De charedim of ultraorthodoxe Joden krijgen in Israël steeds meer kritiek vanwege hun intolerante houding tegenover andersdenkenden. Naar aanleiding van enkele incidenten die de nationale media haalden, verklaarde premier Benjamin Netanyahu onlangs dat er voor hun vrouwonvriendelijke fanatisme geen plaats is in een democratische samenleving. Maar volgens de religieuzen zelf zijn zij het voorwerp van discriminatie door de Joodse staat.
Zijn charedim (letterlijk ‘godvrezend’, een aanduiding voor ultraorthodoxe Joden) een bedreiging voor de staat Israël?
Die vraag ligt op de sabbattafel van een seculier Joods huis in Netanya. Het interieur is licht en modern. De open haard brandt. Aan de muur hangt een reproductie van Menashe Kadishman. Maar de gemoederen van de vijf Joodse gasten zijn verhit. ‘Het is een grote groep, die niet werkt en die door de staat wordt betaald om de Thora te bestuderen’, zegt Daniel, leraar literatuur. ‘Hun scholen krijgen hogere subsidies dan het seculiere onderwijs en ze mogen hun eigen leerplan opstellen. Dat geeft fricties.’
Daniel heeft in een onderzoek gelezen dat de charedische schoolkinderen van de eerste klas lagere school nu al vijftig procent van alle eersteklassers vertegenwoordigen. Wat zal dat voor de toekomst betekenen? ‘Ja, ze produceren kinderen als konijnen’, doet mijn tafelheer Moshe, een sportieve vijftiger in Levisjeans, nog een duit in het zakje. ‘Over twintig jaar zijn er meer charedim dan seculiere Joden en zullen wij als werkende minderheid, voor een steeds grotere vegeterende meerderheid moeten betalen.’
Terwijl Moshe de wijnglazen nog eens vult, roept Hezzi, een hightechmanager van middelbare leeftijd, verontwaardigd uit: ‘Waarom zouden wij de slaven worden van die pinguïns (scheldwoord voor orthodoxe Joden, nvdr)? Dan vertrekken we en dat wordt de ondergang van Israël.’
Niet iedereen deelt die verontwaardiging. ‘Zij hebben het recht om de Thora te bestuderen en hun eigen leven te leiden’, vindt gastvrouw Deborah, geblondeerde haren, lange paarse oorbellen en golvend decolleté. ‘Maar wat me tegenstaat, is dat ze willen bepalen hoe wij moeten leven volgens hun regels. Kijk wat er in Netanya gebeurt.’
Deborah refereert aan de invasie van charedim in deze badplaats in het centrum van Israël. Noga, Hezzi’s partner en directeur van een uitzendbureau, schuift het zoutvaatje in cirkels over het witte tafelkleed. ‘Zij regelen alles. Neem nou het openbaar vervoer. Op zaterdag heb je geen bussen en treinen omdat er op de sabbat gerust moet worden. Ik heb in Ha’Aretz gelezen dat ze in Jeruzalem nu zelfs lijnbussen met gescheiden compartimenten voor mannen en vrouwen willen invoeren, zodat de orthodoxe mannen niet in verleiding worden gebracht.’
Moshe gaat rechtop zitten en roept luid: ‘En die zwartjassen nemen hele straten over. Eerst heb je er een of twee. Dan moeten ze een synagoge hebben en een kollel (religieuze school voor getrouwde mannen, nvdr) en dan sluiten ze op sabbat jouw straat af en kun je niet met je auto rijden en mag je geen vuur maken.’
Noga schraapt haar keel. Even valt de groep stil. De in kunststof ingelijste geit van Kadishman kijkt op ons neer. ‘Er zijn zo veel Joodse tradities en gewoonten die door de extremistische Joden een nare connotatie krijgen. Als ik een hoed opzet, vragen mijn vrienden of ik ‘chazara be tjoeva’ ben (een begrip voor vrijzinnige Joden die besluiten religieus te worden, nvdr).’
De opmerking leidt tot luid gelach van de aanwezigen.
Eeuwenoud conflict
Volgens Nava Wasserman, een onderzoeker aan de Bar Ilan-universiteit die is gespecialiseerd in de charedische samenleving, liggen de charedim en de chilonim ( seculiere Joden) al meer dan tweehonderd jaar met elkaar overhoop. De huidige economische situatie is gewoon weer een trigger om het conflict aan te wakkeren. ‘Aanvankelijk werden charedim gezien en gerespecteerd als de ‘zuivere’ Joden. Maar met de opkomst van de verlichting in Europa in de achttiende eeuw werden de wetten die Joden belemmerden om met de bredere seculiere wereld in contact te komen, verruimd. Terwijl Joden seculier onderwijs gingen volgen en werden blootgesteld aan wereldse ideeën, bleef de charedische samenleving vasthouden aan de oude tradities. Met de opkomst van het zionisme aan het einde van de negentiende eeuw werd het verschil tussen de Joodse stromingen nog verder aangescherpt.’
Het conflict bleef lange tijd beperkt omdat de charedim in afzondering leefden. Met de oprichting van de staat Israël kwam daar verandering in. Premier Ben Goerion sloot een deal met de ultraorthodoxe Joden. Hij beloofde hen de soevereiniteit over de religieuze ‘joodsheid’ van de staat in ruil voor de erkenning van Israël. Israël kent dus geen scheiding van staat en religie: de rabbijn bezegelt huwelijken (burgerlijke huwelijken zijn er niet), beslist over echtscheidingen, registreert geboorten en regelt begrafenissen. Restaurants moeten een koosjercertificaat van de rabbijn hebben en het openbaar vervoer en de Israëlische luchtvaartmaatschappij ElAl liggen stil tijdens de sabbat.
Die macht van de charedische gemeenschap, die tussen 450.000 en 1.000.000 leden telt (exacte cijfers zijn er niet), leidt tot ergernis van seculiere gemeenschappen. Bijna dagelijks vind je negatieve artikelen in de Israëlische pers met als ondertoon: angst. Angst om te worden overgenomen door een snelgroeiende ultraorthodoxe wereld. Angst dat de religieuzen de moderne democratische staat zullen ontwrichten en Israël zullen onderdompelen in Joods obscurantisme.
‘Het gevolg is stereotypering en dehumanisering van alle ultraorthodoxen, terwijl zij überhaupt geen uniforme groep vormen’, legt Wasserman uit. ‘Sommige mannen worden door hun religie tot de Torahstudie genoodzaakt. Maar dat geldt slechts voor een beperkte groep – de Litouwse Joden – die een derde van de charedim uitmaakt. De overige charedische mannen werken of willen werken. En praktisch alle vrouwen – ongeacht hun religieuze achtergrond – werken, maar ze worden op de seculiere arbeidsmarkt gediscrimineerd, omdat ze op de werkplek hun religieuze leefregels moeten naleven. Het gevolg is dat ze werk aanvaarden tegen een salaris en voorwaarden die onder het wettelijk minimum liggen. Ze houden hun mond uit angst voor ontslag.’
Andere planeet
Van de ultramoderne Bar Ilan-universiteit naar de armoedige charedische wijk Bnei Brak aan de overkant van snelweg 4 is een afstandje van tien kilometer. Maar het is alsof je op een andere planeet belandt. Op deze zondagochtend – het begin van de Joodse week – gonst de Ben Jacobstraat van de bedrijvigheid. Jonge mannen met lange zwarte jassen, zwarte hoeden en pijpenkrullen haasten zich naar de jesjiva (Talmoedhogeschool voor niet-getrouwde mannen). Meisjes met vlechten in grijze uniformen van de ulpena (religieuze school) lopen gearmd aan de overkant. Vrouwen met pruiken op het hoofd of hoofddoeken, eenvoudig gekleed in lange donkere jurken met vele jonge kinderen om zich heen, duwen kinderwagens naar de dichtstbijzijnde kruidenierswinkel.
Om de hoek opent Tzivia Greenberg, een modern geklede vrouw met roodharige pruik in modieuze coup, het kantoor van Achiya. In dit centrum voor educatieve ondersteuning en voorzieningen voor charedische leerlingen met leermoeilijkheden, zwaait Tzivia de scepter als directeur ontwikkeling. Als ik haar vertel over de vooroordelen en scheldnamen die ik van haar Joodse medeburgers heb opgevangen, haalt ze haar schouders op. ‘Het kan nog veel erger. Soms zijn de opmerkingen zo beledigend dat als een willekeurige goj (‘niet-Jood’, nvdr) ze had gemaakt, hij zou worden vervolgd voor antisemitisme.’
Tzivia lacht breeduit. Dan vervolgt dit lid van de Litouwse gemeenschap uit Petach Tikva serieus: ‘Ons leven is gebaseerd op de studie van de Thora, het volgen van de halacha (de joodse leefregels), kashroet (joodse spijswet) mitzvot (goede daden) en de puurheid van het gezin. En die keuze heeft een hoge prijs.’
Jongetjes moeten al op driejarige leeftijd leren lezen en schrijven om zich vanaf zes jaar in afzondering aan Bijbelstudie te wijden. Er zijn geen sporten, geen hobby’s, geen spelletjes. Sommigen vervolgen hun Thorastudie voor de rest van hun leven in de kollel. Anderen zoeken werk als leraar of winkelier. ‘Een gemiddelde charedische vrouw is een topper in multitasking,’ zegt Tzivia, ‘met een huishouden, een groot gezin en een baan. Ze leren in speciale colleges logopedie, sociaal werk, verpleging, boekhouding.’
Dat charedim niet zouden werken is dus een fabeltje? Tzivia wijst op haar eigen gezin: ‘We werken allemaal. Mijn ene zoon studeert nog architectuur, mijn dochter werkt bij de verzekeringsbank en een schoondochter is kleuterleidster. Mijn andere zoon is in de kollel, maar zijn vrouw werkt om het gezin te onderhouden. Ik heb een hoog inkomen en betaal belastingen en sociale premies.’
En refererend aan de kritiek van de chilonim dat charedim uit de staatskas gesubsidieerd worden: ‘Ik klaag toch ook niet dat met mijn belastingcenten sport en toneel worden gesubsidieerd waarvan wij, charedim, nooit zullen profiteren?’
Waarom dan toch die fricties met seculiere medeburgers? Volgens Tzivia Greenberg zit hem dat in de vrijstelling van charedische mannen om in het Israëlische leger te dienen. In 1948 werd die voor jesjiva-studenten ingevoerd. Indertijd betrof het 400 studenten, nu zijn het er 50.000, terwijl alle andere Israëlische mannen vanaf achttien jaar drie jaar lang de wapenrok dragen. ‘Ik begrijp de frustraties van seculiere Joodse moeders wier zonen soldaat zijn. Maar onze mannen zijn ook soldaat. Zij zijn krijgers van de Thora die door gebed en devotie Israël beschermen. Als wij de Joodse regels en wetten loslaten en onze mannen geen Thora studeren, dan gaat de Joodse identiteit van Israël verloren en dat betekent de ondergang van de Joodse staat.’
‘Maar als we de ultraorthodoxen vrijstellen van het arbeidsproces, dan gaat de staat economisch ten onder’, reageert Dani Ben David. Hij is econoom en directeur van het Taub Center voor Onderzoek in Sociaal Beleid in Jeruzalem. Zijn vorig jaar gepubliceerde onderzoek naar de economische positie van ultraorthodoxe Joden in de Israëlische samenleving, bracht aan het licht dat een sterk groeiend deel van de bevolking niet werkt en niet bijdraagt tot het nationaal inkomen.
Ben David toont op zijn computer een grafiek waarop de groei van de kollelstudenten in de laatste dertig jaar te zien is. De lijn gaat scherp omhoog. ‘Was in 1980 slechts 20 procent van alle volwassen charedische mannen geregistreerd als fulltime jesjiva- of kollelstudent, dan is dat nu al 65 procent. Steeds meer charedische vrouwen werken natuurlijk, maar hun salarissen zijn minimaal. De meeste gezinnen zijn afhankelijk van bijstand, kinderbijslag en directe schenkingen aan de kollel.’
De problemen die Ben David ontdekte, noemt hij existentieel voor Israël. Exacte cijfers over bevolkingsgroei zijn er niet omdat de charedim weigeren aan bevolkingsonderzoek deel te nemen, maar met een hoog geboortecijfer van 8,8 kinderen tegen 2,6 in de seculiere gemeenschappen zijn ze de snelst groeiende groep in Israël. ‘Hun bijdrage tot de staatskas is laag, maar de voordelen die ze uit die staatskas krijgen in de vorm van hoge onderwijssubsidies, bijstand en kinderbijslag zijn relatief hoog. Waarschijnlijk werken substantiële aantallen in het zwart, maar ook dan dragen ze geen belasting en sociale lasten af. Die lage participatie van charedim kost de economie nu al 4 miljard sjekel per jaar. Als de voorspelde groei zich doorzet, zullen zij in 2020 zo’n 18 procent van de bevolking uitmaken. Tegen 2023 zal een kwart van alle achttienjarige Israëliërs zijn vrijgesteld van werk en leger om Thora te studeren. Tegen 2050 hebben de charedim de meerderheid in Israël.’
Zondebok
In het kantoor van de ultraorthodoxe partij Degel HaTorah in de Knesset in Jeruzalem zoekt medewerker Yerech Toker data om de beschuldigingen te weerleggen. Volgens hem zoekt Israël een zondebok voor de economische crisis. Charedim zijn een gemakkelijke prooi. ‘We zijn een minderheid, we worden niet beschermd door mensenrechtenorganisaties zoals andere minderheidsgroepen – de Arabische Israëliërs, de Ethiopische Joden – en de media zijn tegen ons. Ze doen zelfs geen poging om ons te leren kennen, maar ze voeren wel linkse professoren op om ons in diskrediet te brengen.’
De oorzaak is boroet, onbegrip van de charedische gemeenschap, meent Toker en dat maakt hem boos. ‘Duizenden charedische mannen gaan net als ik iedere ochtend uit werken om hun gezin te onderhouden. Leraren, onderwijskundigen, juristen, artsen, accountants. Niet iedereen is tenslotte geschikt om de Thora te bestuderen. Maar dat wil Israël niet horen en dat schrijven de economen die hun eigen politieke agenda hebben niet.’
De charedische wereld ontwikkelt zich langzaam naar een modernere samenleving, stelt Toker. ‘Neem nu het leger. Mijn orthodoxe broer is in dienst. Dat zou tien jaar geleden nog moeilijk zijn geweest. Nu zijn er zo een 1500 charedim in uniform. Onze partij propageert dienstplicht want wie in het leger heeft gediend, heeft meer kansen op de arbeidsmarkt. Bovendien geeft het leger technologische opleidingen en vormt het al jaren een springplank naar de Israëlische industrie. Maar voor charedim zijn de plaatsen in het leger beperkt. Men vindt ons lastig vanwege onze leefregels.’ De charedische samenleving heeft volgens Toker een enorm potentieel dat niet wordt gebruikt. ‘We hebben voorgesteld om bij afsluiting van de opleiding aan de jesjiva een diploma uit te geven dat gelijkwaardig is aan een middelbareschooldiploma, zodat charedim de kans krijgen om aan Israëlische universiteiten te studeren. Dat is afgewezen.’
Arabische Israëliërs, Ethiopische Joden en charedim zijn de meest gediscrimineerde groepen op de arbeidsmarkt. 58 procent van de werkgevers wil geen charedim in dienst nemen. Er is een antidiscriminatiewet die Arabieren en Ethiopiërs een voorrangspositie geeft bij overheidsvacatures. Charedim zijn niet opgenomen. De regering kon het niet eens worden over de definitie van ‘charedim’, was het argument.
DOOR SIMONE KORKUS
‘Als wij de Joodse regels en wetten loslaten en onze mannen geen Thora studeren, dan gaat de Joodse identiteit van Israël verloren.’ Tzivia Greenberg