Op woensdag 26 november verkiezen de Noord-Ieren de leden van hun eigen parlement. De uitslag is van cruciaal belang voor het vredesproces.
Toen Tony Blair in 1997 eerste minister werd, zette hij het proces in gang dat de Britten devolution noemen. In de praktijk komt dat erop neer dat het centrale gezag in Londen een aantal bevoegdheden doorschuift naar de parlementen van Schotland, Wales en Noord-Ierland.
In het roerige Noord-Ierland moesten eerst allerlei akkoorden worden afgesloten zodat noch de katholieken, noch de protestanten gediscrimineerd konden worden. Pas toen het Goede-Vrijdagakkoord van april 1998 door alle partijen was getekend, vonden verkiezingen plaats.
Noord-Ierland kreeg zijn eigen parlement – de Legislative Assembly – en een regering samengesteld uit katholieke en protestantse politici. Die had ruime bevoegdheden. Alleen politie, veiligheid, gevangeniswezen, rechtspraak en belastingen bleven in handen van Londen.
De nieuwe Noord-Ierse regering en het parlement moesten ook verder onderhandelen over moeilijke punten, zoals de samenwerking met de Ierse Republiek en de evaluatie van het Goede-Vrijdagakkoord. Dat verdrag was namelijk maar een eerste stap geweest. Zo was er in 1998 geen enkele eensgezindheid bereikt over de totale ontwapening van de paramilitaire groepen, noch over de vrijlating van hun veroordeelde leden.
Opvallend bij de eerste verkiezingen voor het deelparlement was dat het Noord-Ierse volk voor het eerst in zijn geschiedenis de religieuze scheidingslijnen verliet en voor gematigden van alle strekkingen koos. De grote winnaars waren de protestant David Trimble (UUP, Ulster Unionist Party) en de katholiek John Hume (SDLP, Social Democratic and Labour Party), de drijvende krachten achter het vredesakkoord. Ze kregen daarvoor zelfs de Nobelprijs voor de vrede. De meer extreme partijen, Sinn Fein van Gerry Adams en de Democratic Unionist Party (DUP) van de flamboyante dominee Ian Paisley, leken daarmee afgestraft voor hun verzet tegen vrede en samenwerking.
SEKTARISME
Vijf jaar later ziet de toestand er helemaal anders uit. Binnen de Noord-Ierse regering blokkeerden Sinn Fein en de DUP elke samenwerking. Dat leidde tot zoveel onenigheid dat Londen in oktober vorig jaar het bestuur opnieuw naar zich toe trok. Ook de verkiezingen voor een nieuw parlement, gepland voor mei 2003, werden wegens allerlei ruzies uitgesteld. Het had namelijk geen zin om een parlement te kiezen als de partijen dan toch verklaarden niet te willen samenwerken.
De Noord-Ieren kiezen op 26 november niet alleen een nieuw parlement, ze kiezen ook en vooral voor een plan voor de toekomst. Dit parlement zal immers moeten werken aan de afgesproken herziening van het Goede-Vrijdagakkoord. En daar lopen de wegen volledig uiteen. Sinn Fein wil meer zeggenschap geven aan de Ierse Republiek, de DUP wil het verdrag gewoon weg. De gematigden – SDLP en UUP – willen de broze vrede in geen geval in het gedrang brengen. En dat gebeurt gegarandeerd wél als de ultra’s het halen. De aanslagen en het geweld flakkeren de laatste weken trouwens weer op. Tekenen van een diepe ontgoocheling over de coalitieregering.
Er staat in Noord-Ierland dus meer op het spel dan 108 mandaten. Bij de Britse parlementsverkiezingen van 2001 – Noord-Ierland stuurt 18 afgevaardigden naar het Britse parlement in Westminster – bleken de ultra’s al uitermate succesvol. Als die trend zich doorzet, en veel waarnemers geloven daarin, kiest Noord-Ierland opnieuw voor of tegen de andere godsdienst.
Voorspellen is echter moeilijk, want Noord-Ierland kent een heel eigen kiessysteem. Terwijl in Engeland, Schotland en Wales de kandidaat met de meeste stemmen de zetel binnenhaalt, hanteert Noord-Ierland een stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Daarin telt elke stem mee. Elk van de achttien kiesdistricten stuurt zes parlementsleden naar het parlement in Belfast. Om sektarisme te vermijden, staan de kandidaten alfabetisch op het stembiljet. Ze mogen het logo van hun partij naast hun naam zetten, maar dat hoeft niet. De kiezers mogen een naamstem uitbrengen, maar kunnen ook een eigen rangorde aan de kandidaten geven. Dat wordt zelfs aangeraden door de kiescommissie: zo speelt de evenredige vertegenwoordiging het meest.
Maar daardoor wordt de uitslag ook veel onzekerder. Vandaar dat de partijen nu de kiezers oproepen om voor één enkele partij te stemmen. Dat kan leiden tot een duidelijker mandaat, maar ook tot meer ontgoochelden. En dat is dan ook weer gevaarlijk.
Misjoe Verleyen