Sinds onze chef-economie vorige week een artikel heeft geschreven waarin hij de rijkdom der West-Vlaamse tapijtindustrie toeschreef aan de kunst van het tuften, is er op onze redactie al een en ander afgetuft. In zoverre dat onze redactiesecretaresse Ria Samyn, die helaas voor haar als enige nogal gesteld is op fijne manieren en beleefde omgangsvormen, zich verplicht zag op een laddertje te klimmen en een bordje in de muur te spijkeren met daarop de dringende mededeling : ?Prière de ne pas cracher sur le tapis.? Middenin een fresco van onze directeur !
De meesten van ons hadden het fijne niet gesnapt van de uiteenzetting van Guido Despiegelaere, die eerst zelf een uitgedoofd sigarenstompje tot in onze zilveren kwispedoor had getuft. Tuften heeft namelijk weinig te maken met een oud Vlaams gebruik dat gemeenzaam wordt omschreven als : rochelen. Of als : spuwen, spugen, spaven, spouwen, spikken, speken, spekelen.
Tuften is niets van dit alles, het is een briljante techniek om zo snel mogelijk zo veel mogelijk tapijten te produceren. De droom van ieder van ons, al bleven de finesses van het procédé lange tijd onbegrepen. Het komt er op neer dat in het getouw een paar duizend naalden op een rij, elk gevoed door een eigen spoel tweedraads garen, op hetzelfde moment doorheen het tapijtdoek naaien. Laagje latex eroverheen en klaar is kees, in dit geval uw karpet. Heel wat efficiënter dan via de traditionele manier van weven of knopen. Mensen die echt weten wat tuften is, liggen na deze sumiere uitleg waarschijnlijk languit achterover op de grond, schuddebuikend om zoveel onzin, maar de lezer moest het met deze verklaring stellen.
Dat men door zoiets onnozels als tuften steenrijk kan worden, zette onze redactie in lichterlaaie. Dat werd een uitslaande brand toen onze chef-economie, die thuis schapen kweekt, met zijn eigen nog veel ingenieuzere productiemethode op de proppen kwam. Met de doortastendheid die ons blad kenmerkt, togen wij aan het werk. Onze directeur haalde haakpennen, breipriemen en stopnaalden tevoorschijn, deelde knotten wol en bobijnen driegdraad uit, en verdeelde de taken. In een eerste hoekje van de vergaderzaal zaten cheffen te crocheteren alsof hun leven ervan afhing. In een ander waren redacteurs druk aan het borduren, en aan de zijbeuk werd gebatikt tegen de sterren op. Onze directeur liep met de handen op de rug goedkeurend monsterend langsheen zijn personeel, sprak hier een vermanend en daar een aanmoedigend woord, en was in gedachten druk aan het rekenen hoe hij deze noeste arbeid via de Generale Bank te gelde kon maken.
Door deze onverhoopte bijverdienste, schoot de populariteit van onze chef-economie dwars door het dak, wat des te verheugender was omdat zijn reputatie voordien een paar forse deuken had gekregen. Bijvoorbeeld toen hij, vanwege zijn vertrouwdheid met het sociaal overlegmodel, als syndicaal afgevaardigde naar onze directeur werd gestuurd om te discussiëren over onze eindejaarspremie. De opdracht was om zestigduizend frank per kop uit de brand te slepen. Toen onze directeur verontwaardigd uitriep dat hij ten hoogste over een derde van dat bedrag wou negociëren, sloeg Despiegelaere met de vuist op tafel en schreeuwde boos : ?Een derde ! ? Ik wil minstens een vierde of er wordt gestaakt.? Het is uiteindelijk een boekenbon geworden, bij Roularta Books.
Deze mislukte missie kwam bovenop een ander incident, eind vorig jaar. In een poging de familiale sfeer op de redactie te verhogen, had onze directeur op de vergadering van 6 december een Sinterklaas uitgenodigd. Dat gebeurt misschien in veel bedrijven, maar bij ons is het veeleer ongebruikelijk. Bedoeling was uiteraard om de ware identiteit van de heilige man zo lang mogelijk geheim te houden. Dat lukte niet. Zelden een Sint gezien die komt binnenstappen met een dampende Davidoff in de mond. Nadat onze chef-economie tot zijn verbazing sneller door de mand viel dan ooit één gecostumeerde ambtgenoot vóór hem, zette hij zich niettemin breed neer in de roodfluwelen zetel van onze directeur, en wenkte één na één zijn collega’s naderbij.
De redacteurs die enkel moesten horen dat ze lui en onbetrouwbaar waren, kwamen het best weg. Zij kregen van een meegekomen Zwarte Piet in wie wij al vlug onze voormalige chef-Afrika Rik De Gendt herkenden een fopbonbon die bij consumptie vol zeep bleek te zitten. Wat al de anderen aan verwijten en beledigingen in hun maag kregen gesplitst, is niet voor publicatie vatbaar.
Nadat onze chef-wetenschappen het ternauwernood had gepikt, pikte onze chef-buitenland het niet meer. Mijters, valse baarden, roedes, en fopbonbons vlogen in het rond. Een weggemepte sigaar deed een Perzische mat en de volledige parketvloer in vlammen opgaan, maar dat zagen we pas na afloop van een bijzonder hevig gevecht. Onze chef-economie, gehinderd door de ongemakkelijke kleren en de hoge-hakschoenen die hij droeg, haalde lang niet het vuist- en voetenwerk dat we van hem gewoon zijn, maar kreeg versterking van onze chef-Wetstraat, zijn maat in de blaaskapel van Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek. Het bloed stroomde bij beken, en van een familiaal karakter was weinig te merken.
Toen beneden de brandweer, het Medisch Urgentieteam, en het Speciaal Interventie Escadron van de rijkswacht met gierende sirenes onze parkeerplaats opscheurden, en daar tot overmaat van ramp tegen elkaar botsten, stond onze directeur recht en kuchte nadrukkelijk. Onmiddellijk werd het muisstil. Zelfs Sinterklaas, die onder tafel net een goede greep had gekregen op onze chef-boeken, durfde nauwelijks verroeren. Hij was van plan geweest tijdens de audiënties onze directeur op te dragen om de rubriek economie uit te breiden van vijf naar vijfentwintig bladzijden, maar dat idee liet hij varen. Zeker toen hij van aan de bovenkant van het tafelblad streng werd terechtgewezen : ?Klaas, uw gedrag is schandelijk en zal door de hele redactie veroordeeld worden.?
Koen Meulenaere