JA
‘Momenteel is er een wildgroei aan afstudeerrichtingen. Al die opleidingen in stand houden is onmogelijk. Zeker als we op onderwijskwaliteit willen blijven scoren. Je moet daarom realistisch zijn en efficiënt met middelen omspringen. Dat betekent niet hetzelfde als besparen. Maar het is voor bepaalde opleidingen niet zinvol om het aantal studenten en docenten over verschillende instellingen te versnipperen. Het is normaal dat bij de rationalisering van de universitaire opleidingen er ook rekening gehouden wordt met de onderzoekskwaliteit van de opleidingen. Die kunnen niet anders dan in een goede onderzoeksinstelling ingebed zijn.
Het is zeker niet de bedoeling om de instapmogelijkheden voor de studenten in Vlaanderen te beperken. De toegankelijkheid van het onderwijs blijft een grote zorg. Maar het is perfect mogelijk om de rechten van de student te beschermen en tegelijkertijd het opleidingsaanbod te vereenvoudigen. De voorzieningen zullen ook geëvalueerd worden om te zien of die nog genoeg de studiekosten dekken. Iedereen moet de kans hebben om een bacheloropleiding in zijn omgeving te volgen. Maar dat staat de samenwerking van verschillende scholen in dezelfde stad of regio niet in de weg.
Snoeien in het aanbod leidt ook niet tot overvolle auditoria of overbelaste docenten. De Nederlandse Universiteit van Maastricht bijvoorbeeld telt enkele massaopleidingen, maar die zijn onderverdeeld in kleinere klassen. Het hangt ervan af hoe je dat praktisch organiseert. Minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (SP.A) moet de universiteiten en hogescholen ertoe verplichten na te denken over hoe ze de kwaliteit van hun onderwijs kunnen blijven garanderen. Daarvoor diende die interne nota die nu gelekt is. De minister zou niets liever willen dan dat die onderwijsinstellingen zelf stappen tot samenwerking en vereenvoudiging zetten.’
NEE
‘We zijn gekant tegen een vermindering van het onderwijsaanbod uit kostenbesparende overwegingen. Dat kan uitmonden in een koehandel tussen de instellingen die opleidingen met elkaar ruilen. Rationalisering is in bepaalde gevallen wel aangeraden. Die moet vertrekken vanuit het streven om de onderwijskwaliteit te maximaliseren. Minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (SP.A) concentreert zich voor die rationalisering nog altijd te veel op de kwaliteit van het onderzoek en het aantal studenten om opleidingen te schrappen of bij elkaar te voegen. De minister wil een tweede democratiseringsgolf in het hoger onderwijs, maar hij moet opletten dat die rationalisering dat niet teniet gaat doen.
Voor studenten, in het bijzonder bachelors, is de geografische spreiding van soortgelijke opleidingen belangrijk om het onderwijs democratisch te houden. Het is be- spreekbaar dat je niet overal dezelfde gespecialiseerde masteropleiding aanbiedt. Globaal genomen vinden we dat een vermindering van het opleidingsaanbod begeleid moet worden door bijkomende sociale maatregelen. Als een student verder moet gaan studeren, moeten zijn extra kosten ook gecompenseerd worden. Daar blijft de minister nog te vaag over.
Er zijn dus veel voorwaarden verbonden aan de rationalisering van het onderwijs. Het mag zeker niet de bedoeling zijn om ‘massaopleidingen’ in ‘giga-auditoria’ te creëren, waar het evenwicht tussen het aantal studenten en docenten zoek is. Bovendien moeten alle studenten hun bestaande opleiding probleemloos kunnen afmaken, ook als die gaat verdwijnen. Het is overigens jammer dat minister Vandenbroucke een democratisch deficit veroorzaakt heeft, door niet vanaf het begin de studenten bij deze discussie te betrekken. Hoewel hij enkel nog maar intern de discussie aan het voeren is, vrezen we dat alles eigenlijk al vastligt.’
opgetekend door stijn fockedey