Kinderen in steden hebben geen ruimte om buiten te spelen. Daarom pleit Naomi Felder voor bredere voetpaden en minder ongeruste ouders.
Buiten spelen is gezond, bevordert de sociale vaardigheden en is gewoon leuk. Maar hoewel steeds meer kinderen in de stad wonen, kunnen zij nauwelijks buiten spelen. In het boek De nieuwe generatie stadskinderen zoeken de Nederlandse architecte Naomi Felder en stadsgeografe aan de Universiteit van Amsterdam Lia Karsten naar oplossingen.
Waarom mogen kinderen in de stad zo weinig buiten ravotten?
NAOMI FELDER: Volwassenen begeleiden hun kinderen enorm. Ze mogen niet alleen buiten spelen. Ouders zijn bang dat hun kinderen in contact zullen komen met ongure types of pestkoppen. Maar ze zijn vooral bang voor het verkeer. Dat is niet onbegrijpelijk. De afgelopen vijftig jaar is het aantal auto’s geëxplodeerd. Alleen als er toevallig een pleintje of parkje voor het huis is, mogen kinderen wel eens zonder toezicht naar buiten. België staat op dat vlak overigens een beetje verder dan Nederland. Denk aan initiatieven zoals de leefstraten in Gent. Maar dat soort tijdelijke initiatieven moet meer verankerd worden.
U pleit voor brede voetpaden.
FELDER: Dat is een eenvoudige maar effectieve maatregel. De afgelopen honderd jaar zijn onze stoepen steeds smaller geworden. Gemeenten zouden dat per buurt moeten herbekijken. Moeten auto’s door elke straat kunnen rijden of kunnen sommige straten voorbehouden worden aan fietsers en wandelaars? Welke straten kunnen helemaal worden afgesloten en aan de bewoners worden teruggegeven? Je moet in de inrichting van je openbare ruimte al die functies tegen elkaar afwegen en voorrang geven aan plekken om te spelen en elkaar te ontmoeten. Dat bevordert de sociale cohesie.
En dus liever ruimte maken op straat voor spelende kinderen dan speeltuinen aanleggen?
FELDER: Zeker. Kinderen raken snel uitgekeken op speeltuigen en vinden speeltuinen saai. Voor ouders is het ook niet aantrekkelijk om daar jarenlang naartoe te moeten. Speeltuinen zijn namelijk vaak om de hoek of aan de overkant van de straat, waardoor kinderen er niet alleen naartoe mogen. Een belangrijke ruimtelijke oorzaak van het weinige buiten spelen, is het ontbreken van buitenruimte in het zicht of het gehoor van de woning.
Als er onvoldoende ruimte is in de stad, dreigen kinderen uit verschillende sociale klassen qua vrijetijdsbesteding in gescheiden circuits te belanden.
FELDER: We doen ontzettend veel moeite om scholen gemengd te krijgen, maar in hun vrije tijd leven kinderen totaal langs elkaar heen. De hogere sociale klassen zijn altijd onderweg. Ze brengen hun kinderen naar de opvang en allerlei clubs en activiteiten. Kinderen uit de lagere sociale klassen hebben dat niet. Daardoor krijgen ze gezondheidsproblemen en loert obesitas om de hoek.
Gezinnen uit de lagere sociale klasse zien de stad als een vijandige plaats. Die ouders hebben weinig sociaal-cultureel kapitaal. Ze weten helemaal geen leuke plekken in de stad waar ze naartoe kunnen en hebben een kleinere actieradius. En dus kijken hun kinderen thuis televisie of spelen ze op de computer.
Han Renard
‘Sommige stadskinderen zijn bang voor de stad.’