Federaal ombudsman Pierre-Yves Monette, in een vorig leven nog hofdignitaris onder koning Boudewijn en onder Albert II, schreef een boek dat de discussie over het voortbestaan van de monarchie munitie moet geven.
In het riante kantoor van Pierre-Yves Monette hangt, heel discreet tegen de verste muur, een fotootje van koning Boudewijn met Fabiola. Het is de enige verwijzing naar het verleden van de federale ombudsman in de buik van de koninklijke hofhouding. Monette was hofdignitaris, zeg maar kaderlid van het hof, van 1991 tot 1993, tot net na de dood van koning Boudewijn. Hij hield zich vooral met de sociale dossiers bezig en hij was de naaste adviseur van Jacques van Ypersele de Strihou, de kabinetschef en voornaamste raadgever van Boudewijn, voor binnenlandse aangelegenheden. In 1993 verliet Monette het koninklijk kabinet en in 1996 werd hij federale ombudsman. Monette wil, kan en mag zichzelf geen royalist noemen: ‘In mijn functie moet ik volstrekte neutraliteit nastreven.’
Toch heeft Pierre-Yves Monette een boek over de monarchie geschreven. Beroep: koning is naar verwachting géén opsomming van smeuïge verhalen uit het paleis geworden, noch een pamflet voor of tegen koning en monarchie. Het is een heel erg geautoriseerd naslagwerk in encyclopedievorm. Monette: ‘Ik noem het een abecedarium, geschreven vanuit de neutraliteit die eigen is aan mijn functie, maar dat ook geen enkel taboe uit de weg gaat. Als het parlement bijvoorbeeld morgen de monarchie wil afschaffen, vindt het in mijn boek de perfecte handleiding.’
Maar zelf wilt u de monarchie toch helemaal niet afschaffen?
PIERRE-YVES MONETTE: Leidt u dat uit mijn boek af? Zo had ik het zeker niet bedoeld. Ik heb in volstrekte objectiviteit willen uitleggen hoe de monarchie werkt, vandaag én in België. Elke eigen opinie heb ik minutieus uit het manuscript geweerd. Geloof me maar als ik zeg dat ik soms op mijn tanden heb moeten bijten om niet hier of daar een persoonlijke noot toe te voegen – voor of tegen de monarchie.
Tussen de regels lees ik dat u sterk pro-monarchie bent. Eén voorbeeld: u gaat dieper in op het financiële plaatje van het hof en komt daarbij tot de opmerkelijke conclusie dat een monarchie stukken goedkoper is dan een presidentieel regime. Maar u vergeet in uw berekening het patrimonium mee te nemen dat de koning naar zijn civiele lijst doorschuift.
MONETTE: Dat vergeet ik níét: de civiele lijst staat elders in het boek in detail beschreven. Maar ze trekt de berekening niet scheef: ook elke republiek stelt huizen, kastelen en materialen ter beschikking van zijn staatshoofd – die kosten zijn dus vergelijkbaar. Overigens ontkent niemand dat een monarchie beduidend minder kost dan een presidentieel regime, zeker als het staatshoofd, zoals in Frankrijk of Portugal, wordt aangewezen tijdens peperdure rechtstreekse verkiezingen. Toch vind ik de prijs op zich geen argument om toch maar bij een monarchie te blijven. De goedkoopste oplossing is namelijk niet altijd de beste, dat hebben de openbare aanbestedingen voor de werken op de E411 al voldoende bewezen. (lacht)
De monarchie afschaffen of behouden is een politieke beslissing, we moeten alleen de discussie durven aangaan. Zoals we ook de dotatie van verschillende leden van de koninklijke familie ter discussie moeten durven stellen. Maar we moeten dan wel alle gevolgen in acht nemen: als we de dotatie afschaffen en prinsen en prinsessen uit werken moeten, kan hun job de neutraliteit van het staatshoofd schaden. Dat kan ingrijpende gevolgen hebben op het functioneren van onze democratie.
Wat draagt een vorst dan bij tot de democratie?
MONETTE: Een koning is in de eerste plaats een politiek bemiddelaar. U kon daar een staaltje van zien toen de zaak-Dutroux in 1996 losbarstte, en de koning tot twee keer toe een rondetafel heeft voorgezeten met de ouders van de vermoorde kinderen en de bevoegde politici. Maar eigenlijk speelt de vorst diezelfde rol veel nadrukkelijker tijdens een regeringsvorming. U moet zich dat voorstellen: eerst zijn er campagnes, dan verkiezingen en vervolgens moeten de politici die eerst elkaar het vuur na aan de schenen hebben gelegd, in alle sereniteit discussiëren over een regeerakkoord. De koning fungeert in die discussies als de perfecte buffer.
Kan de koning ook politici beïnvloeden?
MONETTE: Twijfelt u daar aan? Elk jaar ontvangt de koning zestienduizend klachten en aanbevelingen van de bevolking. Hij ontvangt minstens tweehonderd gasten tijdens audiënties – dat zijn de officiële cijfers, het is helemaal niet bekend hoeveel mensen hij officieus uitnodigt. Bovendien brengt hij tientallen bezoeken ter plaatse – ook hier heb ik het niet over de officiële bezoeken waar de vorst de pers in zijn kielzog heeft, maar over de spontane, veel informatiever uitstappen. Dankzij al die informatie is hij als geen ander op de hoogte van wat er in zijn land leeft. Daardoor kan hij wegen op de politici. U moet de regering zien als een medaille met twee kanten. Op de voorkant staan de ministers. Aan de andere kant staat de koning, die zich volgens de grondwet moet informeren, maar die ook moet adviseren of waarschuwen als het verkeerd loopt.
Ik geef u een voorbeeld. Toen ik voor Boudewijn werkte, las ik alle brieven aan de koning. Ik herinner me hoe hij toen, op basis van die brieven, ministers heeft aangesproken over alles wat er verkeerd liep op het departement justitie. Dat was in 1991, dus vijf jaar voor er sprake was van een Witte Mars.
Twaalf jaar na 1991 loopt het op justitie nog altijd grondig fout. Toont dat niet aan dat een koning nauwelijks weegt op het politieke bestel?
MONETTE: (Fel) Ik wil me niet uitspreken over hoe het departement justitie vandaag functioneert, maar ik kan u wel verzekeren dat een koning zwaar kan wegen op de politiek. Hoe zwaar hangt af van de persoonlijkheid, het charisma en de overtuigingskracht van de vorst, en van de relatie tussen de koning en zijn premier. Boudewijn en Wilfried Martens waren bijvoorbeeld een perfect koppel, Leopold III en Hubert Pierlot konden het helemaal niet met elkaar vinden.
Een koppel? Overdrijft u niet een heel klein beetje?
MONETTE: (lacht) Het zijn niet mijn woorden, maar die van Pierre Wigny. Hij sprak van een koppel, ik over de twee kanten van de medaille, graaf Pierre Harmel over de verantwoordelijken voor de natie op korte en lange termijn. De drie beschrijvingen geven perfect weer waar het om gaat.
Vormt de huidige premier een mooi koppel met Albert II?
MONETTE: (Onverstoorbaar) Uit principe spreek ik me niet uit over de huidige politieke verantwoordelijken.
De invloed van de vorst loopt het vaakst via de audiënties. Waarom wordt er over die gesprekken onder vier ogen zo geheimzinnig gedaan?
MONETTE: Ik ben een groot voorstander van de discretieplicht aan het hof. Een koning moet in de privacy van zijn kantoor álles tegen iedereen kunnen zeggen zonder dat de hele wereld daar binnen de kortste keren lucht van krijgt. Het omgekeerde klopt ook: al wie op audiëntie komt, moet alles tegen de vorst kunnen zeggen. Zonder geheimhouding kan de koning zijn grondwettelijke plichten niet vervullen. Audiënties liggen vaak heel gevoelig, moet u weten, en ze kunnen makkelijk als een politieke daad worden uitgelegd. Soms worden ze ook zo gebruikt, als de koning de audiëntie publiek maakt om de bevolking een boodschap mee te geven.
Zoals die keer toen Luc Van den Brande het bij Boudewijn moest gaan uitleggen.
MONETTE: U verwijst wellicht naar die keer toen Luc Van den Brande, toen nog Vlaams minister-president, het idee had geopperd van een confederale staat en hij één dag later al naar het paleis geroepen werd. De Vlaamse kranten schreven toen dat hij op het matje geroepen werd. Dat is inderdaad een goed voorbeeld, maar er waren nog vele anderen. En nee, u zult die van mij niet te horen krijgen. (lacht)
Het geval-Van den Brande was wel een duidelijke boodschap van de koning die zijn ongenoegen over de confederatiegedachte wilde uiten.
MONETTE: Dat werd er niet bij gezegd. Ik neem aan dat je het zo zou kunnen interpreteren.
Gaat de vorst daar niet te ver in zijn beïnvloeding van de politiek?
MONETTE: Ik ben blij dat u daarover begint. Veel mensen zeggen dat de koning dat niet mag doen…
Maar u vindt van wel.
MONETTE: Ik vind niets, ik lees gewoon de tekst van de grondwet. (lacht) Die kent aan de koning macht en invloed toe, en sinds de staatshervorming krijgt de vorst ook financiële en juridische middelen om de federale loyaliteit te behoeden. Hij móét die gebruiken, want de grondwet verwacht dat van hem. Als u het daar niet mee eens bent: mij goed, maar verander dan alstublieft de grondwet. U kunt het spel bekritiseren, maar niet de man die de spelregels volgt.
Wat mag de koning wel en wat mag hij niet?
MONETTE: De koning mag, wat zeg ik: hij móét tussenbeide komen in concrete dossiers die het algemeen belang zouden kunnen schaden. Maar hij moet ook afstand bewaren tegenover de politiek. In Wallonië hoor ik wel eens zeggen dat de koning de steeds luider klinkende roep om nog verder te federaliseren, openlijk en keihard zou moeten afkeuren. Kijk, ik heb de Zwarte Zondag op het paleis beleefd, en ik herinner me heel goed dat Boudewijn ondersteboven was van de ruk naar rechts op die verkiezingsdag. Hij heeft toen trouwens tal van mensen op het paleis uitgenodigd om te bespreken wat er tegen het toenemende racisme in de maatschappij gedaan kon worden. Maar zich in het publieke debat mengen kan hij niet, want dat zou indruisen tegen elke regel die hem volstrekte neutraliteit oplegt.
Heeft de ene koning meer invloed dan de andere? Wordt er bijvoorbeeld beter geluisterd naar een intelligente koning dan naar een minder intelligente?
MONETTE: Het gaat niet altijd om zuivere intelligentie, maar om l’intelligence du c£ur. Een koning mag niet dom zijn, natuurlijk niet. Maar hij heeft in de eerste plaats rationaliteit nodig, en een zo groot mogelijke politieke feeling. Een vorst grijpt liefst niet te vaak in, maar ook niet te weinig. De regel is: de vorst moet aanvoelen waar de grenzen liggen. Een koning werkt mét politici, hij moet dus ook snappen hoe ver een regering kan gaan, hoe de parlementaire meerderheid in elkaar zit en waar op een specifiek tijdstip de gevoeligheden in het politieke landschap liggen. Ook een koning kan zo vaak zo ver gaan in zijn pogingen om op het beleid te wegen, dat er op de duur niet meer naar hem geluisterd wordt. Niet elke koning heeft op elk ogenblik in zijn regeerperiode dat Fingerspitzengefühl gehad. Je leert het ook maar met de jaren, helaas.
Enkele koningen zijn inderdaad héél ver in hun beïnvloeding gegaan. Ze hebben ministers geweigerd en andere opgedrongen.
MONETTE: Alle koningen hebben dat gedaan. Vindt u dat te ver gaan?
Ik stel ú de vraag.
MONETTE: Mijn antwoord is altijd hetzelfde: lees er de tekst van de grondwet op na. Daarin staat dat de koning zijn ministers benoemt en ontslaat. Maar de koning weigert geen ministers omdat hun gezicht hem niet aanstaat, hè. Hij moet duidelijke argumenten hebben om de formateur te overtuigen om deze politicus wél of een andere niet in zijn regering op te nemen. En de gewoontes zijn sinds Boudewijn duidelijk veranderd: de aanbevelingen gebeuren nu systematisch op voorhand, en ze gaan niet alleen over namen, maar ook over de manier waarop portefeuilles verdeeld worden. En ook daar heeft de formateur het laatste woord. België is geen ancien régime, weet u: we hebben een parlementaire monarchie waarin de koning macht en invloed heeft, maar waarin de regering de uiteindelijke beslissing neemt.
De koning heeft toch ooit geweigerd een regering te benoemen?
MONETTE: Dat is gebeurd in de jaren zeventig. De formateur had de lijst van zijn regeringsleden aan de pers gelekt voor hij ze aan de koning had doorgespeeld. Zoiets brengt het functioneren van de hele parlementaire monarchie in het gedrang: wanneer de regering een beslissing van de regering aan de pers voorstelt zonder de koning daarvan op de hoogte te brengen, kan de koning zijn magistrature d’influence niet meer uitoefenen omdat hij niet meer kan reageren zonder zijn mening publiek te maken, en bijgevolg zijn neutraliteit te schenden. De koning heeft toen de benoeming van een minister geweigerd en de formateur, die de koning had kunnen overrulen, heeft dat aanvaard, wellicht uit vrees voor een grondwettelijke crisis. Ik denk dat het de juiste beslissing was.
Voor een goed begrip: het ging over de benoeming van Hubert Lahaye, een openlijke sympathisant van het regime van Ian Smith in Zimbabwe.
MONETTE: Dat klopt. Zo’n crisis kan vandaag niet meer. Iedereen wéét dat een formateur eerst naar de koning moet voor een regering gevormd kan worden. Dat wordt ook met zoveel woorden gezegd.
Even terug naar het geheim van de audiëntie. De discretie is al een paar keer doorbroken: u hebt het over een brief van Boudewijn over de volkerenmoord in Rwanda, maar u noemt geen namen. U laat enkel uitschijnen dat een politicus die de kroon ontbloot, door de koning wordt uitgerangeerd.
MONETTE: Ik drijf het niet zo ver. Ik zeg wel dat zulke mensen geen federáál minister meer kunnen worden. Maar hun namen zal ik niet noemen omdat sommigen nog politiek actief zijn.
Iedereen kent de spelregels, ik vind het normaal dat de koning zijn vertrouwen verliest in mensen die ze moedwillig overtreden. Wie zijn gat verbrandt, moet maar op de blaren zitten.
Van de politiek naar het geloof. Hebt u ooit de invloed van de kerk bij het hof gevoeld?
MONETTE: Ik heb daar ook veel over gelezen, maar tijdens mijn carrière aan het hof heb ik de invloed nooit ervaren. Dat geloof en filosofische overtuiging een privé-zaak zijn, heeft het hof zeker sinds de abortuskwestie goed begrepen.
Het conservatieve katholicisme – en ik druk me voorzichtig uit – zou bij Boudewijn nochtans kind aan huis zijn geweest.
MONETTE: Er waren diepere dan protocollaire contacten tussen de koning en de kardinaal, omdat de materie Boudewijn bovenmatig interesseerde. Maar de koning had die contacten ook met, pakweg, de hoofden van de vrijmetselarij. Ik weet niet wat er van die geruchten waar is. Ik weet alleen dat ik uit het paleis vertrokken ben met de overtuiging dat er in de entourage van het hof een duidelijke scheiding tussen kerk en staat leeft.
Er zijn minder beelden van de koning in de kerk, maar het koningshuis komt dezer dagen wel veel vaker in de media dan vroeger. Is de dynastie bezig aan een charmeoffensief?
MONETTE: Het is geen charmeoffensief, het is elementaire wiskunde. Sinds de verandering van de Salische wet (die tot 1991 vrouwen uitsloot als troonopvolger, red.) zijn er gewoon drie keer zoveel volwassen troonopvolgers als vroeger. Ze komen niet tien keer méér in het nieuws, ze zijn gewoon met meer volwassen mensen die meer in de kijker lopen.
Staat de nieuwe openheid van de dynastie de grondwettelijke taak van de koning niet in de weg?
MONETTE: Ik vrees van wel. Als de koning te vaak in royaltyprogramma’s opduikt, kan dat zijn politieke rol inderdaad beschadigen. Er is een bovengrens aan hoeveel exposure een dynastie kan verdragen, en ik denk dat we die bovengrens stilaan bereikt hebben.
Lees ik daarom zo weinig anekdotes over wat er tijdens uw verblijf binnen de paleismuren is gebeurd?
MONETTE: Voor de dossiers die ik aan het hof behandeld heb, ben ik aan strikte zwijgplicht gebonden, zelfs contractueel. Voor het overige kén ik weinig anekdotes over de audiënties met de koning, want dat zijn gesprekken onder vier ogen – ik was daar dus niet zelf bij. Ik weet dat er ooit iemand gestorven is tijdens een audiëntie, en dat schrijf ik ook. Maar wat er in die tweeëneenhalf jaar precies in het bureau van de vorst werd gezegd, en hoe de koning tijdens de gesprekken reageerde, dat weten enkel hij en de gesprekspartner.
En zijn kabinetschef, die volgens sommige auteurs de échte koning van België is.
MONETTE: (lacht) Het woord dat ze gebruikten was ‘onderkoning’. Ik denk dat ze zelf wel wisten dat die voorstelling niet klopt. Ik wil niet verdoezelen dat een kabinetschef veel invloed heeft, of hij nu Van Ypersele heet, of Molitor. Samen met die van het hoofd van het Militaire Huis, generaal Mertens, kunnen zijn adviezen bepalend zijn voor de druk die de koning op de politiek uitoefent. Maar de koning zelf heeft het laatste woord, en de verhouding tussen de vorst en zijn naaste adviseur is cruciaal. De invloed van de kabinetschef is het grootst bij een beïnvloedbare of onervaren vorst. Hij hangt ook af van de alchemie tussen de vorst en zijn kabinetschef. En de verhouding in het echtpaar Boudewijn-Van Ypersele was niet dezelfde als die in het echtpaar Albert II-Van Ypersele.
Eén hoofdstukje in uw boek beschrijft een (fictieve) dag uit het leven van de vorst. Bij het lezen zat ik te denken: zo’n saai leven zou ik echt niet willen.
MONETTE: (Knikt) Koning zijn is soms een hondenleven. De monarchie is meer dan de jurkjes van Paola, de hoeden van Fabiola of de wagen van Laurent, hoor. De monarchie, dat zijn serieuze analyses en dat is intelligente, psychologisch onderbouwde beïnvloeding. Belgen reduceren vaak de monarchie – het regime – tot de dynastie, in dit geval de familie Van Saksen-Coburg. Mijn boek wil het regime belichten, niet de familie be- of veroordelen. Ik heb mijn ideeën over hoe goed of slecht Boudewijn of Albert hun job deden of doen, maar die zult u me niet horen verkondigen. Ik houd me strikt aan de feiten. Noemt u dat maar gerust een reactie tegen de vervlakking.
Gaat u in uw boek ook niet zelf uit de bocht? Ondanks uw kennelijke fixatie op feiten schrijft u dat verstandshuwelijken in de Belgische dynastie helemaal passé zijn.
MONETTE: Dat geloof ik echt, hoor. Ik ben er zeker van dat het huwelijk tussen Filip en Mathilde een puur liefdeshuwelijk is.
Praat u daarmee niet gewoon de royalty-programma’s na? Hoe weet u zeker dat het prinsenpaar geen rolletje speelt als het de zoveelste camera onder zijn neus geduwd krijgt?
MONETTE: Laten we wel wezen: voor een camera speelt iederéén een rolletje. Iedereen weet nog dat Albert en Paola er in de jaren ’70 niet in slaagden om als een verliefd koppeltje op televisie te komen. Wie naast elkaar leeft, kan zich voor de camera niet voor een gelukkig gezinnetje laten doorgaan. Maar wie gelukkig is, kan dat ook voor de camera niet verbergen. Daarin is een prinsenpaar niet anders dan u en ik.
Frank Demets