Twee Belgen zitten vast in Guantanamo, het Cubaanse strafkamp voor vermeende terroristen onder Amerikaans gezag. Waarschijnlijk mogen ze binnenkort terug naar België. Hun gevangenneming en die van honderden anderen is een heet hangijzer in de strijd tegen het terrorisme.
De journalistiek logische én veel gestelde vraag ‘En hoe zit het met de Belgen in Guantanamo?’, levert steevast nerveuze reacties op. Guantanamo? No Comment. ‘Hoe minder u en de publieke opinie hierover weten, hoe beter’, klinkt het letterlijk bij een van de instanties die zich met de zaak bezighouden. Het is een argument dat te pas en te onpas wordt bovengehaald, als het over de strijd tegen het terrorisme gaat. Vanuit het standpunt van politie en justitie best begrijpelijk, maar daarom zijn vragen over mensenrechten nog niet irrelevant. Integendeel.
Wanneer je ervan uitgaat dat België en andere westerse landen rechtsstaten zijn – waar juridische principes gelden, als ‘je bent pas schuldig na een veroordeling’ of ‘iedereen heeft recht op een eerlijk proces, een advocaat én een redelijke termijn voor behandeling van zijn zaak’ – dan is de vraag naar het lot van de twee Belgen zelfs cruciaal. Eén van die twee, Moussa Zemmouri, zit al minstens anderhalf jaar opgesloten in Guantanamo. Zemmouri’s mensenrechten worden, net als die van ongeveer 600 andere ‘vijandige strijders’, op zeer grove wijze geschonden. Dat is geen stelling van linkse rakkers zoals de Amerikaanse documentairemaker Michael Moore, maar wel van rechters, advocaten, en mensenrechtenorganisaties als Amnesty International, Human Rights Watch en zelfs het Rode Kruis (in casu het International Committee of the Red Cross, ICRC).
Op 18 juni demonstreerden zo’n vijftig advocaten uit België, Spanje, Duitsland, Frankrijk en Italië in hun toga op een symbolische plaats, de Amerikaanse ambassade in Madrid. De advocaten, lid van de European Democratic Lawyers (EDL), overhandigden daar een document waarin ze uitleggen waarom ze ‘diep bezorgd’ zijn over de voortdurende schending van de rechten van gedetineerden in Amerikaanse gevangenissen in Guantanamo, Afghanistan en Irak.
De EDL citeert daarbij uit rapporten van Amnesty en het ICRC. Die klagen de wantoestanden al aan sinds 2003, maar kregen pas wereldwijd gehoor toen de martelfoto’s uit de Iraakse Abu Ghraib-gevangenis de wereld rondgingen. De EDL verwijst naar een recent rapport van Amnesty International, waarin een weinig fraai overzicht staat van de gevolgen van de oorlog tegen terrorisme voor de mensenrechten. Het gaat van standrechtelijke executies van Iraakse burgers, over willekeurige arrestaties tot regelrechte martelingen van gevangenen in de drie genoemde landen. Er zijn volgens het ICRC 37 gedocumenteerde gevallen van gevangenen die bewusteloos raakten en/of overleden als gevolg van geweld in ‘Amerikaans gevangenschap’, en minstens 23 gedetineerden werden neergeschoten.
Door het schandaal rond de martelingen van Iraakse gedetineerden door Amerikaanse soldaten en ‘werknemers van privé-bedrijven’ realiseerde de publieke opinie zich dat de slechte behandeling van vermeende terroristen wellicht iets verder ging dan dat zij werden vastgehouden in een juridisch vacuüm. Dit schandaal, zo beklemtoont de EDL, is ook relevant voor de gevangenen van Guantanamo en andere militaire gevangenissen. Volgens het rapport dat de Amerikaanse generaal Antonio Taguba over het Abu Ghraib-schandaal schreef, was het ’technische team’ dat in die Iraakse gevangenis voor de eerste ondervragingen zorgde – om de gedetineerden wat ‘loslippiger’ te maken – daarvoor ruim een jaar actief in Guantanamo. En ook generaal Geoffrey Miller, die achttien maanden de leiding had over Guantanamo, droeg nadien verantwoordelijkheid voor Amerikaanse gevangenissen in Irak. Niet alleen Abu Ghraib, maar ook Camp Bucca, Whitehorse, Cropper, Qaim en Samara.
‘Dit soort gegevens doen vermoeden dat het bij de praktijken in Abu Ghraib niet ging om geïsoleerde gevallen, noch dat ze het resultaat waren van individueel initiatief van enkele militairen, maar dat het ging om een door de hoogste niveaus algemene en goedgekeurde, of ten minste toegestane, manier van optreden’, aldus Wolfgang Kaleck, secretaris-generaal van EDL. ‘In Guantanamo worden gevangenen dag en nacht in kooien gevangen gehouden, zonder enige privacy, altijd geobserveerd, het licht altijd aan. En anders, een deel van de dag, met bedekte ogen en oren, handen en voeten geboeid. Er bestaat een weliswaar voorlopig rapport van 6 maart 2003 met een opsomming van twintig technieken om fysieke en psychologische druk uit te oefenen, waaronder slaapdeprivatie. Dit noemt men marteling.’
De aanhoudende internationale druk en kritiek op het juridische zwarte gat waarin de VS honderden mensen gevangen houden, én vooral het Abu Ghraib-schandaal leidden mogelijk tot enige verbetering van het lot van de Guantanamo-gevangenen. Zo mag het Rode Kruis hen bezoeken. Sommigen hebben uitzicht op een behandeling van hun zaak voor een, zij het vermoedelijk vooringenomen, militaire commissie of gelegenheidsrechtbank (rechters, aanklagers en advocaten zijn benoemd door Defensieminister Donald Rumsfeld). En steeds meer Guantanamo-gedetineerden – afkomstig uit zo’n 40 verschillende landen – worden uitgeleverd aan hun land (ruim 140 tot nu toe). Drie speciale VN-rapporteurs hebben onlangs niettemin toestemming gevraagd om in de gevangenissen in Guantanamo, Irak en Afghanistan te onderzoeken of de praktijken die in de strijd tegen het terrorisme worden gehanteerd, wel stroken met de mensenrechten.
Moussa Zemmouri zou in ieder geval in een goede gezondheid verkeren, toegang hebben tot medische zorg en ook bezoek krijgen van het ICRC. Het is onduidelijk wat Zemmouri, die in 1985 de Belgische nationaliteit verkreeg, in Afghanistan zocht toen hij daar in 2002 werd gearresteerd door Amerikaanse soldaten. Dat is ook wat een Belgische diplomaat uit Washington en een expert van de federale politie te weten wilden komen toen ze hem na wat diplomatiek getouwtrek mochten bezoeken en ondervragen. In totaal mochten de twee overheidsdienaren Zemmouri vier keer komen opzoeken, steeds in aanwezigheid van Amerikaanse militairen. Op 3 en 4 februari 2004 vertelde Zemmouri, in het Frans, hoe hij in het woelige Afghanistan verzeild was geraakt. Recenter werd nog een tweede gedetineerde die sinds 1996 over de Belgische nationaliteit beschikt, vanuit de gevangenis in het Afghaanse Kandahar overgebracht naar Guantanamo. Over hem is nog minder bekend.
Uitlevering
Het is duidelijk dat de zenuwen in België gespannen staan als het gaat om de twee landgenoten in Guantanamo. Begrijpelijk. De autoriteiten willen hen op Belgische bodem krijgen, maar hebben zeer weinig onderhandelingsmarge. De Belgische overheid verwijst in de onderhandelingen onder andere naar artikel 5 van de derde Conventie van Genève, dat bepaalt dat als er onduidelijkheid bestaat over de status van een krijgsgevangene, die persoon sowieso onder de bescherming van de Conventie valt, met de daaraan verbonden rechten, tot een bevoegde rechtbank zijn status heeft vastgesteld. Maar de Belgische overheid heeft niets te willen. Dit is een oorlog tegen het terrorisme, waarbij de VS de regels van het spel opnieuw uitvinden.
De Amerikaanse professor David Cole, verbonden aan het Law Center van Georgetown University schreef eerder dit jaar dat ‘Guantanamo het perfecte symbool is van wat de Amerikaanse regering werkelijk wil in de oorlog tegen terrorisme: de macht om op te treden zonder de beperkingen van wetten en verdragen’. Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken schreef in een recent rapport over schending van mensenrechten nochtans zelf dat die schending vele vormen kan aannemen, waaronder ‘de willekeurige uitoefening van macht door de staat’.
De meeste gedetineerden in Guantanamo zaten of zitten tot twee jaar vast in barbaarse omstandigheden, zonder te weten waarvoor zij worden aangeklaagd. ‘Een bedreiging voor de nationale veiligheid van de VS’ volstaat. Ook een kind van dertien vormde zo’n bedreiging en werd een jaar lang vastgehouden. Hoever het kan komen, ervoeren ook twee Afghaanse taxichauffeurs. Wazir Mohammed informeerde in april 2002 bij een controlepost wat er met zijn collega Sayed Abbasin was gebeurd. Beiden eindigden in een Amerikaanse cel, eerst in Kandahar en later in Guantanamo. Ze werden inmiddels vrijgelaten, maar spendeerden wel ruim een jaar aan de andere kant van de wereld, alleen maar omdat ze op het verkeerde moment op de verkeerde plaats waren, zo schreef Amnesty International. Kafka op Cuba.
De twee Belgen werkten voor zover bekend niet als taxichauffeur in Afghanistan. Voor wiens kar zij wél werden gespannen, is nog niet duidelijk. Niettemin werkt de Belgische diplomatie hard aan de uitlevering van de tweede landgenoten. ‘We zijn er zeer intensief mee bezig’, aldus een woordvoerder van Buitenlandse Zaken. ‘Zeer binnenkort vervolgen we de onderhandelingen met de Amerikaanse autoriteiten over hun uitlevering. Maar wat wij ook doen, de uiteindelijke beslissing ligt bij de Verenigde Staten.’
Er komt juridische en diplomatieke spitstechnologie bij kijken, zo verzekeren betrokkenen. Om de lastige klus te klaren, schakelde Buitenlandse Zaken het federale parket in. Het federale parket is bevoegd voor de coördinatie van strafonderzoeken die een grensoverschrijdend karakter hebben, zeker als het gaat om internationaal terrorisme. Het vormt het Belgische aanspreekpunt als het gaat om internationale gerechtelijke samenwerking en het onderhoudt goede relaties met Amerikaanse instanties. In dit dossier treden de parketmagistraten niet alleen op als magistraat, maar ook als diplomaat. De Belgische diplomatie had immers nogal wat recht te breien na de uiterst kritische houding van het liberale duo Louis Michel û Guy Verhofstadt tegenover de Amerikaanse bezetting van Irak. ‘De onderhandelingen over de uitlevering liggen zeer gevoelig’, zegt een betrokkene.
Informatie-uitwisseling over terrorisme tussen de Europese lidstaten verloopt al moeizaam – zoals eind 2002 bleek, toen de Europese Task Force voor terreurbestrijding ondergebracht bij Europol, werd opgedoekt. Dat Amerikaanse inlichtingendiensten niet al te scheutig zijn met het leveren van informatie over de opgepakte ‘vijandige strijders’ moge duidelijk zijn. Al was het maar omdat die informatie er niet altijd is. Zo citeerde de krant Boston Globe recent een topfunctionaris van het Amerikaanse ministerie van Defensie, die verklaarde dat er tegen de meeste gevangenen nog onvoldoende bewijzen zijn om hen zelfs maar voor de speciale militaire commissies te slepen. Maar men acht hen te gevaarlijk om ze vrij te laten.
Vóór de uitlevering van de twee Belgen in Guantanamo kan plaatsvinden, moet het federale parket aan de Amerikaanse autoriteiten toezeggen dat er op z’n minst een onderzoeksdossier wordt geopend. Bij het parket wil men bevestigen noch ontkennen dat dit al is gebeurd.
Spaarzame verhalen
De uitlevering van vermeende terroristen zorgt voor hoofdbrekens in diverse westerse hoofdsteden. Niemand wil het verwijt krijgen niet krachtdadig op te treden tegen terrorisme. In Europa wil men dat echter wel doen met een minimum aan respect voor enkele fundamentele rechtsprincipes. ‘Europese landen en de Amerikanen zijn objectieve bondgenoten in de strijd tegen terrorisme, alleen al omdat ze westerse democratieën zijn. Maar de manier waarop we ermee omgaan, is heel verschillend’, zegt een Belgische terreur-expert.
De Amerikaanse aanpak zal het voor moslims van fundamentalistische strekking, zo verzekeren deze en andere experts, alleen maar aantrekkelijker maken om daadwerkelijk de wapens op te nemen tegen de boze westerse satan. Jean-Luc Maret, terrorisme-expert van de Strategic Research Foundation in Parijs verklaarde aan The New York Times dat westerlingen die zich tot de islam bekeren, meer en meer zullen worden ingezet bij de voorbereiding of de uitvoering van aanslagen, gewoon omdat zij minder opvallen voor opsporingsdiensten. Volgens de Franse wetenschapper Antoine Sfeir, die een boek over deze trend schrijft, ziet een kleine groep van deze bekeerlingen – vaak door allerlei oorzaken gefrustreerde en zoekende jonge mensen – de golf van fundamentalistisch terrorisme als een ‘strijd van arme mensen tegen de rijken en machtigen van deze planeet’.
Volgens mensenrechtenorganisaties die zich bezighouden met het lot van de gevangenen van Guantanamo, is er doorgaans bijzonder weinig bekend over wat de ‘vijandige strijders’ in Guantanamo allemaal opbiechten. Welke vitale informatie over terreurnetwerken leveren zij de Amerikanen? En weegt die op tegen de schending van mensenrechten? Zullen Europese rechtbanken een vonnis willen vellen op basis van verklaringen van gedetineerden, in casu bewijsmateriaal verkregen is via ondervragingen in Guantanamo of andere gevangenissen? Ondervragingen die, zoals de EDL stelt, plaatsvonden nadat technici de gedetineerde met vernederingen en martelingen wat ‘losser’ moesten maken. In Nederland werden vermeende terroristen recent in eerste instantie vrijgesproken, alleen maar omdat er gebruik was gemaakt van niet van tevoren goedgekeurde telefoontapes. Bekentenissen van ‘vijandige strijders’ worden afgedwongen na schending van internationaal goedgekeurde verdragen als de Conventie van Genève of de Conventie tegen marteling en andere wrede, inhumane behandeling of bestraffing uit 1984. Net als de grondwet, geen vodjes papier.
Het spreekt allicht niet voor de Amerikaanse autoriteiten dat er al te veel over bekend raakt. De spaarzame verhalen in enkele media van ‘vijandige strijders’ die werden uitgeleverd, spreken boekdelen. Drie Britten – the Tipton Three – die in maart werden uitgeleverd, beschreven in onder andere The Guardian hoe zij in Guantanamo werden ondervraagd: maandenlang, 200 sessies van soms 12 uur, moesten zij geboeid en op hun knieen, aan Amerikaanse en Britse inlichtingendiensten bekentenissen afleggen, waarbij veelvuldig fysiek en psychisch geweld werd gebruikt.
Vorige week werden nog vijf Marokkaanse gedetineerden uit Guantanamo aan Marokko uitgeleverd. En kort daarvoor nog vier van de zeven Fransen. Onlangs schreef de krant Le Monde dat ‘als de gevangenen vrijgesproken worden van alle aanklachten, dit opnieuw een harde klap zou betekenen voor de geloofwaardigheid van de “war on terrorism” van president George W. Bush, die geen rekening houdt met nationale en internationale wetten noch moraliteit’.
Aan de andere kant is het in het belang van de gedetineerden zelf dat daar niet te veel over wordt gespeculeerd. Zo ook over de rol van Zemmouri in Afghanistan. Niet voor niets schuwt zijn familie in België elk contact met de media. ‘De familie is bang voor stigmatisering vanuit de eigen, Marokkaanse gemeenschap’, aldus een woordvoerder van Buitenlandse Zaken.
De familie heeft alle reden tot terughoudendheid. De Marokkaanse krant Aujourd’hui Le Maroc meldde dat de ‘Groupe Islamique Combattant Marocain’ (GICM) beschikt over ‘slapende cellen’ in België, Frankrijk, Italië, het Verenigd Koninkrijk en Canada. De GICM wordt verantwoordelijk geacht voor de bloedige bomaanslagen van 11 maart 2004 in Madrid. De krant ontleende deze kennis aan Marokkaanse speurders die hun informatie kregen van een topman van de GICM, die twintig jaar cel kreeg voor zijn rol bij de bomaanslagen in Casablanca. De Belgische cel zou zes leden tellen, onder wie Ahmed Zemmouri, de broer van Moussa.
Door Hans van Scharen