Kent u ?Nu couché? van Paul Delvaux ? Een doek uit 1934 als wij ons niet vergissen. Daarover ging de ruzie, vorige week op onze redactievergadering, nadat onze chef-cultuur zich weer eens onbegrepen had gevoeld. En terecht. Niemand van ons zag in wat voor kunstigs er was aan het schilderijtje van Delvaux, dat men op zijn positiefst kon omschrijven als een haastig broddelwerkje van een kunstenaar die de kuisheid des gemoeds niet meteen als een basisgebod in zijn leven beschouwde. Volgens onze chef-cultuur evenwel, betrof het een kruising tussen Modigliani en Gust De Smet. Meteen ontstond een tweede, minstens even bitsige, discussie over de vraag of Manten De Smet indertijd een goede klimmer was geweest. In de Vuelta, ja. In de Giro, ja, als de Stelvio naar jaarlijkse gewoonte uit het parcours werd geschrapt. Maar in de Tour ? In het echte hooggebergte ? Daarover wensten sommigen geen enkele concessie te doen.
Jan Braet liet zich niet afleiden, en hield vol dat ?Nu couché? een monumentaal meesterwerk van intimistische verbeeldingskracht en genotsexpressie was. Al vergde het, zo voegde hij er venijnig aan toe, een minimum aan culturele bagage om het als dusdanig te ervaren. Een kaakslag die kon tellen, en dus zat het er meteen bovenarms op. Het was onze chef-Wetstraat, aan wie de zin voor nuance niet gegeven is, die niet alleen het vuur aan de lont stak maar er ook nog een vat benzine overheen goot. ?Om het even welke blinde die met zijn voeten schildert kan dit beter,? luidde zijn provocerende oordeel, dat door onze chef-cultuur alweer werd ervaren als een dreun in zijn gezicht en een aantasting van zijn autoriteit. Onze chef-Wetstraat kreeg zoals gebruikelijk de steun van onze chef-economie. Onze chef-cultuur slaagde er ondanks zijn eerdere belediging in alle anderen in zijn kamp te verzamelen, nadat hij onze chef-Wetstraat had uitgedaagd om zijn boude stelling met daden te bewijzen.
Voor we tien minuten verder waren had onze directeur de twee minst terughoudende redactrices van Knack Weekend in de vergaderzaal ontboden om als model te fungeren. Onze chef-Wetstraat en onze chef-economie hadden ondertussen hun schoenen en kousen uitgetrokken, hun broekspijpen zover als hun stevige kuiten het toelieten opgerold, en hadden elk een penseel of drie tussen hun tenen gewrongen. Onze chef-economie tevens een geurige sigaar. Beide cheffen lagen op hun rug op de canapé, in een wat oncomfortabele houding die men het best met die van een barende vrouw kon vergelijken. Zij waren alvast begonnen met pastelkleuren voor de achtergrond aan te brengen op de doeken die ze met vaardige hand over twee schildersezels hadden gespannen. De twee Weekend-collega’s, door onze directeur op hun gemak gesteld op een wijze waarvan alleen hij het geheim bezit, lagen zondig uitgestald op de palissanderhouten vergadertafel waarop kort voordien de koffie en de sterke drank hadden gestaan.
Op dat moment kwam Rik De Nolf binnen ! De afgevaardigd bestuurder van onze befaamde uitgeverij. Een weldoener die de gezinnen van al onze redacteurs van de hongerdood redt, zonder dat daar een noemenswaardige prestatie tegenover staat. Zijn aanwezigheid was onverwacht en uiterst gênant.
Terwijl onze directeur om tijd te winnen een klontje suiker van zijn papiertje ontdeed, graaiden de twee poserende redactrices in paniek naar hun kleren. Onze chef-Wetstraat, die vanuit zijn ongemakkelijke en lichtjes onesthetische houding niet had gezien wie er precies was binnengekomen, meende dat het tijd was om er een humoristische noot tussen te gooien, en verergerde de zaak aanzienlijk door uit te roepen : ?Meisjes, stil liggen deze keer !?
Hoe zou u reageren in zo een situatie ? Onze directeur had van het uitpakken van zijn suikertje gebruik gemaakt om vliegensvlug het voor en tegen van enkele voor de hand liggende strategieën, zoals bijvoorbeeld de sprong door het raam, af te wegen. Hij besloot dat weinig alternatieven opwogen tegen ?doen alsof er niets aan de hand was?. Hij bood zijn enige hiërarchische meerdere de stoel naast zich en een kopje koffie aan, en sprak joviaal : ?Ha mijnheer Rik, en hoe staat het met onze verkoopcijfers ??
Die bleken iets minder spectaculair dan het tafereel dat hem net was vertoond, maar onze grootste baas wist gelukkig evenmin hoe hij moest optreden tegen een zo abjecte overtreding van het tuchtreglement. Want al kon het niet veel moeite kosten om een nieuwe chef-Wetstraat en een nieuwe chef-economie aan te trekken, dan was het heel wat minder evident om twee even krachtige koperblazers te vinden voor onze Bedrijfsfanfare Albrecht Rodenbach. De Nolf besloot op zijn beurt te doen alsof hij niets had gezien. Wat nauwelijks aannemelijk was, maar iedereen had er vrede mee. Vooral de beide redactrices, van wie wij uit discretie de naam voorlopig geheim zullen houden.
Terwijl onze chef-Wetstraat en onze chef-economie in opperste verwarring mekaars kousen en schoenen over hun met paarse, oranje en groene vlekken besmeurde voeten trokken, leidde onze directeur naar best vermogen het meer officiële gedeelte van de vergadering. De heer De Nolf hield daarbij een bevlogen toespraak over het veranderende medialandschap, de multipositionele strategie van onze uitgeverij, de papierprijs, en de oneerlijkheid van een taks op huis-aan-huisbladen. Daarna verliet hij de vergaderzaal, na een laatste verontruste blik op ons allen te hebben geworpen.
Het bleef lange tijd onwezenlijk stil. Sommige redacteurs begonnen zich al af te vragen of het voorgaande wel degelijk had plaatsgevonden. Mogelijk hadden zij het enkel gedroomd. Toen sprak onze directeur, als zo vaak, de verlossende woorden : ?Mannekes, hier zijn we goed weggekomen.? En voegde er, met een dreigende vinger naar onze chef-cultuur, aan toe : ?Jan, dat is allemaal uw schuld. De drank is vanmiddag voor uw rekening.? Waarna wij met zijn allen naar het Bosnisch restaurant om de hoek stormden.
Koen Meulenaere