Hubert Van Humbeeck

Oekraïne is niet het enige Oost-Europese land dat met een politieke crisis kampt.

In een poging om zijn presidentschap te redden, ontbond Viktor Joesjtsjenko van Oekraïne vorige week het parlement. Hij hoopt dat nieuwe verkiezingen een meerderheid opleveren die hem gunstiger gezind is. Een politieke crisis leek hem de enige uitweg: zijn rivaal en premier Viktor Janoekovitsj heeft in het huidige parlement langzamerhand een meerderheid bij elkaar die groot genoeg is om de president helemaal buitenspel te zetten. Het grondwettelijk hof onderzoekt nu of de president wel zo’n stap kan doen. Premier Janoekovitsj vroeg de Oostenrijkse kanselier Alfred Gusenbauer om in het conflict te bemiddelen.

Dat is wellicht niet onverstandig, want Oekraïne is een diepverdeeld land. Het komt, een beetje karikaturaal, hierop neer: de ene helft van het land spreekt Russisch, kiest voor Janoekovitsj en wil de banden met Rusland weer aanhalen; de andere helft spreekt Oekraïens en wil met meer hervormingsgezinde politici zoals Joesjtsjenko nauwer aansluiten bij westerse organisaties zoals de Europese Unie en de NAVO. De Oranjerevolutie leek het land twee jaar geleden uit de invloedssfeer van Moskou en naar het westerse kamp te hebben gehaald, maar de Oranjeregering ging daarna snel zelf aan machtsstrijd en corruptie ten onder.

De tweespalt is tegelijk politiek en economisch, en is gevaarlijk. De situatie in Kiev roept herinneringen op aan de machtsstrijd in Moskou in het begin van de jaren negentig, die Boris Jeltsin alleen kon beslechten door tanks op het parlement te laten schieten. Oekraïne ligt in het wankele grensgebied tussen Rusland en de Europese Unie, waarvoor de Europeanen op dit moment niet echt een politiek hebben. De ontnuchtering na het mislukken van de Oranjerevolutie was groot. Verschillende Europese landen hebben zich ondertussen ook nog meer dan tevoren met handen en voeten aan Moskou gebonden, dat soms de indruk wekt dat het een heel continent met een knip van de vinger zonder gas kan zetten. Er is in ieder geval minder animo dan enkele jaren geleden om stoer te doen tegenover Vladimir Poetin over het behoorlijk onberekenbare Oekraïne.

De situatie is in die goed twee jaar tijd ook politiek grondig veranderd. Bijvoorbeeld Polen wekte toen nog de indruk dat het Oekraïne kon helpen bij het opzetten van werkbare democratische instellingen. Het land is intussen met de populistische regering van de aartsconservatieve tweeling Lech en Jaroslav Kaczynski zelf een ongeleid projectiel geworden.

De democratie lijkt in verschillende voormalige satellietstaten van de Sovjet-Unie wel in een kramp te zijn geschoten. In Tsjechië en in Hongarije zijn links en rechts in het parlement zo ongeveer even sterk, maar voert de politieke rechterzijde in de instellingen en desnoods ook op straat een anti-Europees en uitermate populistisch discours. In landen zoals Slowakije, Bulgarije en Roemenië spelen ronduit antidemocratische krachten mee.

Die ontwikkeling voorspelt weinig goeds voor die landen zelf, laat staan voor een land zoals Oekraïne dat steun verwacht van deze kant van de grens. Maar ook Brussel en zelfs Washington maken zich meer zorgen over wat er in de nieuwe Europese lidstaten gebeurt dan ze publiekelijk willen toegeven.

Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content