer ondraaglijk pijnlijk maar altijd absurd en dada. De Nederlandse auteur Arnon Grunberg financierde een heruitgave van zijn werk.
Een vuistslag in je gezicht. Zo leerde ik het werk van Roland Topor kennen. Het was een van zijn tekeningen die pakweg twintig jaar geleden in een Brusselse galerie te zien was. Titel: Wil je me een handje helpen? Die tekening staat symbool voor het werk van Topor: een vuistslag in je gezicht, niet als een bokser, maar wel als iemand die hard op de deur klopt. Nu dus hard op je hersens. Binnen!
Aanstoot geven, daar probeerde Topor goed in te zijn. Pietje de Dood die van achter een gordijn ‘ Next!‘ roept. Of neem de tekening Kaakslag: een man kijkt omhoog, zijn onderkaak wordt er met een hamer afgeslagen. De prent zou later op affiches van Amnesty International terechtkomen. Daarnaast is er ook een hele serie ‘… in de regen’, waaronder: Jonge vrouw met mascara in de regen, Urn in de regen, Een oud stuk zeep in de regen, maar ook Een druppel in de regen. Want dat was Topor ook: bewust onvolwassen, gewild kinds maar nooit infantiel.
Topor maakte niet alleen tekeningen, hij schreef ook romans, verhalen, toneelstukken. In een verongelukte bus vraagt de leraar aan de schoolkinderen om hun vinger op te steken, die ze niet meer hebben. Een man van een 1,93 meter wordt op straat door een toevallige passant beklommen omdat hij makkelijker te beklimmen is dan de Mount Everest. Een jongen heeft van kindsbeen maar één ambitie: de liefde bedrijven met de koningin – er is maar één probleem: het verhaal speelt zich af in een land zonder vorstin.
De Nederlandse cabaretier Wim de Bie haalde onlangs een mooie anekdote op over Topor. In 1971 stond uitgever Jaco Groot in een Parijs café te praten met de Franse kunstenaar. Het gesprek ging over onleesbare boeken. ‘Ik heb zo’n boek gemaakt’, zei Topor. ‘Morgen, zelfde tijd, zelfde café, breng ik het mee.’ Toen Groot het boekje de volgende dag zag, zei hij tot Topors stomme verbazing: ‘Dat gaan we uitgeven.’ Topor had de volledige tekst van een boekje doorgehaald en daardoor onleesbaar gemaakt. En het werd uitgegeven, eerst bij uitgeverij Thomas Rap, de tweede druk verscheen bij De Harmonie. Het verhaal gaat nog verder: Adriaan van Dis interviewde Roland Topor ooit voor zijn boekenprogramma. Van Dis overhandigde hem het onleesbare boek en vroeg hem eruit voor te lezen. Topor, totaal onvoorbereid, sloeg spontaan de hand voor zijn mond en begon mompelend en onverstaanbaar te debiteren.
Dát is Roland Topor. De Nederlandse schrijver Christiaan Weijts noteerde: ‘Wat krijg je als je het absurdisme van Monty Python en Kamagurka vermengt met de beklemmende werelden van Franz Kafka en Samuel Beckett? Waarschijnlijk iets wat veel lijkt op het werk van Roland Topor (1938 – 1997).’ Toen hij tien jaar geleden plots stierf, had hij trouwens net plannen gemaakt met Kama om samen een toneelstuk te schrijven.
100 GOEDE REDENEN
Grote delen van Topors werk verschenen in het Nederlands, maar ze zijn nog nauwelijks vindbaar. Toen de Nederlandse schrijver Arnon Grunberg in 2004 de AKO-Literatuurprijs kreeg voor zijn roman De asielzoeker, verklaarde hij een deel van het prijzengeld te willen besteden aan de heruitgave van favoriet literair werk. Grunberg hield woord en recent verscheen een keuze uit Topors romans en verhalen. Het boek is prachtig uitgegeven en bevat ook een hele reeks foto’s en tekeningen.
De verzamelbundel opent met Topors bekendste roman, De huurder, ooit verfilmd door Roman Polanski. Een man betrekt een appartement nadat de vorige huurster zich er uit het raam had geworpen en was bezweken aan haar verwondingen. Het hele verhaal lang probeert de nieuwe huurder zich zo onopvallend mogelijk voor zijn medebewoners te gedragen, hij tracht onzichtbaar te zijn en verliest zijn identiteit, terwijl de beklemming almaar toeneemt.
Memoires van een oude zak is het tweede lange werk dat werd opgenomen. Het is hier en daar een ronduit hilarisch verhaal: de verteller komt tijdens zijn zeer lange leven honderden bekenden tegen, onder wie Astrid van België, Al Capone, Dali, Eisenhower, Gandhi, Freud, Hitler, Klimt, Piaf, Picasso, Sartre, Strawinsky, Walt Disney en Wittgenstein (een lijst is op het einde van het verhaal bijgevoegd). Hij roddelt erop los en beweert daarbij alle belangrijke schilders en denkers beïnvloed te hebben. George Orwell ontmoet hij bijvoorbeeld in een hotel, voor de deur van een kamer met nummer 1984. ‘Het lijkt wel een jaartal’, zegt de verteller. ‘Dat is waar’, antwoordt Orwell. ‘Hoe zal de wereld er in 1984 uitzien? Ik durf het me nauwelijks voor te stellen.’ De verteller: ‘Daar doet u verkeerd aan, het zou vast interessant zijn…’
Daarnaast bevat de bundel 29 korte verhalen, soms enkele pagina’s lang, nu en dan niet veel meer dan enkele regels. Vaak zijn ze geestig, een paar keer niet veel meer dan een goede vondst, een enkele keer gaat het nergens heen en is er kilometers in de omtrek geen plot of pointe te bekennen. En soms zijn de grappen niet grappig – moet ook kunnen. Dat deed Topor bewust: hij lapte alle conventies aan zijn laars, spotte zelfs met grappen.
Topor is op zijn best in werkjes als Honderd goede redenen om me ter plekke van het leven te beroven. Het lijstje verscheen, als ik het goed heb, eerder alleen in Le Fou parle, een tijdschrift dat tussen 1979 en 1984 in de Parijse kiosken verkrijgbaar was en waaraan Topor regelmatig meewerkte. In de selectie die Grunberg maakte, zitten ze jammer genoeg niet. Tenminste, er zitten er wel heel wat in verstopt. Grunberg motiveert waarom hij de volledige lijst niet opnam: hij wou er graag veel citeren in zijn voorwoord, en dat doet hij dan ook.
Enkele van Topors ‘goede redenen om me ter plekke van het leven te beroven’ citeren we even graag als Grunberg, want het is vintage Topor in een notendop. Nummer zeventien: ‘Het leven wordt steeds duurder, de dood kan men zich permitteren.’ Veertig: ‘Om zoals de rest van de wereld een Jood te doden.’ Twaalf: ‘Het beste medicijn tegen kaalheid.’ Eenenzeventig: ‘Om ’s nachts niet meer te snurken.’ En op nummer één: ‘De beste methode om zeker te zijn dat ik niet al dood ben.’
Bij de verzamelbundel zit ook een cd-versie van de grammofoonplaat Roland Topor – PANIC – The Golden Years. De plaat werd opgenomen door een vriend van Topor, de ondertussen ook al overleden BRT3-producer Freddy de Vree (diens levensgezellin Sylvia Kristel begon destijds aangepord door Topor te schilderen en maakte onlangs de korte animatiefilm Topor et Moi). De cd is een leuk hebbedingetje vol dadaïstische onzin. De Vree krijgt Topor zover om iene miene mutte en de kat krabt de krullen van de trap te declameren. En wanneer Topor rilt van de kou, krijgt hij enkele klappen van De Vree en dan gaat het al beter. Pure flauwekul.
Dan toch liever zijn verhalen en verhaaltjes, en zeker zijn tekeningen. Want vooral uit die tekeningen blijkt dat Topor niet in de eerste plaats de humorist wou uithangen of mensen aan het lachen wou brengen (wat hij wel vaak doet). Op de vraag wat hij het liefst deed, antwoordde hij trouwens: ‘Slapen.’ En op wat hij het liefst zou willen zijn: ‘God.’ Maar wat Topor vooral wou, was keet schoppen, de boel op stelten zetten, je een handje helpen om op een andere manier naar leven en dood te kijken. Je een ram voor je kop geven. Tien jaar na zijn dood doet het nog altijd heerlijk zeer.
ROLAND TOPOR, ROMANS, VERHALEN, TEKENINGEN EN FOTO’S. GEKOZEN DOOR EN MET EEN VOORWOORD VAN ARNON GRUNBERG. NIJGH & VAN DITMAR, 392 BLZ. MET CD, 29,90 EURO.
DOOR EWALD PIRONET